ECLI:NL:RBDHA:2025:10218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
NL25.5767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft eiseres, een 93-jarige Syrische vrouw, op 14 december 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 december 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 16 januari 2025 bevestigde de afwijzing. Eiseres is momenteel woonachtig in een vluchtelingenkamp in Irak en heeft een zoon die in Nederland woont. De rechtbank heeft op 17 april 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de minister zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij exclusief afhankelijk is van haar zoon en zijn gezin. Hoewel er persoonlijke banden zijn met haar kleinkinderen, rechtvaardigt dit niet de positieve verplichting om haar verblijf in Nederland toe te staan. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt, vooral gezien haar leeftijd, medische klachten en de onzekerheid over de financiële situatie van haar zoon en zijn gezin. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.M. van der Lei).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 14 december 2021 een aanvraag ingediend voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1932 en heeft de Syrische nationaliteit. Thans verblijft zij in een vluchtelingenkamp in Irak.
2.1.
De referent van eiseres is haar zoon, [referent] , geboren op [geboortedatum 1] 1974, met eveneens de Syrische nationaliteit. Hij is getrouwd met [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 1972. Samen hebben ze vier kinderen: [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] , en drie kleinkinderen: [kleinkind 1] , [kleinkind 2] en [kleinkind 3] .
2.2.
Referent heeft een aanvraag ingediend voor eiseres, zijn vrouw en kinderen. De aanvragen voor zijn vrouw en kinderen zijn ingewilligd, maar niet voor eiseres. Redengevend daarvoor is dat verweerder geen bijkomende elementen van afhankelijkheid en dus geen familie-of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM aanneemt tussen eiseres en referent, evenmin tussen eiseres en referents vrouw en ook niet tussen eiseres en referents meerderjarige kinderen. Verweerder neemt wel familie-en gezinsleven aan tussen eiseres en referents minderjarige kinderen, maar de belangenafweging valt uit in het nadeel van eiseres.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat er wel bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn en dat de belangenafweging bovendien ten onrechte in haar nadeel is uitgevallen. Eiseres voert aan dat zij 93 jaar oud is en niet zelfstandig kan functioneren. Zij kan niet koken en zelf geen boodschappen doen. Ook heeft zij medische problemen. Verweerder miskent dat er geen reëel alternatief is voor de verzorging van eiseres. Eiseres heeft sinds het overlijden van haar man in de jaren 80 bij het gezin van referent gewoond.
3.1.
Ten aanzien van de belangenafweging wijst eiseres erop dat verweerder te weinig gewicht heeft toegekend aan de objectieve belemmering. Daarbij gaat het er ook om dat, hoewel eiseres thans in Irak verblijft, er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in het land van herkomst – Syrië – uit te oefenen. Aan de andere kant kent verweerder te veel gewicht toe aan het economische belang. Eiseres wijst daarbij op de uitspraak van 2 februari 2022. [1] Verder zullen naar verwachting referent en sommige kinderen een baan vinden in Nederland, waardoor het gezin in het levensonderhoud van eiseres kunnen voorzien. Thans is één van referents kinderen al werkzaam.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond exclusief afhankelijk te zijn van referent en zijn gezin. En hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres behoefte heeft aan de nabijheid van referent en zijn gezin, is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarin op zichzelf terecht geen reden heeft gezien om aan te nemen dat eiseres voor haar psychische en lichamelijk gezondheid (meer dan gebruikelijk) afhankelijk is van de zorg van referent of van zijn fysieke nabijheid.
4.1
De rechtbank volgt verweerder verder in het standpunt dat er weliswaar sprake is van persoonlijke en hechte banden met de kleinkinderen, maar dat dit niet leidt tot de positieve verplichting om eiseres verblijf op grond van artikel 8 EVRM toe te staan. Daarbij heeft verweerder mogen meewegen dat weliswaar sprake is van een objectieve belemmering om terug te keren naar Syrië, maar verweerder heeft terecht betrokken dat eiseres inmiddels op leeftijd is, medische klachten heeft en waarschijnlijk een beroep zal doen op algemene middelen in Nederland. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat het enige werkzame kind van referent voldoende verdient om het gezin, inclusief, eiseres te kunnen onderhouden. Daarin verschilt de situatie van eiseres ook met de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022. Ter zitting is aangevoerd dat de kinderen van referent bezig zijn met inburgering en op termijn deel zullen nemen aan het arbeidsproces. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit echter een onzekere, toekomstige gebeurtenis. Verder heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen in verweer dat de EHRM arresten Haydarie [2] , Konstantinov [3] en Hasanbasic [4] die in die uitspraak worden benoemd en waar eiseres zelf naar verwijst, het belang benadrukken van inspanningen die worden verricht om aan werk te komen. Daarvan is in het geval van referent en zijn gezin niet gebleken [5] .
4.2.
Verweerder heeft bij de belangenafweging alle relevante gegevens en belangen van eiseres kenbaar en in samenhang afgewogen tegen het (economisch) belang van de Nederlandse staat. Voor zover eiseres een beroep doet op de omstandigheden in het vluchtelingenkamp waar zij verblijft, oordeelt de rechtbank dat verweerder deze asielgerelateerde omstandigheden terecht buiten beschouwing heeft gelaten [6] .
5. Het voorgaande maakt dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat de kans zeer groot is dat eiseres, zodra zij in Nederland verblijft, aanspraak zal moeten maken op door algemene middelen gefinancierde faciliteiten, bijvoorbeeld de gezondheidszorg en een bijstandsuitkering. Verweerder heeft dan ook deugdelijk gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Arrest van 20 oktober 2005 van het EHRM (Haydarie e.a./Nederland),
3.Arrest van 26 april 2007 van het EHRM (Konstantinov/Nederland),
4.Arrest van 11 juni 2013 van het EHRM (Hasanbasic/Zwitserland),