ECLI:NL:RBDHA:2024:9793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
09-053509-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Ontvankelijkheid officier van justitie bij klachtdelict en overschrijding redelijke termijn. Bewezenverklaring sextortion (afdreiging), meermalen gepleegd, afpersing, mishandeling en openlijk geweld.

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder afdreiging, afpersing, mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich tussen 10 maart 2020 en 18 december 2020 in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van verschillende aangevers door zich voor te doen als vrouw en hen te dwingen tot betaling onder dreiging van het openbaar maken van naaktfoto's. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren en de vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de ontvankelijkheid van de officier van justitie, waarbij werd vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting en computervredebreuk, wegens gebrek aan bewijs. De zaak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de redelijke termijn in jeugdzaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-053509-21 (dagvaarding I) en 09-184385-21 (dagvaarding II)
(ttz. gev.)
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte of: [de verdachte] ),
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn behandeld op de besloten terechtzittingen van 17 mei 2024 (inhoudelijke behandeling) en 27 mei 2024 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. J. Roosma en de advocaat van de verdachte is mr. D.M. Siemerink-Looten te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting van 17 mei 2024 verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarbij de tenlastelegging van dagvaarding I is gewijzigd op de terechtzitting van 17 mei 2024. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij:
Dagvaarding I:
  • tussen 10 maart 2020 en 18 december 2020 in vereniging de aangevers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] heeft afgedreigd (feit 1) en de aangevers [naam 3] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 6] heeft opgelicht (feit 2);
  • tussen 9 december 2020 en 4 januari 2021 in vereniging aangever [naam 10] heeft afgeperst;
  • tussen 18 oktober 2020 en 20 oktober 2020 in vereniging aangever [naam 11] heeft opgelicht (feit 3), een geldbedrag van hem heeft gestolen door middel van een valse sleutel (feit 4) en computervredebreuk heeft gepleegd door met diens gegevens in te loggen bij de internetbankieromgeving van de Rabobank;

Dagvaarding II:

  • op 10 juli 2021 te Leiderdorp aangever [naam 12] heeft mishandeld;
  • op 2 juni 2021 te Leiderdorp openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de aangevers [naam 13] , [naam 12] en [naam 14] .

3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
Redelijke termijn
De advocaat heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de officier van justitie vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van beide dagvaardingen. Subsidiair is aangevoerd dat dat in ieder geval ten aanzien van dagvaarding II geldt, omdat ten aanzien van die feiten geen vorderingen benadeelde partij zijn ingediend. Vervolging van die zaak dient daarom niet enig belang van een benadeelde partij.
De termijn waarop vervolging plaatsvond, is volgens de verdediging disproportioneel lang. De vervolging doorkruist het toekomstperspectief van de verdachte, terwijl het belang van de maatschappij daarmee niet wordt gediend. Door vervolging na een zo lange tijd, terwijl de verdachte inmiddels vier jaar ouder is, loopt hij nu het risico dat hij geen VOG voor een baan in de beveiliging kan krijgen. Had de vervolging tijdig plaats gevonden, dan zou nu de terugkijktermijn bij de VOG al verstreken zijn. Sinds de aanhouding van de verdachte in februari 2021 zijn 39 maanden verstreken, wat betekent dat de redelijke termijn met 23 maanden is overschreden. De overschrijding van die termijn ten aanzien van dagvaarding II is 18 maanden. Er is sprake van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De vervolging dient nu geen pedagogisch doel meer. De advocaat heeft ter onderbouwing verwezen naar een aantal uitspraken waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard wegens de overschrijding van de redelijke termijn. [1]
Klachtdelict afdreiging
De klachten van de aangevers [naam 1] en [naam 3] zijn niet tijdig ingediend. Uit de desbetreffende aangiftes kan volgens de advocaat niet worden opgemaakt dat er een wens tot vervolging was en er zijn door deze aangevers ook geen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De officier van justitie dient ten aanzien van de feiten die zien op deze aangevers niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Redelijke termijn
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten aanzien van beide dagvaardingen ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Door het grote dossier, de coronaperiode en capaciteitsproblemen bij de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank is de redelijke termijn van de behandeling van de strafzaken inderdaad fors overschreden. Dit leidt echter alleen in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkheid.
Er is geen sprake van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces.
