ECLI:NL:RBDHA:2025:11292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
24/5767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor huur en verhuiskosten door gemeente Den Haag

In deze zaak heeft eiseres, die onder bewind staat en een bijstandsuitkering ontvangt, vier aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur, de waarborgsom, woninginrichting en verhuiskosten. De gemeente Den Haag heeft deze aanvragen afgewezen, met de argumentatie dat de kosten voorzienbaar waren en eiseres had kunnen reserveren. Eiseres heeft in beroep gesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die haar verhinderd hebben om te reserveren, waaronder haar schulden en de noodzaak tot verhuizing na het overlijden van haar zoon. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld en op 28 mei 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de huur en verhuiskosten voorzienbaar waren en dat het college zich op het standpunt kon stellen dat eiseres had kunnen reserveren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de afwijzing van de aanvragen rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Atceken-Ata),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Den Haag, het college

(gemachtigde: [naam] )

Procesverloop

Eiseres heeft vier aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur, de waarborgsom, woninginrichting en verhuiskosten. Het college heeft deze aanvragen met de besluiten van 11 augustus 2022 en 22 augustus 2022 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 27 december 2022 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Op 12 februari 2024 is het beroep op zitting behandeld en in de uitspraak van 25 maart 2024 is het beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw bestreden besluit te nemen. Op 28 mei 2024 heeft het college een nieuw besluit op bezwaar (het bestreden besluit) genomen waarin de bezwaren van eiseres ongegrond zijn verklaard.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet (Pw). De goederen van eiseres zijn onder bewind gesteld. Eiseres ontvangt € 40,- leefgeld per week van de bewindvoerder. Eiseres heeft meerdere aanvragen om bijzondere bijstand ingediend, namelijk op 27 juli 2022 voor de eerste maand huur, op 28 juli 2022 voor de waarborgsom, op 11 augustus 2022 voor inrichtingskosten en op 15 augustus 2022 voor verhuiskosten. Hierbij heeft eiseres aangegeven dat op de uitkering beslag lag en zij een restschuld had van € 6.037,56.
2. Het college heeft eiseres vervolgens onder andere gevraagd om een “verklaring reden verhuizing”. Hierop heeft de bewindvoerder van eiseres geantwoord dat de hoge huur van de woning zwaar drukte op het budget van eiseres en dat de woning ook niet tot zeer slecht werd onderhouden waardoor eiseres hoge energiekosten had. Verder heeft de bewindvoerder naar voren gebracht dat eiseres in een schuldensituatie zit en haar huis voor haar niet meer bewoonbaar was omdat haar zoon in de woning was overleden door zelfdoding.
3. Het college wees de verzoeken af en bleef daar in bezwaar bij.
4. Op 12 februari 2024 is de zaak op zitting behandeld en in de daaropvolgende uitspraak van 25 maart 2024 heeft de rechtbank het college bevolen een nieuw besluit te nemen, omdat niet duidelijk was of en zo ja, in hoeverre, het voor de bewindvoerder, gezien zijn taak, gezien de aanwezigheid van schulden en gezien het bedrag dat verweerder maandelijks op de uitkering inhoudt, mogelijk was om te sparen. Naar het oordeel van de rechtbank kon de conclusie dat de bewindvoerder had moeten reserveren niet zonder nader onderzoek naar de reserveringscapaciteit worden getrokken.
5. Op 28 mei 2024 heeft het college een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres genomen en zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. Eiseres heeft schulden en leeft van een bijstandsuitkering. Zij heeft dus niet de ruimte om te kunnen sparen. Er wordt waar mogelijk afgelost op de schulden.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat sprake is van een noodzakelijke verhuizing. Zij kon niet reserveren voor deze kosten wegens schulden. Bovendien hebben de kosten zich voorgedaan en zijn zij noodzakelijk. Ook heeft eiseres geen draagkracht en beschikt zij niet over voldoende middelen om zelf de kosten te kunnen voldoen. Ten onrechte heeft het college aangegeven dat eiseres had moeten reserveren. Van de € 40,- leefgeld die zij per week ontvangt had zij niet kunnen reserveren.
8. Bovendien bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Het is te kort door de bocht van het college om aan te geven dat er geen dringende noodzaak voor verhuizing kan worden afgeleid. De redenen voor verhuizing kunnen met objectief verifieerbare gegevens worden ondersteund door eiseres.
Wat oordeelt de rechtbank?
9. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Pw, heeft de alleenstaand of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het college een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [1] Onder omstandigheden kan het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden een bijzondere omstandigheid zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw.
10. In deze zaak gaat het om kosten voor de eerste huur, waarborgsom, woninginrichting en verhuiskosten. Dit zijn incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat, kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
11. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of de kosten voorzienbaar waren en of er voor die kosten kon worden gespaard.
12. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, bijvoorbeeld de uitspraak van 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1763) dient bij toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Uit deze uitspraak volgt tevens dat de kosten van een verhuizing en inrichting van een woning moeten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kosten dienen in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau te worden bestreden hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Slechts wanneer de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, kan dit een aanleiding zijn om bijzondere bijstand te verlenen.
13. Eiseres heeft enkele jaren gezocht naar een andere woning. Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de eerste maand huur, waarborgsom, verhuiskosten en inrichtingskosten, voorzienbaar waren. Daarnaast heeft het college zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiseres voor die kosten had kunnen reserveren. In het bestreden besluit heeft verweerder dit nader gemotiveerd en uiteengezet hoeveel de bewindvoerder van eiseres voor haar had kunnen reserveren. Dat de bewindvoerder van eiseres ervoor heeft gekozen niet te reserveren, maar extra af te lossen op de schulden van eiseres, doet daar niet aan af. Volgens vaste rechtspraak [2] is het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid die in het individuele geval bijstandverlening rechtvaardigt. Schulden, dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de bijstand.
14. Gezien het voorgaande is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T.H. Janssen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1763.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1712.