ECLI:NL:CRVB:2018:1712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor huur-, stofferings- en inrichtingskosten op basis van onvoldoende reserveringscapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die sinds 1 juli 2009 bijstand ontving, had op 3 september 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor huur-, stofferings- en inrichtingskosten in verband met een verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en uit het eigen inkomen moeten worden betaald. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij niet in staat was om te reserveren voor de kosten van de verhuizing, omdat deze onverwacht was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant, gezien zijn lange periode van bijstandsontvangst en zijn inschrijving als woningzoekende, in staat had moeten zijn om te reserveren. Bovendien is het ontbreken van reserveringscapaciteit door schulden geen bijzondere omstandigheid die recht geeft op bijzondere bijstand volgens de Participatiewet. De Raad heeft geconcludeerd dat het college de aanvraag van de appellant terecht heeft afgewezen, en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, met P.C. de Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2018. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.