ECLI:NL:RBDHA:2024:9946
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had bij het primaire besluit van 8 januari 2024 de aanvraag buiten behandeling gesteld, en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard met het besluit van 16 februari 2024. De rechtbank heeft op 1 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet de benodigde toestemmingsverklaring heeft ingediend, wat essentieel was voor de aanvraag. De staatssecretaris had eiser eerder in de gelegenheid gesteld om ontbrekende documenten aan te leveren, maar deze zijn niet tijdig ontvangen. Eiser had op 4 december 2023 een aanvraag ingediend, maar de benodigde toestemmingsverklaring ontbrak, waardoor de aanvraag niet compleet was. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet compleet was en dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.