ECLI:NL:RBDHA:2024:19977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.39754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag, na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 21 juni 2024. In die uitspraak werd de minister opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beslissing te nemen. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden, waardoor zij nu beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet heeft gereageerd op het bezwaar van eiseres en dat de beslistermijn van 21 maanden inmiddels is overschreden. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar bekend te maken. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een vergoeding voor de proceskosten toegekend, omdat het beroep gegrond is verklaard. De proceskostenvergoeding bedraagt € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht en relevante jurisprudentie.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.39754
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:9991). In die uitspraak staat dat verweerder binnen vier weken na de verzending van die uitspraak alsnog moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat zij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 21 juni 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn van vier weken heeft gesteld voor het nemen van een alsnog te nemen besluit.³
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?
4. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een beslissing op het bezwaar van eiseres genomen. Hiertegen heeft eiseres op 9 oktober 2024, dus na het verstrijken van de opgelegde nadere beslistermijn, beroep ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
5. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De stand van zaken in het dossier van eiseres is dus onduidelijk. In ieder geval is de rechtbank niet gebleken dat verweerder naar aanleiding van de genoemde uitspraak van 21 juni 2024 en het huidige beroep actie heeft ondernomen om tot een beslissing op het bezwaar te komen. De rechtbank stelt verder vast dat de beslistermijn van 21 maanden⁴ inmiddels is overschreden. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.⁵ De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
6. Uit rechtsoverweging 5 vloeit voort dat de rechtbank verweerder nu opdraagt om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op het bezwaar bekend te maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor verweerder om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
7. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de andere uitspraak van 30 november 2022⁶ geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.⁷
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
4 Zoals neergelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraak de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
7 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 november 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.