ECLI:NL:RBDHA:2025:10807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24-10747 en NL24.26538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van een minderjarige asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een plaatsingsbesluit en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een minderjarige asielzoeker, eiser, van Somalische nationaliteit. Eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het COa had besloten om eiser te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, en de minister had een maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd. Eiser betwistte de verslaglegging en kwalificatie van zijn gedragingen niet, maar voerde aan dat er onvoldoende aandacht was besteed aan zijn belangen als minderjarige en dat Nidos geen toestemming had gegeven voor de plaatsing. De rechtbank oordeelde dat het COa zich terecht op het standpunt had gesteld dat de plaatsing gerechtvaardigd was op basis van incidenten waarbij eiser betrokken was geweest. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd waren en dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet in strijd was met het legaliteitsbeginsel. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/10747 en NL24.26538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaken tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2024 (het bestreden besluit 1) heeft het COa besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Rva [2] te plaatsen in een HTL [3] te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 19 juni 2024 (het bestreden besluit 2) heeft de minister aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vw [4] (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden
besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 24/10747. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.26538.
Eiser heeft op 2 juli 2024 de HTL verlaten.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het COa en de minister deelgenomen.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst in afwachting van een zitting van de meervoudige kamer op 17 september 2024. Op 6 maart 2025 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan. [5] Het COa heeft op 1 april 2025 op deze uitspraak gereageerd. Na toestemming van partijen om de zaak zonder nadere zitting af te doen heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. In het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiser met ingang van 19 juni 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact.
1.1.
Eiser verblijft sinds 30 november 2023 in de opvang van het COa en is meerdere malen negatief in beeld geweest bij het COa. Tussen 29 maart 2024 en 13 juni 2024 is eiser betrokken geweest bij 12 incidenten, waarbij agressie en geweld tegen personeel en medebewoners een rol hebben gespeeld. Aan eiser is begeleiding aangeboden door team Visa Versa en er is geprobeerd eiser op te laten nemen in de GGZ-instelling Emergis. Verder zijn multidisciplinaire overleggen gehouden en zijn gesprekken gevoerd met mentoren en Nidos. Ook zijn er correctiegesprekken gevoerd en leermaatregelen opgelegd.
1.2.
Op 13 juni 2024 heeft op het azc in Goes een incident plaatsgevonden, waarbij eiser de confrontatie heeft gezocht met een medebewoner en daarbij dreigende bewegingen maakte. Eiser heeft voorwerpen gepakt met scherpe punten en spijkers en wilde deze gebruiken tegen de medebewoner. De politie is ter plaatse gekomen en eiser heeft zich verbaal agressief tegen de politie opgesteld. Eiser is uiteindelijk aangehouden en naar het politiebureau gebracht.
1.3.
Middels de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de minister een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 19 juni 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De minister is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Het incident als zodanig
2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa zich terecht op het standpunt gesteld dat een plaatsing in de HTL gerechtvaardigd is op basis van het incident op 13 juni 2024, dat door het COa is aangemerkt als een incident met zeer grote impact. Eiser was tijdens dit incident meermaals fysiek en verbaal agressief tegen een medebewoner en hij heeft zich verbaal agressief opgesteld tegen de politie. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep de kwalificatie van het incident en de impact van zijn gedrag niet heeft betwist.
Toestemming Nidos
3. Eiser voert aan dat in de bestreden besluiten geen overwegingen zijn gewijd aan de belangen van eiser als minderjarige. Ook blijkt uit het plaatsingsbesluit niet dat Nidos toestemming heeft gegeven voor de plaatsing in de HTL.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat het COa voor de plaatsing van eiser in de HTL Nidos geraadpleegd heeft. In het plaatsingsbesluit staat ook aangegeven dat aan eiser begeleiding is aangeboden door team Visa Versa, een extern bedrijf gespecialiseerd in jeugdzorg en psychiatrie. Daarnaast heeft het COa geprobeerd eiser vrijwillig op te laten nemen in de GGZ-instelling Emergis, maar deze opname werd al na een halve dag door eiser beëindigd. Verder zijn multidisciplinaire overleggen gehouden en zijn gesprekken gevoerd met mentoren en Nidos. Ook zijn er een correctiegesprekken en leermaatregelen opgelegd. Een gedragsdeskundige heeft uiteindelijk geconcludeerd dat het voor eisers eigen veiligheid en die van zijn omgeving onverantwoord is om eiser nog langer op het azc in Goes te laten verblijven. Daarom zijn het COa en Nidos samen op zoek gegaan naar een geschikte zorglocatie voor eiser. Nidos heeft in eerste instantie akkoord gegeven voor plaatsing in de HTL tot en met 18 juni 2024 en hier is ook eiser mee akkoord gegaan. Omdat het vinden van een geschikte zorglocatie voor eiser complex is, heeft Nidos vervolgens toestemming gegeven om eiser vanaf de datum van oplegging van het plaatsingsbesluit op 19 juni 2024 twee weken in de HTL te plaatsen met de mogelijkheid tot verlenging.
3.2.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat in het plaatsingsbesluit ruime aandacht is besteed aan de belangen van eiser als minderjarige. Ook heeft Nidos de vereiste toestemming voor plaatsing in de HTL gegeven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het legaliteitsbeginsel
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat plaatsing in de HTL niet kan plaatsvinden door enkel naar het maatregelenbeleid te verwijzen. Het maatregelenbeleid is niet in lijn met artikel 3:42 van de Awb [6] in samenhang met artikel 5 van de Bekendmakingswet gepubliceerd in de Staatscourant. Dit beleid is dan ook niet in werking getreden in de zin van artikel 3:40 van de Awb. Het maatregelenbeleid is daarom geen beleidsregel in de zin van de Awb. Dat betekent dat voor de motivering van het besluit niet slechts kan worden volstaan met een verwijzing naar deze vaste gedragslijn als bedoeld in artikel 4:82 van de Awb.
