Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 16 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiser had op 27 juni 2023 een aanvraag ingediend, waar de staatssecretaris binnen 90 dagen op had moeten beslissen, maar deze termijn was met drie maanden verlengd zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft de staatssecretaris op 11 januari 2024 in gebreke gesteld, waarna hij meer dan twee weken later beroep heeft ingesteld.
De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, waardoor de staatssecretaris aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 25 juni 2024 door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt.