In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025, in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde compensatie voor de kinderopvangtoeslag beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Dienst Toeslagen over de compensatie voor de jaren 2013 tot en met 2017. De rechtbank constateert dat de Dienst Toeslagen de compensatie voor het toeslagjaar 2015 had vastgesteld op € 48.565,- en dat het verzoek om compensatie voor de jaren 2013, 2014 en 2017 was afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar en tegen de afwijzing van de compensatieverzoeken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 maart 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Dienst Toeslagen. De rechtbank oordeelt dat de berekening van de compensatie over het jaar 2015 niet onjuist is en dat er geen sprake is van vooringenomenheid of hardheid in het stelsel. Eiseres krijgt geen gelijk in haar beroep, maar de rechtbank kent wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500,- en veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van proceskosten van € 453,50. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.