Klachtdelict afdreiging
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de aangevers [naam 1] en [naam 3] niet tijdig een klacht hebben ingediend ten aanzien van de afdreiging zoals tenlastegelegd onder feit 1. In de aangifte van [naam 1] staat echter opgenomen dat hij zijn schade op de verdachte wil verhalen en op de hoogte wil worden gehouden van de voortgang van het onderzoek. [naam 3] heeft in zijn aangifte aangegeven dat hij gebruik wil maken van Slachtofferhulp, de schade wil verhalen op de dader én zich wil voegen in het strafproces. Uit deze aangiftes blijkt voldoende dat de aangevers de wens hadden dat vervolging zou worden ingesteld. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat, indien sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dit niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderingsgevallen. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook in jeugdzaken (HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2465).
Op 23 februari 2021 is de verdachte in verzekering gesteld ten aanzien van dagvaarding I en vanaf die dag is de redelijke termijn aangevangen. In die zaak is de termijn met 24 maanden overschreden. Op 10 juli 2021 is de verdachte in verzekering gesteld met betrekking tot het feit op dagvaarding II en vanaf die dag is de redelijke termijn aangevangen. In die zaak is de termijn met 19 maanden overschreden. Dat levert een forse overschrijding van de redelijke termijn op.
De rechtbank stelt voorop dat het – zeker in het jeugdstrafrecht met zijn sterk pedagogische karakter – uitermate onwenselijk is dat de verdachte zo lang op zijn berechting heeft moeten wachten. Deze overschrijdingen van de redelijke termijn in deze zaken met 24 respectievelijk 19 maanden leiden echter gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De omstandigheden in de door de advocaat aangehaalde zaken zijn niet zonder meer vergelijkbaar met deze zaak.
Dat er geen sprake meer zou zijn van een eerlijk proces in deze zaak, is naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd.
De regel is dat overschrijdingen van de redelijke termijn worden gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank zal hieraan – zoals hierna aan de orde – toepassing geven. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de beide dagvaardingen.
Klachtdelict afdreiging
Afdreiging is een absoluut klachtdelict, hetgeen betekent dat de feiten in deze zaak uitsluitend op klacht vervolgbaar zijn. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte alleen kan worden vervolgd voor afdreiging als de betreffende aangever ook kenbaar heeft gemaakt dat hij wil dat de verdachte wordt vervolgd. De rechtbank stelt vast dat de klachten van de aangevers [naam 1] en [naam 3] niet zijn ingediend binnen 3 maanden nadat de aangevers kennis hebben genomen van de afdreiging, zoals in artikel 66, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) is voorgeschreven. Daarop stuit in principe vervolging af. De Hoge Raad heeft op 4 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2242) echter geoordeeld dat de vervolging voor afdreiging zonder formele of tijdige klacht toch mogelijk is als binnen de gestelde termijn van 3 maanden voldoende blijkt dat de klager de wens had dat een vervolging zou worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat uit de aangiftes van [naam 1] en [naam 3] , die vrijwel direct zijn gedaan nadat de afdreigingen plaatsvonden, voldoende blijkt dat zij de wens hadden dat vervolging van de verdachte(n) zou worden ingesteld. Dit blijkt uit het willen verhalen van schade op de verdachte(n) en het op de hoogte gehouden willen worden van de voortgang van het onderzoek. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie ook ten aanzien van voornoemde klachtdelicten ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van dagvaarding I gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten onder 1, 2 en 3, met uitzondering van het medeplegen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten tegen de aangevers [naam 6] en [naam 9] waarvoor partiële vrijspraak zou moeten volgen. De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot integrale vrijspraak van de feiten onder 4, 5 en 6.
Ten aanzien van dagvaarding II heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat slechts bewezenverklaard kan worden wat de verdachte heeft bekend. De verdachte ontkent enig aandeel te hebben in de afdreiging of oplichting van de aangevers [naam 2] , [naam 3] , [naam 15] , [naam 4] en [naam 8] . Ook ontkent hij enig aandeel in de bedreigingen zoals opgenomen in de laatste vier gedachtestreepjes van de tenlastelegging ten aanzien van de afpersing van aangever [naam 10] (dagvaarding I, feit 3). Ook de feiten op dagvaarding II ontkent de verdachte. Van dit alles moet hij daarom worden vrijgesproken.
