ECLI:NL:RBDHA:2025:1069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL25.1380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Bulgaarse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Bulgaarse vreemdeling, eiser, die op 8 januari 2025 in bewaring is gesteld. De Minister van Asiel en Migratie, verweerder, had de maatregel opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de juiste wijze in kennis is gesteld van de redenen van zijn bewaring, maar oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank heeft de belangenafweging in het voordeel van verweerder laten uitvallen, omdat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de openbare orde en het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft langer dan 24 uur in een politiecel verbleven, maar de rechtbank concludeert dat dit niet onrechtmatig was, aangezien de termijn van 24 uur pas begint te lopen op het moment dat de vreemdeling in bewaring is gesteld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in het zicht op uitzetting naar Bulgarije. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 14 januari 2025 de gronden van het beroep ingediend. Op 16 januari 2025 heeft verweerder een reactie op de gronden van het beroep ingediend. Op 22 januari 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Bulgaarse nationaliteit en is geboren op [datum] 1994.
Voortraject
2. Eiser voert allereerst aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet overeenkomstig artikel 5.3, eerste lid, van het Vb aan hem heeft uitgereikt. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van zittingsplaats Roermond van 1 mei 2023. [2] Eiser heeft een standaard toelichting in de Turkse taal gekregen met daarin een korte samenvatting van de opgelegde maatregel. In die toelichting staan de gronden van de maatregel niet specifiek benoemd. Uit de maatregel van bewaring blijkt weliswaar dat eiser met behulp van een tolk in de Bulgaarse taal in kennis gesteld van de maatregel van bewaring, maar de maatregel en de daaraan ten grondslag liggende gronden/redenen zijn niet schriftelijk aan hem kenbaar gemaakt in een taal die hij verstaat. De informatiefolder is niet in de Bulgaarse taal beschikbaar. De uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023 [3] maakt het voorgaande niet anders. Eiser meent dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
3. De rechtbank stelt vast dat de door de Afdeling [4] gestelde termijn om de werkwijze zo aan te passen dat verweerder wel aan zijn informatieplicht voldoet, nog niet was verstreken ten tijde van het uitreiken van de bestreden maatregel. [5] Deze termijn verstrijkt immers pas na zes maanden, te rekenen vanaf de datum van die uitspraak. Het niet voldoen aan de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
4. De te maken belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van verweerder
uit. Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de
redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is met behulp van een Bulgaarse tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser door middel van het mondeling toelichten van de informatiebrief in een taal die hij verstaat (het Bulgaars), op de hoogte gesteld van de redenen dat hij in bewaring is gesteld, van de mogelijkheid van het instellen van beroep en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Vervolgens is aan eiser de folder in het Turks uitgereikt. Eiser heeft verklaard de Turkse taal machtig te zijn en in het beroepschrift van 10 januari 2025
is zelfs aangegeven dat eiser in het Turks gehoord wilt worden en als tweede taal Bulgaars. Dat eiser de folder in het Turks heeft ontvangen kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen. Eiser heeft ook, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Het gebrek leidt daarom niet tot onrechtmatigheid van de maatregel.
Verblijf in politiecel
5. Voorts stelt eiser dat hij langer dan 24 uur in een politiecel heeft verbleven voordat hij is overgebracht naar het detentiecentrum. Eiser is op 8 januari 2025 om 17.02 uur aangehouden en meegenomen naar het politiebureau aan het Doelwater 5 in Rotterdam. Vervolgens is eiser om 17.55 uur voorgeleid bij de Hulpofficier van Justitie. Om 19:58 uur is eiser overgedragen aan de AVIM [6] waar hij om 21:00 uur is gehoord. De maatregel van bewaring is opgelegd om 23:15 uur. Eiser is op 9 januari 2025 om 20:50 uur opgehaald en overgebracht naar het detentiecentrum. Eiser heeft dus van 8 januari 2025, 19:58 uur tot 9 januari 2025, 20:50 uur in een politiecel verbleven. Dit is meer dan 24 uur. Eiser verwijst naar de uitspraken van de Afdeling van 23 februari 2024 en 28 mei 2024. [7]
6. Een maatregel van bewaring wordt in beginsel ten uitvoer gelegd in een speciale inrichting voor vreemdelingenbewaring. [8] Uit de rechtspraak volgt dat plaatsing in een politiecel in elk geval voor 24 uur is toegestaan om vervoer naar deze speciale inrichting te regelen. [9] Anders dan eiser stelt, begint deze termijn van 24 uur te lopen op het moment dat de vreemdeling in bewaring is gesteld. [10] De rechtbank stelt vast dat eiser op 8 januari 2025 om 23:15 uur in bewaring is gesteld. Hij is vanuit de politiecel overgeplaatst op 9 januari 2025 om 20:50 uur. Dit maakt dat eiser niet langer dan 24 uur in een politiecel heeft verbleven.
Maatregel van bewaring
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [11] vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [12] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. In zijn verweerschrift heeft verweerder de zware grond 3d laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3b en 3c feitelijk juist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook de overige lichte gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht. Deze zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Voortvarend handelen en zicht op uitzetting
10. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Bulgarije ontbreekt. Eiser heeft bij de AVIM aangegeven dat er een laissez-passer aanwezig is bij de Bulgaarse autoriteiten. Eiser heeft geprobeerd om contact op te nemen met de Bulgaarse autoriteiten. Dit heeft echter niet tot een gesprek geleid. Het moet verweerder bekend zijn dat de Bulgaarse autoriteiten een laissez-passer aan eiser hebben afgegeven. Eiser verwijst hierbij naar een eerdere bewaringszaak van zittingsplaats Rotterdam met kenmerk NL24.40191. Er stond destijds een vlucht geboekt voor 28 oktober 2024 naar Sofia. Deze vlucht is geannuleerd omdat de bewaring op 22 oktober 2024 is opgeheven. Namens eiser is het beroep NL24.40191 op 22 oktober 2024 ingetrokken.
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Eiser is op 8 januari 2025 in bewaring gesteld. Op 13 januari 2025 heeft een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden. Uit het verweerschrift blijkt verder dat verweerder op 13 januari 2025 nadere informatie omtrent de nog lopende T&O [13] -verzoek heeft opgevraagd bij de Bulgaarse autoriteiten. De DIA [14] heeft de regievoerder laten weten dat geen nieuwe T&O-aanvraag opgestart hoeft te worden. Op 13 januari 2025 is een vlucht aangevraagd en op 14 januari 2025 is een vluchtakkoord ontvangen en zijn de vluchtgegevens bekend geworden. Eiser is op 21 januari 2025 om 10:20 uur uitgezet naar Sofia. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat zicht op uitzetting naar Bulgarije niet ontbreekt.
Ambtshalve toets [15]
12. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
7.ECLI:NL:RVS:2024:775 en ECLI:NL:RVS: 2024:2181.
8.Dat volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn.
9.Zie rechtsoverweging 3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2024:2181.
10.Zie rechtsoverweging 4 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2024:2181.
11.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
12.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
13.Terug- en Overnameovereenkomst.
14.Directie Internationale Aangelegenheden.
15.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.