ECLI:NL:RBDHA:2025:1009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
NL25.2074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

Op 29 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 26 oktober 2024 opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. De eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 22 januari 2025 is gesloten. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er sinds december 2023 zicht is op uitzetting naar Algerije, en dat de verweerder voldoende voortvarend handelt in het proces. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser onvoldoende heeft bijgedragen aan zijn eigen terugkeer, en dat de langere duur van de bewaring voor zijn risico komt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2074

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Desgevraagd heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 22 januari 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1964.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 december 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of vanaf 19 december 2024 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting binnen redelijke termijn en verweerder werkt onvoldoende voortvarend aan het vertrek van eiser. Eisers nationaliteit is namelijk al eerder bevestigd, maar er is tot dusverre nog geen lp [3] afgegeven. Verder is eisers identiteit mogelijk ook bevestigd. Indien eisers identiteit ook als bevestigd moet worden gezien, is het de vraag of een schriftelijke presentatie nog iets kan opleveren. Bij een dusdanig lang onderzoek mag bovendien van verweerder extra inspanningen worden verwacht. Doordat geen extra aandacht wordt gevraagd op een onderzoek dat al meer dan 10 maanden loopt, handelt verweerder niet meer voortvarend en is een patstelling ontstaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank overweegt dat sinds december 2023 in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije bestaat. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling [4] van 6 mei 2024 [5] en 15 juli 2024. [6] Uit laatstgenoemde uitspraak volgt dat er ook zicht op uitzetting bestaat voor ongedocumenteerde Algerijnen. Er zijn geen aanknopingspunten dat dit voor eiser anders is. Dat er tot op heden nog geen reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen, maakt niet dat in eisers geval het zicht op uitzetting ontbreekt. In dat kader weegt de rechtbank verder mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser beschikt niet over documenten om terug te keren naar Algerije en eiser heeft ook geen stappen ondernomen om dergelijke documenten te verkrijgen. Uit het vertrekgesprek van 6 januari 2025 volgt dat eiser heeft verklaard geen acties te hebben ondernomen om zijn terugkeer naar Algerije te bespoedigen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat eventuele vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is, maar niet tot gevolg heeft dat er geen zicht meer zou zijn op uitzetting. Dat er nog niet is gereageerd op de rappels, dat zijn nationaliteit al is bevestigd en dat het onduidelijk is of zijn identiteit ook is bevestigd is ook onvoldoende om op voorhand te kunnen concluderen dat de Algerijnse autoriteiten zullen weigeren een lp aan eiser te verstrekken.
6. Ook werkt verweerder voldoende voortvarend aan het vertrek van eiser. Er worden vertrekgesprekken gevoerd met eiser (het laatste vertrekgesprek is gevoerd op 6 januari 2025) en er worden regelmatig rappels verzonden. Verweerder is ook afhankelijk van de Algerijnse autoriteiten en van de medewerking van eiser zelf. Nu eiser geen inspanningen heeft verricht om documenten te verkrijgen of om de afgifte van een lp te bespoedigen, komt de langere duur van zijn bewaring dan ook voor zijn risico.
7. Tot slot leidt ook ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [7]
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Laissez-passer.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.