4.3
Beoordeling van de tenlasteleggingen
4.3.1
Afdreiging, oplichting en afpersing (dagvaarding I, feit 1, 2 en 3) [2]
De verdachte wordt verweten dat hij zich tussen 10 maart 2020 en 18 december 2020 in vereniging meermalen schuldig heeft gemaakt aan de afdreiging van de aangevers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] en de oplichting van de aangevers [naam 3] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 6] . De verdachte en (een) ander(en) zouden dit hebben gedaan door zich via social media voor te doen als vrouw en seksueel getint contact te leggen met de aangevers. Bij de afdreigingen zouden zij via dit contact naaktfoto’s of -filmpjes van de aangevers hebben verworven, waarna zij de aangevers berichten zouden hebben gestuurd en met verschillende telefoonnummers hebben gebeld. Daarbij werd gedreigd met het openbaar maken van deze naaktfoto’s of -filmpjes aan familie, vrienden of het werk van de aangever, tenzij de aangever geldbedragen over zou maken, bijvoorbeeld door middel van het betalen van een ‘Tikkie’ of een giftcard zou kopen. Bij de oplichtingen zouden de verdachten – die zich ten onrechte voordeden als een vrouw – de aangevers hebben bewogen om geld te betalen voor erotische contacten die nimmer zouden plaatsvinden. Tussen 9 december 2020 en 4 januari 2021 zou de verdachte hebben meegedaan aan de afpersing van aangever [naam 10] door hem via Whatsapp dreigende berichten te sturen. Met deze afdreigingen, oplichtingen en afpersing zijn van de aangevers bedragen tussen € 125,00 en € 2.202,00 afhandig gemaakt.
Schetsen
Uit het onderzoek van de politie komen de verdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [de verdachte] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) naar voren als betrokken bij feiten, zoals hiervoor beschreven.
[getuige 1] heeft op 1 juni 2021 verklaard dat het normaal was in Leiden-Noord om te ‘schetsen’, een ander woord voor deze vorm van oplichten. De jongens die dit deden zaten veel op hotelkamers. [3] De verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [de verdachte] zijn op 5 januari 2021 [4] samen aangetroffen op een hotelkamer van het Fletcher hotel in Leiden. Daarbij zag een verbalisant dat op de telefoon die de verdachte bij zich had een bericht binnenkwam waarin aan [naam 16] werd gevraagd wat de prijs voor seksdates was. [5]
Moneymules
Uit het onderzoek zijn personen naar voren gekomen van wie de bankrekeningen werden gebruikt voor betalingen door de aangevers. Deze personen werden (al dan niet bewust) ingezet als geldezel; de geldbedragen werden door de aangevers via betaalverzoeken op de bankrekeningen van andere personen dan die van de verdachten gestort.
De zus van de verdachte, [naam 17] , heeft op 20 april 2020 aangifte gedaan van misbruik van haar bankrekening door de verdachte. [6] Uit de gegevens van de rekening van [naam 17] bleek dat er door middel van 83 Tikkie-betalingen in totaal € 2.783,00 op deze rekening binnengekomen was. Nadat deze bedragen op haar rekening gestort werden, werden deze gelijk weer overgemaakt naar de rekening van de verdachte. [7]
[naam 18] heeft aangifte gedaan en verklaard dat [medeverdachte 1] , vermoedelijk uit Leiden, eind maart 2020 aan hem had gevraagd of hij de rekening van [naam 18] mocht gebruiken om daar zijn salaris op te storten. Kort daarna werd er geld op de rekening van [naam 18] gestort en heeft hij geld voor [medeverdachte 1] gepind. [8]
[naam 19] [9] en [naam 20] [10] hebben eveneens verklaard dat [medeverdachte 1] hen vroeg een bedrag op hun rekening te mogen storten, waarna zij dit geld hebben gepind en aan [medeverdachte 1] hebben gegeven. [naam 20] heeft daarbij verklaard dat de achternaam van [medeverdachte 1] ‘ [medeverdachte 1] ’ is [11] en dat hij waarschijnlijk op de [adres 2] in [plaats] woont. [12]
[naam 28] heeft verklaard dat hij op verzoek aan [medeverdachte 1] en [naam 21] zijn bankrekening beschikbaar heeft gesteld, het bedrag dat op zijn rekening werd gestort heeft gepind en aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. [13] [naam 28] heeft ook geld overgemaakt naar de bankrekening van [de verdachte] . [14]
Telefoonnummers
De aangevers zijn door verschillende telefoonnummers benaderd. Uit het dossier komen (onder meer) de volgende telefoonnummers naar voren, die gekoppeld worden aan de verdachten:
[medeverdachte 1]
