ECLI:NL:RBDHA:2025:10142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL25.17419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank oordeelt dat eiseres procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep, ondanks dat zij met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank stelt vast dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de besluitvorming niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Er zijn geen ondubbelzinnige toezeggingen gedaan door een bevoegde persoon die de verwachting wekten dat haar asielverzoek inhoudelijk behandeld zou worden. De rechtbank oordeelt dat de minister het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid en dat er geen aanleiding was om eiseres opnieuw uit te nodigen voor een Dublingehoor.

Eiseres betoogt dat de minister niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan vanwege structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat er geen aanwijzingen zijn dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Duitsland een reëel en ernstig risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard. [2]
Heeft eiseres procesbelang bij de inhoudelijke behandeling van haar beroep?
4. In het voornemen van 27 februari 2025 en in het bestreden besluit van 7 april 2025 heeft de minister opgenomen dat uit de informatie van het Centraal Orgaan opvangvoorzieningen (het COa) en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) is gebleken dat eiseres op 4 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken zonder de beslissing op haar verzoek om internationale bescherming af te wachten. Op 21 mei 2025 heeft de minister de rechtbank een brief gestuurd waarin zij toelicht dat eiseres nog steeds met onbekende bestemming is vertrokken en zich sinds 4 februari 2025 niet meer heeft gemeld. Gelet daarop stelt de minister zich, onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] , op het standpunt dat indien blijkt dat eiseres geen contact meer heeft met haar gemachtigde zij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Het beroep moet dan niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.1.
De rechtbank volgt bovenstaand standpunt van de minister niet. De gemachtigde van eiseres heeft op zitting namelijk aangegeven dat eiseres op de hoogte is van de zitting en dat hij contact met eiseres heeft. Uit angst overgedragen te worden, is zij uit de opvanglocatie vertrokken en mag gemachtigde van haar niet vertellen waar zij is. Zij wil nog steeds dat haar asielverzoek in Nederland wordt behandeld. Gelet op deze informatie oordeelt de rechtbank dat eiseres procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Omdat de rechtbank procesbelang aanneemt is het beroep ontvankelijk en gaat zij hieronder over tot een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden van eiseres.
Heeft de minister het vertrouwen gewekt dat eiseres in de nationale procedure zou worden opgenomen?
5. Eiseres betoogt dat de minister bij haar de verwachting heeft gewekt dat haar asielaanvraag in behandeling zou worden genomen en in de algemene procedure zou worden behandeld. Het aanmeldgehoor dat eiseres heeft gehad was namelijk geen Dublingehoor, maar een inhoudelijk ‘AA’-gehoor. Op de zitting stelt eiseres dat zij een beroep doet op het vertrouwensbeginsel.
Toetsingskader
5.1.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. [4]
Oordeel van de rechtbank
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat de besluitvorming niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Er is namelijk geen sprake van een ondubbelzinnige toezegging door een daartoe bevoegd persoon, waar eiseres de verwachting aan kon ontlenen dat haar asielverzoek inhoudelijk behandeld zou gaan worden. Eiseres heeft op 31 oktober 2024 een asielaanvraag gedaan, maar er was geen sprake van een Eurodactreffer. Op 18 november 2024 heeft er een aanmeldgehoor plaatsgevonden. In dit gehoor kwam pas naar voren dat eiseres ook in Duitsland is geweest. De minister heeft vervolgens op 10 december 2024 Dublinonderzoek opgestart op grond van artikel 34 van de Dublinverordening, waarbij is gevraagd of de vingerafdrukken van eiseres konden worden gecontroleerd en of zij in Duitsland ook een asielaanvraag heeft gedaan. Op 16 december 2024 hebben de Duitse autoriteiten gereageerd en aangegeven dat eiseres met haar beschikbare data geïdentificeerd kon worden. Op 18 december 2024 heeft de minister bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Dit verzoek is op 20 december 2024 door Duitsland aanvaard. Vervolgens is eiseres uitgenodigd voor een Dublingehoor.
Gelet op bovenstaand onderzoek en procedureverloop is de rechtbank dan ook van oordeel dat het feit dat eerst een regulier aanmeldgehoor is gehouden, niet maakt dat de minister een toezegging heeft gedaan of het vertrouwen heeft gewekt dat Nederland de asielaanvraag van eiseres in behandeling zou nemen. Dat gemachtigde op de zitting heeft aangegeven dat een medewerker van de IND telefonisch aangaf ook niet helemaal te weten hoe het zat, maakt dit niet anders. Uit die mededeling volgt juist dat het volgens deze medewerker niet duidelijk was wat de stand van zaken was en dat er dan ook geen concrete, ondubbelzinnige toezegging is gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid?
