ECLI:NL:RBDHA:2025:10218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis op grond van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiseres, een 93-jarige Syrische vrouw, op 14 december 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 december 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 16 januari 2025 bevestigde de afwijzing. Eiseres is momenteel woonachtig in een vluchtelingenkamp in Irak en heeft een zoon die in Nederland woont. De rechtbank heeft op 17 april 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de minister zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij exclusief afhankelijk is van haar zoon en zijn gezin. Hoewel er persoonlijke banden zijn met haar kleinkinderen, rechtvaardigt dit niet de positieve verplichting om haar verblijf in Nederland toe te staan. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt, vooral gezien haar leeftijd, medische klachten en de onzekerheid over de financiële situatie van haar zoon en zijn gezin. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.