[telefoonnummer 1]– Het IP-adres waar dit telefoonnummer gebruik van maakt is geregistreerd op het adres [adres 2] te [plaats] . [15] De rechtbank constateert dat dit het woonadres van [medeverdachte 1] is en ten tijde van de tenlastegelegde periode ook was. Op de iPhone 7 plus met goednummer [nummer 1] die in woning [medeverdachte 1] is aangetroffen, zijn diverse Whatsappgesprekken van dit nummer aangetroffen. [16] Op de telefoon zijn mailberichten aangetroffen, onder meer berichten waarin een bestelling wordt gedaan op naam van [medeverdachte 1] voor het adres [adres 2] te [plaats] . [17]
[telefoonnummer 2]– Het IP-adres waar dit telefoonnummer gebruik van maakt is eveneens geregistreerd op het adres [adres 2] te [plaats] , het woonadres van [medeverdachte 1] . Uit de historische gegevens van dit nummer blijkt dat de meest gebelde personen de moeder, de vader en de broer van [medeverdachte 1] zijn. [18] [naam 20] heeft verklaard dat dit het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is. [19]
[telefoonnummer 3]– Op de iPhone 11 die op 9 februari 2021 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen, is aan Whatsapp onder andere dit telefoonnummer gekoppeld. [20]
[telefoonnummer 4]- [medeverdachte 1] geeft in zijn verhoor op 10 februari 2021 op de vraag wat zijn nummer is aan: ‘Ehm, [telefoonnummer 4] … Hij eindigt op [telefoonnummer 4] ’. [21] Op de iPhone 11 die op 9 februari 2021 onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen, is aan Whatsapp onder andere dit telefoonnummer gekoppeld. [22] Dit nummer staat op naam van [naam 22] , [adres 3] , [postcode 2] te [plaats] . [23] Deze naam staat gekoppeld aan het emailadres: [e-mailadres 1] . [24] Het emailadres [e-mailadres 2] stond gekoppeld aan de iPhone 7 die op 23 februari 2021 in beslag genomen was onder [medeverdachte 1] . [25]
[medeverdachte 2]
[telefoonnummer 5]– [naam 23] , die aangifte heeft gedaan van oplichting door [medeverdachte 2] en [de verdachte] en als geldezel door hen zou zijn gebruikt, verklaart dat dit nummer van [medeverdachte 2] is en dat [medeverdachte 2] [de verdachte] kent. [26]
In de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon staat dit telefoonnummer opgeslagen onder [codenaam 1] . [27]
Op 13 augustus 2019 heeft [medeverdachte 2] dit nummer opgegeven als zijn telefoonnummer, in het kader van een onderzoek naar een incident waarbij hij betrokken was. [28]
[de verdachte]
[telefoonnummer 6]– Dit telefoonnummer heeft in de periode van 17 maart 2020 tot 15 juli 2020 in de iPhone 6 met goednummer [nummer 2] gezeten. Deze iPhone is op 23 februari 2021 in de slaapkamer van [de verdachte] naast zijn bed aangetroffen en in beslag genomen. [29]
[telefoonnummer 7]– Dit telefoonnummer heeft in de periode van 17 maart 2020 tot 20 augustus 2020 in voornoemde iPhone 6 met goednummer [nummer 2] gezeten.
[telefoonnummer 8]- Dit telefoonnummer heeft in de periode van 20 mei 2020 tot 1 september 2020 in voornoemde iPhone 6 met goednummer [nummer 2] gezeten. [30] Dit nummer komt ook voor in een andere telefoon die onder [de verdachte] in beslag is genomen, de iPhone 12 met goednummer [nummer 3] , waarbij het Snapchataccount latinomomix gekoppeld staat aan dit nummer. [31] Ook komt het nummer voor in de andere iPhone 6 met goednummer [goednummer] die onder [de verdachte] in beslag is genomen, in een memo [32] en op een foto van het Snapchataccount [codenaam 2] . [33]
[telefoonnummer 9]– [de verdachte] verklaart dat dit telefoonnummer van hem is. [34]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de iPhone 6 telefoons die bij hem in beslag zijn genomen heeft gekocht, maar dat hij deze telefoons – en dus ook de telefoonnummers die daarin hebben gezeten – niet heeft gebruikt. De rechtbank overweegt dat deze telefoons op 23 februari 2021 naast zijn bed zijn aangetroffen en dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over van wie hij deze telefoons heeft gekocht, op welk moment dat was, en wie deze telefoons dan wel heeft gebruikt op het moment dat de telefoonnummers daarin zaten. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die gebruikt heeft gemaakt van de bij hem aangetroffen iPhone 6 telefoons en dus ook van de telefoonnummers die daar enige tijd in hebben gezeten. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat, zoals hieronder nader wordt overwogen, alle drie de onder de verdachte in beslag genomen telefoons blijkens hun inhoud zijn gebruikt om te schetsen en dus naar inhoud overeenkomsten vertonen met elkaar.
