In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben verzocht, waardoor het onderzoek is gesloten zonder mondelinge behandeling. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, welke is verleend omdat hij aan de voorwaarden voldoet.
Eiser heeft op 4 september 2023 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn mvv-aanvraag. De beslistermijn voor verweerder was negentien weken, met een verlenging van zes weken. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 juni 2024.