ECLI:NL:RBDHA:2025:10203
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.M. de Wit
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de minister van Asiel en Migratie inzake verblijfsrecht op grond van Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die sinds 28 februari 2014 in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven als niet-ingezetene, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 januari 2024, waarin is vastgesteld dat hij geen verblijfsrecht heeft op grond van het Unierecht. De minister heeft dit besluit gehandhaafd in een bestreden besluit van 29 november 2024. Eiser is van mening dat de minister onvolledig onderzoek heeft gedaan naar zijn verblijfsstatus en dat hij ten onrechte is bevolen om terug te keren naar Polen. De rechtbank heeft op 17 april 2025 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in de periode van 28 februari 2014 tot maart 2023 rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister geen belangenafweging hoefde te maken met betrekking tot de vertrektermijn van één maand, omdat er geen rechtsregel is die dit vereist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het besluit van de minister om Polen als land van terugkeer te noemen, onterecht was. Het beroep is gegrond verklaard en het besluit is gedeeltelijk vernietigd, maar de overige rechtsgevolgen blijven in stand. De rechtbank heeft ook een proceskostenveroordeling uitgesproken ten gunste van eiser.