De rechtbank concludeert op grond van bovenstaande onderzoeksbevindingen, in onderlinge samenhang bezien, dat de genoemde telefoonnummers daadwerkelijk bij de verdachten in gebruik zijn geweest. In het vervolg zullen bovengenoemde telefoonnummers aangeduid worden met de laatste vier cijfers van dat nummer.
Inbeslaggenomen telefoons
Er zijn diverse telefoons bij de verdachten in beslaggenomen en onderzocht.
[medeverdachte 1]
Op 23 februari 2021 is een iPhone 7 plus (goednummer [nummer 1] ) gevonden in een bakje met wastabletten bij [medeverdachte 1] thuis. [35] Aan deze telefoon is het nummer - [telefoonnummer 1] gekoppeld.
Op deze telefoon zijn onder andere de volgende gegevens gevonden.
Aan Snapchat staat het account [naam 24] _premium gekoppeld. [36] In de telefoon staan een aantal notities met berichten. Deze berichten hebben allemaal dezelfde strekking. In de teksten van de berichten – die aan diverse genaamde personen zijn gericht - wordt gedreigd wordt met het rondsturen van foto’s naar vrienden en familie als er niet betaald wordt. [37] In de telefoon staan prijslijsten voor erotische diensten opgeslagen in de notities, die in vele gesprekken naar slachtoffers zijn gestuurd. [38] Verder zijn er 269 Whatsappgesprekken gevonden die te maken hebben met het benaderen van slachtoffers en het aanbieden van erotische diensten. In de gesprekken komen onder andere de namen [naam 24] , [naam 25] en [naam 26] voor. [39] In 91 gesprekken wordt gedreigd het leven van het slachtoffer te verpesten als hij niet meewerkt aan de betalingen. In een ander gesprek geeft de gebruiker van de telefoon aan: ‘Chillen ga iemand persen’ en ‘Ben iemand persen’. [40]
In verband met een eerdere verdenking is op 9 februari 2021 een iPhone 11 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen, die is onderzocht voor de onderhavige verdenking. Aan deze telefoon zijn de nummers - [telefoonnummer 4] en - [telefoonnummer 3] gekoppeld. Op deze telefoon zijn onder andere de volgende relevante gegevens gevonden.
Via Whatsapp zijn met het nummer - [telefoonnummer 4] gesprekken gevoerd die te maken hadden met afdreiging en afpersing. In deze gesprekken kwam het erop neer dat er meerdere Tikkies betaald moesten worden en dat het leven van het slachtoffer verpest zou worden als deze niet mee zou werken aan de betalingen. Ook zijn er printscreens gestuurd van de Facebookcontacten van de slachtoffers, waarbij vermeld werd dat die contacten zouden worden benaderd als de slachtoffers niet zouden betalen. [41] Via Whatsapp met het nummer - [telefoonnummer 4] is een gesprek gevoerd met het nummer - [telefoonnummer 9] dat wordt gekoppeld aan [de verdachte] . In dat gesprek worden diverse rekeningnummers en Tikkieverzoeken verstuurd, er wordt gesproken over ‘clannies’(waarbij de politie ervanuit gaat dat dit over slachtoffers gaat), en over de accounts [codenaam 2] en [codenaam 4] en het boeken van hotelkamers. [42] De applicaties Bunq, Tikkie en Badoo zijn meerdere keren gebruikt in januari en februari 2021. Het emailadres [e-mailadres 3] en meerdere mailadressen waarin het woord ‘sambal’ voorkomt, staan gekoppeld aan deze telefoon. [43] Er staan printscreens van Facebookaccounts en -contacten, Bunq- en Tikkiebetalingen, Whatsappgesprekken en naaktfoto’s van slachtoffers op deze telefoon. [44] Het nummer - [telefoonnummer 8] (gekoppeld aan [de verdachte] ) staat opgeslagen onder de naam [naam 16] . Ook staat onder de naam [naam 25] het snapchataccount [naam 25] opgeslagen. [45] Verder staan in de telefoon een aantal notities met berichten die teksten bevatten die geschikt of bedoeld zijn om iemand af te dreigen en te bewegen tot betalen. [46]
[medeverdachte 2]
Op 9 maart 2021 is een iPhone 7 (goednummer [nummer 4] ) in beslag genomen onder [medeverdachte 2] . [47]