4.1.
De rechtbank overweegt dat ter motivering van de plaatsing niet is volstaan met een enkele verwijzing naar het maatregelenbeleid. In het plaatsingsbesluit is namelijk uitgebreid gemotiveerd waarom in dit geval de HTL-maatregel is opgelegd. Van strijd met artikel 4:82 Awb is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerdergenoemde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 maart 2025. [7]
4.2.
Verder stelt eiser dat de plaatsing in de HTL een bestuurlijke sanctie is en dat deze sanctie, op grond van artikel 5:4, tweede lid, van de Awb, voldoende voorzienbaar en kenbaar dient te zijn. Plaatsing in de HTL ‘op grond van het maatregelenbeleid’ geschiedt op basis van overtreding van de huisregels. Deze huisregels zijn niet voldoende voorzienbaar en kenbaar, omdat ze niet zijn gepubliceerd. Bovendien zijn deze huisregels onvoldoende specifiek geformuleerd.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 10, eerste lid, sub i, van de Rva in samenhang met artikel 11 van de Rva in dit geval voldoende grondslag biedt voor plaatsing van eiser in de HTL. Het incident betreft immers een ernstige vorm van geweld en is op juiste wijze gekwalificeerd als een incident met een zeer grote impact. Het COa is bij dergelijke incidenten bevoegd tot het stellen van regels – zoals gedaan in het maatregelenbeleid - met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en daarmee ook tot plaatsing in de HTL. De vraag of en in hoeverre de huisregels voldoende voorzienbaar en kenbaar zijn om bij overtreding daarvan als grondslag voor een plaatsing in de HTL te dienen, hoeft hier dus geen bespreking. Ook in dit verband verwijst de rechtbank naar de eerdergenoemde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 maart 2025. [8]
4.4.
Tot slot stelt eiser dat de vrijheidsbeperkende maatregel in strijd is met artikel 2 vierde protocol van het EVRM. [9] Eiser stelt dat artikel 56 van de Vw enkel de mogelijkheid biedt om iemand te gebieden op een gebied groter dan één plaats binnen hekken en muren te verblijven. Artikel 5.1 van het Vb [10] vermeldt immers duidelijk de verplichting om zich in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden; het HTL-gebouw met luchtplaatsen binnen de muren en hekken is niet een bepaald gedeelte van Nederland, maar slechts een gebouw met wat gras omringd door hekken en muren en daarmee te beperkt.
4.5.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Onder verwijzing naar de uitspraak van 6 maart 2025 overweegt de rechtbank dat de door de minister gegeven uitleg van artikel 56 van de Vw in samenhang met artikel 5.1. van het Vb niet in strijd is met de tekst van de door eiser aangehaalde bepaling.
Vrijheidsontneming
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat plaatsing in de HTL vrijheidsontneming, en geen vrijheidsbeperking is. In de kern komt dit betoog er op neer dat - anders dan de het COa veronderstelt - de mogelijkheid de HTL vrijwillig te verlaten volgens eiser geen reële mogelijkheid is gelet op de gevolgen die dat heeft en de positie waarin de vreemdeling verkeert.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling [11] in haar uitspraak van 11 september 2024, heeft geoordeeld dat plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming betreft. [12] Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan de rechtbank tot een andere conclusie zou moeten komen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel dan het oordeel van de Afdeling zoals opgenomen in genoemde uitspraak. Het betoog van eiser treft geen doel.
Fouillering
6. Eiser voert aan dat iedere persoon die in de HTL wordt geplaatst in ieder geval bij binnenkomst wordt gefouilleerd. Dit gebeurt niet vrijwillig. Het COa, noch de dienstdoende boa’s zijn bevoegd om te fouilleren. Dit maakt de plaatsing in de HTL onrechtmatig.
6.1.
In de reactie van het COa van 1 april 2025 in deze zaak op de uitspraak van de meervoudige kamer van 6 maart 2025, heeft het COa toegelicht dat het personeel van het COa niet fouilleert maar enkel controleert. Een dergelijke controle is in de basis altijd vrijwillig.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiser onvoldoende concreet is om te oordelen dat eiser is gefouilleerd in plaats van gecontroleerd. Er is voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de gestelde werkwijze van het COa. Nu de rechtbank van oordeel is dat in het geval van eiser geen sprake was van fouillering, behoeft de bevoegdheid van het COa of boa’s tot fouillering geen verdere bespreking. De controle door COa-medewerkers als zodanig maakt de plaatsing in de HTL niet onrechtmatig.
Medische problematiek
7. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn psychische problematiek niet tot de doelgroep van de HTL behoort.
7.1.
De rechtbank overweegt dat voor zover eiser meent dat sprake is van een contra-indicatie om medische redenen, het COa zorgvuldig heeft gehandeld door het GZA op
13 juni 2024 voor de HTL-plaatsing te raadplegen. Het GZA heeft niet aangegeven dat er een medische contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL in het geval van eiser. Daar komt bij dat uit de gang van zaken, zoals weergeven onder punt 3.1., volgt dat het COa voorafgaand aan het opleggen van de HTL-maatregel allerlei stappen heeft ondernomen om eiser op een andere manier te begeleiden. Van een lichtzinnige plaatsing is geen sprake.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr.
Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is buiten staat te tekenen de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
3.Handhaving- en Toezichtlocatie.
4.Vreemdelingenwet 2000.
6.Algemene wet bestuursrecht.
9.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
10.Vreemdelingenbesluit 2000.
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.