In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag, na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 21 juni 2024. In die uitspraak werd de minister opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beslissing te nemen. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden, waardoor zij nu beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet heeft gereageerd op het bezwaar van eiseres en dat de beslistermijn van 21 maanden inmiddels is overschreden. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar bekend te maken. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een vergoeding voor de proceskosten toegekend, omdat het beroep gegrond is verklaard. De proceskostenvergoeding bedraagt € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht en relevante jurisprudentie.