Op de telefoon zijn notities gevonden, waarin wordt gesproken over het betalen van borg en ‘cautie’ voor onder andere ‘cammen’, die betaald kon worden via Tikkie. [48] Ook wordt in een gesprek op Snapchat een bericht gestuurd over een betaling voor ‘cammen’, waarbij het telefoonnummer – [telefoonnummer 8] (van [de verdachte] ) wordt genoemd. Daarnaast zijn op de telefoon foto’s gevonden van gesprekken op Snapchat met slachtoffers, van [medeverdachte 2] met briefjes geld in zijn hand, van de schorsende voorwaarden van [de verdachte] , van Premium prijslijsten en cam prijslijsten, van aangemaakte Tikkieverzoeken met titels als ‘sexdate’ en ‘cautie’, van Bunq betaalverzoeken, van Tikkiebetalingen en van Snapchataccounts waarop meisjes zichzelf aanbieden onder meer genaamd [naam 16] en [codenaam 3] . [49]
Op 8 juli 2021 is in verband met een andere verdenking nog een telefoon bij [medeverdachte 2] in beslag genomen. Ook deze telefoon is in het kader van het onderhavige onderzoek onderzocht. Op deze telefoon is een Snapchatgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en ene [naam 27] gevonden, waarin de gebruiker van de telefoon zegt ‘Kom ik schets die man verder. Dan pakken we mis nog mannen bedrag. 2000 ofzo. Laat mij hem appen’. Daarnaast is er een gesprek met nummer - [telefoonnummer 9] ( [de verdachte] ) aangetroffen waarin wordt gesproken over Paysafe. Ook staan er twee gesprekken in de telefoon waarin wordt gesproken over schetsen en afpersen. [50]
[de verdachte]
Op 23 februari 2021 zijn drie telefoons bij [de verdachte] in beslag genomen. [51]
Op de iPhone 6 (goednummer [goednummer] ) is het volgende aangetroffen. Aan deze telefoon was het Instagramaccount van [naam 16] gekoppeld. [52] Er staan notities op de telefoon, waarin wordt gesproken over het betalen van borg voor premium die betaald kon worden via Bunq, Het nummer - [telefoonnummer 8] ( [de verdachte] ) wordt genoemd en een prijslijst. Daarnaast zijn 30 gesprekken aangetroffen waarin te lezen was dat personen graag gebruik wilden maken van de diensten van [naam 16] . Ook staat er een gesprek op Instagram waarbij ‘ [naam 16] ’ zegt: ‘vraag [medeverdachte 2] hoelaat hij thuis is’, dat zijn ‘schetstellie’ bijna leeg is en dat bagga nog bij [medeverdachte 2] ligt. [53] Er staan foto’s op de telefoon van het Snapchataccount [codenaam 2] dat te bereiken is met het nummer - [telefoonnummer 8] . Met datzelfde nummer is een Snapchataccount te zien van [codenaam 4] . Ook het account [codenaam 5] is te zien. [54]
Op de iPhone 12 (goednummer [nummer 3] ) is het volgende aangetroffen. Aan deze telefoon waren onder andere de mailadressen [e-mailadres 4] , [e-mailadres 5] en het Instagramaccount [naam 16] gekoppeld. [55] Verder zijn er notities met prijslijsten en met berichten aangetroffen die gaan over het betalen van borg of terugboekingskosten. [56] Verder staan in de telefoon 302 gesprekken waarbij slachtoffers benaderd zijn door ‘ [naam 16] ’. [57] Er zijn foto’s gevonden van Paysafe-kaarten en -nummers, betalingen via Bunq en Tikkie-betaalverzoeken. [58]
De iPhone 6 (goednummer [nummer 2] ) kon niet worden uitgelezen. Wel is (zoals hiervoor nader uiteengezet) gezien dat de telefoonnummers - [telefoonnummer 7] , - [telefoonnummer 8] en - [telefoonnummer 6] in verschillende periodes in de telefoon hebben gezeten. [59]
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op basis van de hiervoor weergegeven onderzoeksbevindingen, zoals blijkend uit de processen-verbaal, dat de aangetroffen telefoons, in combinatie met de telefoonnummers van de verdachten, zijn gebruikt voor de contacten met de aangevers. Zoals hierna bij het bespreken van de aangiften zal blijken, zijn de aangevers benaderd door een of meer van déze telefoonnummers en hebben ze berichten ontvangen die vergelijkbaar zijn met de berichten die zijn aangetroffen op de telefoons, waarbij contact werd gelegd via accounts die ook op de telefoons van de verdachten zijn aangetroffen.