6. Eiseres betoogt dat de minister het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. Dit betoog is tweeledig. In de eerste plaats had de minister een nieuw Dublingehoor moeten inplannen nadat eiseres bij het eerste niet is verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft namelijk toegelicht dat eiseres vanwege het ontbreken van een advocaat en haar psychische problematiek op 22 december 2024 niet naar het Dublingehoor durfde te gaan. Ook had de minister voorafgaand aan het Dublingehoor opdracht moeten geven aan MediFirst om eiseres te evalueren en te bepalen of zij vanwege haar psychische problematiek in staat was om gehoord te worden.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat geen aanleiding bestond om eiseres nogmaals uit te nodigen voor een Dublingehoor nadat zij niet is verschenen op het gehoor van 22 december 2024. Op 3 januari 2025 heeft de gemachtigde van eiseres de minister geïnformeerd dat het feit dat eiseres geen advocaat had en haar psychische problematiek maakten dat zij angstig was en niet bij het gehoor kon verschijnen. Hij heeft toen verzocht eiseres opnieuw op te roepen voor een gehoor. De rechtbank oordeelt echter dat de beslissing van de minister om haar niet nogmaals uit te nodigen voor een Dublingehoor de besluitvorming niet onzorgvuldig maakt. In dit verband is van belang dat eiseres wel is verschenen bij het aanmeldgehoor, hoewel zij toen ook geen gemachtigde had. En ter onderbouwing van de psychische problematiek van eiseres is alleen een stuk van [kliniek] overgelegd. Dit stuk was niet recent, want uit 2023, en er waren geen andere recente medische stukken. Daarbij komt dat eiseres toen al met onbekende bestemming was vertrokken. Uit de verklaringen van gemachtigde op de zitting blijkt dat eiseres niet onder medische behandeling staat en geen hulp krijgt bij haar psychische problemen, omdat dit juist vanwege haar psychische problemen niet lukt/geen optie is. Zij is te angstig en wantrouwend om hulp te zoeken. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van gemachtigde waarin juist de psychische problematiek van eiseres ervoor zou zorgen dat er geen bewijs kan worden overgelegd van haar psychische situatie, komt dit desondanks voor rekening en risico van eiseres. Ook is niet gebleken dat eiseres door de gang van zaken in haar belangen is geschaad. Zij heeft in het aanmeldgehoor de mogelijkheid gehad om een en ander naar voren te brengen. Zij heeft toen ook aangegeven dat, en waarom, zij niet terug wilde naar Duitsland. Verder heeft de gemachtigde van eiseres de mogelijkheid gehad om in de zienswijze de bezwaren van eiseres tegen overdracht aan Duitsland naar voren te brengen. Dat heeft hij ook gedaan in de beroepsgronden en op de zitting. Dat is en wordt betrokken in deze procedure. De minister hoefde eiseres niet nogmaals uit te nodigen voor een Dublingehoor.
6.2.
De rechtbank is ook van oordeel dat geen aanleiding bestond of bestaat om eiseres door MediFirst te laten onderzoeken. Als uitgangspunt geldt dat de minister niet is gehouden om een vreemdeling door MediFirst te laten onderzoeken als de aanvraag vermoedelijk niet in behandeling zal worden genomen omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Dit volgt uit artikel 3.109c, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. In de overgelegde medische rapportage hoefde de minister geen aanleiding te zien om van dit uitgangspunt af te wijken omdat dit stuk gedateerd is en er geen recente medische informatie beschikbaar was. Daar komt bij dat in het geval de minister het wel nodig zou hebben gevonden om eiseres door MediFirst te laten beoordelen, eiseres voor de minister niet beschikbaar was om opgeroepen te worden voor een dergelijk onderzoek. Zij is namelijk met onbekende bestemming vertrokken in ieder geval vanaf 4 februari 2025, dus vóór het uitbrengen van het voornemen en het bestreden besluit. Deze situatie is nog altijd ongewijzigd. Het is maar zeer de vraag of eiseres voor een onderzoek zou verschijnen, gezien haar wantrouwen of vanwege haar geestelijke toestand. Ook de gevolgen hiervan komen voor haar rekening en risico.
Tussenconclusie
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid. Zij was niet gehouden om eiseres opnieuw uit te nodigen voor een Dublingehoor. Ook was het niet aan de minister om eiseres te laten onderzoeken door MediFirst.
