ECLI:NL:RBDHA:2025:10435
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 13 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring voortduurt en dat de kennisgeving van de minister op 5 juni 2025 als een beroep van eiser tegen deze voortduren kan worden beschouwd. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het vooronderzoek op 12 juni 2025 is gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de maatregel tot het sluiten van het vorige onderzoek op 26 maart 2025 rechtmatig was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat zicht op uitzetting geen voorwaarde is voor de maatregel van bewaring op basis van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft betoogd dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, maar de rechtbank heeft deze beroepsgronden verworpen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen grond is voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.