Onderlinge samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte alle drie zelf betrokken waren bij het zogenaamde ‘schetsen’. Het voeren van gesprekken met potentiële slachtoffers en zich daarbij voordoen als vrouw met wie tegen betaling seksueel contact mogelijk is, het sturen van dreigberichten en betaalverzoeken, het regelen van een bankrekening waarop het geld van de slachtoffers gestort kan worden en het innen van die bedragen, zijn belangrijke onderdelen van de tenlastegelegde delicten.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode dagelijks chatte met mensen, waarbij hij zich als meisje moest aanbieden. Er kwamen dagelijks 100 tot 200 foto’s van mannelijke geslachtsdelen binnen. Hij zat dagelijks met meerdere mensen in hotelkamers en heeft bijna alle hotels in Leiden en Den Haag gezien. Daarbij is ook het account ‘ [naam 25] ’ gebruikt om slachtoffers te lokken. [60]
Uit de verklaringen van [naam 20] , [naam 28] , [naam 19] en [naam 18] zoals hierboven beschreven, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] naast het voeren van gesprekken met slachtoffers ook bankrekeningen regelde waarop de bedragen van de slachtoffers gestort konden worden en dit geld dan ook bij deze moneymules inde.
Uit de hoeveelheid en aard van de notities, foto’s en gesprekken over het schetsen die op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn gevonden, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] zich ook bezig hield met het oplichten en afdreigen van personen.
Verder concludeert de rechtbank uit de inhoud van de telefoons van de verdachte, de verklaring van zijn zus en het gebruik van de bankrekening van zijn zus dat ook de verdachte actief betrokken was bij deze praktijk.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij eerst zijn bankrekening en die van zijn zus beschikbaar stelde. Vervolgens heeft hij op verzoek van anderen ook appjes naar nummers gestuurd om hen bang te maken. Eerst kreeg hij door welke berichten hij door moest sturen, maar later is hij ook zelf dwingende berichten gaan bedenken en versturen. Daarbij verstuurde hij ook betaalverzoeken. De verdachte heeft ook accounts aangemaakt. Het kan zijn dat hij zich heeft voorgedaan als [naam 16] . De verdachte leende aan anderen ook zijn telefoon uit en op gegeven moment had hij wel door wat zij op zijn telefoon deden. De verdachte pinde wat er op zijn bankrekening en op die van zijn zus werd gestort en heeft deze bedragen afgegeven aan anderen. Volgens de verdachte deden aan deze praktijken 30 of 40 mensen mee. [61]
In de telefoons die bij de verdachten in beslag zijn genomen, zijn veel overeenkomstige gegevens aangetroffen. Zo zijn bij alle drie verdachten notities gevonden met teksten waarvan de rechtbank begrijpt dat deze bestemd zijn om door te sturen naar slachtoffers om hen zo te bewegen te betalen. Ook prijslijsten met seksuele diensten zijn bij alle verdachten aangetroffen en meerdere namen (zoals [naam 16] , [naam 29] , [codenaam 4] en [naam 30] ) komen in verschillende varianten en op verschillende accounts op de telefoons voorbij. De verdachten zijn daarnaast samen aangehouden op een hotelkamer vlak na de tenlastegelegde periode. In hotelkamers vond volgens [medeverdachte 1] en [getuige 1] het schetsen doorgaans plaats.
Gelet op dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de verdachten alle drie nauw en bewust met elkaar samenwerkten, een samenwerking die was gericht op het oplichten en afdreigen van slachtoffers, met als doel het afhandig maken van geld of het zich op een andere wijze doen bevoordelen. Of en in hoeverre de verdachte een wezenlijke bijdrage aan ieder van de aan hem tenlastegelegde feiten heeft geleverd, zal hierna per aangifte worden besproken.
Aangiftes
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in hoeverre bewezen kan worden dat de
verdachte als (mede)pleger betrokken was bij de aan hem tenlastegelegde feiten. Daarover
overweegt de rechtbank per aangifte als volgt.