Kan de minister voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiseres betoogt dat de minister voor Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan omdat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Zo hebben asielzoekers pas in de beroepsfase recht op gefinancierde rechtsbijstand. Dit is te laat om nog enige vorm te geven aan de asielaanvraag. Bovendien is de tijd die asielzoekers wordt gegeven om beroep in te stellen te kort. Er is volgens eiseres daarom geen sprake van een ‘effective remedy’ in Duitsland. Ter onderbouwing van haar betoog verwijst eiseres naar het AIDA-rapport uit 2024 en een wetenschappelijk artikel. [5] Tot slot betoogt eiseres dat zij racistisch is behandeld in de opvang in Duitsland. Zij wijst daartoe op verschillende nieuwsartikelen waaruit volgt dat Duitsland te maken heeft met de opkomst van rechts-extremisme en racistisch gerelateerd geweld. [6]
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat als uitgangspunt geldt dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Afdeling, zie in dit kader de Afdelingsuitspraak van 14 februari 2025. [7] Gelet op arrest X van het Hof van Justitie van 29 februari 2024 [8] rust op eiseres de last om aannemelijk te maken dat de minister ten aanzien van Duitsland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Dit laat onverlet dat de minister uit eigen beweging ook rekening moet houden met relevante en objectieve informatie over Duitsland. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en in de opvangvoorzieningen. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
7.2.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat het recht op rechtsbijstand is vastgelegd in de Procedurerichtlijn, welke ook geldt voor Duitsland. Er is geen sprake van schending van deze richtlijn. Hoewel een vreemdeling in Duitsland alleen kosteloze rechtsbijstand krijgt als zijn beroep een reële kans van slagen heeft, biedt artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn deze mogelijkheid aan de lidstaten. De Afdeling onderschrijft dit in rechtsoverweging 8 van haar uitspraak van 14 februari 2025. In het geval dat eiseres meent dat de toegang tot rechtsbijstand niet goed is of dat de rechtsbijstand tekort schiet, kan zij hierover procederen in Duitsland. Het beroep van eiseres op artikel 47 van het EU Handvest slaagt gelet op het bovenstaande niet. Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie [9] kan ervan worden uitgegaan dat het Unierecht zowel in de Richtlijnen als in de Dublinverordening is gewaarborgd. Als eiseres meent dat de Duitse autoriteiten niet handelen volgens de Procedurerichtlijn, dan is het aan haar om dit bij de Duitse autoriteiten of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan te geven. De rechtbank ziet in het betoog van eiseres of de door haar aangehaalde landeninformatie en bronnen dan ook geen reden voor het oordeel dat Duitsland het recht van eiseres op een eerlijk proces of een effectief rechtsmiddel heeft geschonden of niet zal waarborgen.
7.3.
De rechtbank ziet in de door eiseres aangeleverde artikelen met betrekking tot racisme en extreemrechts geweld in Duitsland evenmin aanleiding voor de conclusie dat overdracht aan Duitsland in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. De omstandigheid dat er volgens de door eiseres aangehaalde artikelen in Duitsland sprake is van een toegenomen mate van racisme en een grotere aanwezigheid van extreemrechts geweld kunnen niet tot die conclusie leiden, nu uit deze omstandigheden niet volgt dat Duitsland ten aanzien van eiseres de op haar rustende internationale verplichtingen niet nakomt. In de eerste plaats heeft eiseres enkel gesteld, en niet nader onderbouwd, dat zij in de Duitse opvang is gediscrimineerd. Het is aan eiseres om in dat geval hulp en bescherming bij de Duitse autoriteiten te vragen. Daar komt bij dat Duitsland partij is bij het EVRM en de mensenrechten die daarin zijn opgenomen worden nageleefd. Als eiseres meent dat Duitsland zich niet houdt aan dit verdrag is het aan haar om in Duitsland of bij het EHRM een klacht in te dienen. In het geval dat eiseres bij terugkeer te maken zou krijgen met racisme of discriminatie kan zij daarom klagen bij de Duitse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar uiterst moeilijk of niet mogelijk is.
7.4.
Voor wat betreft de psychische problematiek van eiseres volgt de rechtbank het standpunt van de minister dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest geschikte land is om eiseres te behandelen. Ook heeft Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden als Nederland. De minister gaat er daarom terecht van uit dat de (eventuele) psychische problemen van eiseres in Duitsland net zo goed behandeld kunnen worden. Verder kunnen eventuele medische gegevens met toestemming van eiseres worden uitgewisseld met Duitsland. [10]
Kan eiseres worden overgedragen aan Duitsland?
8. Eiseres betoogt onder verwijzing naar het arrest C.K. van het Hof van Justitie dat de minister haar zonder medisch onderzoek niet aan Duitsland mag overdragen. [11] Daarbij voert zij aan dat zij een kwetsbaar persoon is, ze te kampen heeft met bijzonder ernstige psychische problemen en dat zij suïcidale gedachten heeft. Ter onderbouwing van haar medische situatie heeft zij het eerder genoemde psychiatrisch rapport van [kliniek] Londen van 30 augustus 2023 overgelegd. In het aanmeldgehoor heeft ze bovendien aangegeven zelfmoord te plegen als zij weer terug zou moeten keren naar Duitsland. Verder verwijst eiseres naar een aantal Afdelingsuitspraken. [12]
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat van een situatie als bedoeld in het arrest C.K. niet is gebleken. Uit dit volgt namelijk dat een Dublinoverdracht een reëel en ernstig risico op een onmenselijke of vernederende behandeling met zich kan brengen als de overdracht van een vreemdeling die psychische of lichamelijke beperkingen heeft, een ernstige verslechtering van zijn gezondheidstoestand tot gevolg zal hebben. Het is aan de vreemdeling om dit te onderbouwen met objectieve gegevens. Eiseres is hier niet in geslaagd. Het is op zichzelf niet onaannemelijk dat eiseres psychische problemen heeft en dat zij suïcidale uitingen heeft gedaan. Dat laatste blijkt namelijk ook uit de calamiteitenmelding die de minister naar aanleiding van de verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor heeft opgesteld. Er is echter niet gebleken dat eiseres onder medische behandeling staat. In het door haar overgelegde medische stuk van de psychiatrische kliniek [kliniek] wordt niet ingegaan op de gevolgen van een overdracht naar Duitsland. Dit stuk kan dan ook niet worden aangemerkt als een objectief en concreet gegeven dat overdracht aan Duitsland een uitwerking op haar zal hebben als beschreven in het arrest C.K. Ondanks dat sprake is van psychische problematiek, is van een situatie zoals beschreven in het arrest C.K. niet gebleken. Er is daarom ook geen aanleiding om een medisch onderzoek op te starten naar de eventuele gevolgen van een overdracht voor de gezondheid van eiseres. De verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling maakt het bovenstaande niet anders omdat er in die zaken, anders dan in de zaak van eiseres, wel sprake was recente medische informatie waarin wordt ingegaan op de gevolgen van de overdracht voor de gezondheid van de betrokkene. Verder is in de beroepsgronden opgenomen dat in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor naar voren is gebracht dat eiseres niet naar Duitsland wil en als zij terug moet suïcide zal plegen. De rechtbank wijst in dit verband op overweging 7.4. waaruit volgt dat Duitsland gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel evengoed in staat is om eiseres psychische zorg te bieden. Ook is van belang dat voorafgaand aan de overdracht aan Duitsland, door de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt gekeken of eiseres (medisch en of psychisch) in staat is om naar Duitsland te reizen en of er eventuele reisvoorwaarden aan haar overdracht verbonden moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Overig
9. Daarnaast is de rechtbank van oordeel van de minister zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de minister de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich moet trekken omdat overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. [13]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, van de Dublinverordening.
3.Vergelijk ABRvS 22 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579 en 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
5.AIDA Country Report: Germany (Update 2023), van juni 2024, p. 53-54 en 64, en [naam 1] en [naam 2], “Dublin III, Eilrechtsschutz und das Comeback der Drittstaatenregelung
6.Tagesschau, ‘Mehr Angriffe auf Flüchtlingsunterkünfte’ (2 maart 2023), Duitsland Instituut, 'Weer meer rechtsextreem geweld in Duitsland' (19 april 2024), AD, Wat is er aan de hand in Duitsland? ‘Gevaar en geweld van extreemrechts is veel groter dan bij ons’ (7 juni 2024) en Parool, ‘Komt in Duitsland uitgesproken rechts-extremistisch aan de macht? ‘Veel boze mensen’ (31 augustus 2024).
7.ABRvS 14 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:588.
8.HvJ 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195.
9.HvJ 10 december 2013, ECLI:EU:C:2013:813.
10.Op grond van artikel 32 van de Dublinverordening.
11.16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
12.ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2980, ECLI:NL:RVS:2017:2986 en 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:560.
13.Artikel 17 van de Dublinverordening.