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat ‘ [naam 26] ’ de aangever toevoegde op Snapchat en betaalde seks aanbood. Op 28 maart 2020 stuurde ‘ [naam 26] ’ met het telefoonnummer - [telefoonnummer 1] de aangever foto’s en filmpjes van geslachtsdelen, beweerde dat deze foto’s van de aangever waren en dreigde deze naar zijn familie, werk en school te sturen als de aangever geen geld zou betalen. De aangever heeft toen € 225,00 overgemaakt via een Tikkie naar een rekeningnummer, [62] dat op naam van de zus van [de verdachte] stond. [63] Dit geld is vervolgens gelijk overgemaakt naar de rekening van [de verdachte] . [64] [naam 1] is ook gebeld door het nummer - [telefoonnummer 2] . [65]
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande, in combinatie met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij bij deze afdreiging van [naam 1] betrokken is geweest door zowel zijn eigen bankrekening als die van zijn zus beschikbaar te stellen, en het geld van zijn bankrekening te pinnen en af te dragen aan anderen. Hiermee heeft de verdachte als medepleger een wezenlijke bijdrage geleverd aan de afdreiging van [naam 1] (onder feit 1). Het gebruik van de telefoonnummers -0094 en -1987 duidt voorts op de betrokkenheid van een ander ( [medeverdachte 1] ) bij deze afdreiging.
Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op 20 maart 2020 op Whatsapp werd benaderd. [66] Hij was in de veronderstelling dat hij contact had met een vrouw en [naam 2] heeft een intieme foto van zichzelf gestuurd. [67] Vervolgens werd er gedreigd dat deze foto naar de vrienden van [naam 2] werd gestuurd, als hij niet zou betalen. In totaal heeft [naam 2] op 22 en 23 maart 2020 € 2.202,00 overgemaakt, [68] onder andere naar het rekeningnummer dat op naam van [naam 28] bleek te staan. [69] Nadat € 350,00 van [naam 2] op de rekening van [naam 28] binnenkwam, is er gelijk € 450,00 overgemaakt naar de rekening van de zus van de verdachte. [70]
De rechtbank concludeert op basis van de gebruikte rekeningen, in combinatie met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij met (een) ander(en) betrokken was bij deze afdreiging (onder feit 1). De verdachte heeft hieraan een wezenlijke bijdrage geleverd door de rekening van zijn zus beschikbaar te stellen en het geld te pinnen.
Aangever [naam 3] heeft verklaard dat hij op 11 maart 2020 via Snapchat in contact kwam met escort ‘ [naam 26] ’ en met haar zou afspreken. [71] [naam 3] heeft in totaal € 400,00 overgemaakt voor de date en een intieme foto van zichzelf gestuurd. Vervolgens dreigde ‘ [naam 26] ’ dat zij zijn ouders had gevonden en dat zij alles voor [naam 3] zou verpesten als hij niet zou betalen. [naam 3] heeft toen voor € 800,00 aan Tikkies betaald. [72] De rekeningnummers waarnaar hij de bedragen heeft overgemaakt, bleken op naam van [naam 28] en [naam 20] te staan, [73] en op naam van [naam 31] . De rekening van [naam 31] is gekoppeld aan het Tikkie-account behorend bij -1987. [74] Tussen 14 en 17 maart 2020 is [naam 3] gebeld door verschillende nummers waarbij geappt werd dat het ‘ [naam 26] ’ was, onder andere door -7981, -9637 en -1987. [75]
De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande dat de verdachte met de door hem gebruikte telefoonnummers - [telefoonnummer 6] en - [telefoonnummer 7] contact heeft gezocht als ‘ [naam 26] ’ met [naam 3] . Dit contact heeft echter plaatsgevonden nadat de aangever zijn laatste betaling had verricht. Niet is gebleken dat dit contact door de verdachte op enige wijze heeft bijgedragen aan of heeft geleid tot (verdere) betaling door [naam 3] . Dit brengt mee dat deze handelingen van de verdachte niet instrumenteel zijn geweest voor het oplichten, dreigen en bewegen tot betalen van de aangever. Van andere betrokkenheid van de verdachte bij dit feit is niet gebleken. De verdachte zal van deze oplichting (onder feit 2) en afdreiging (onder feit 1) dan ook worden vrijgesproken.
Aangever [naam 4] heeft verklaard eind september 2020 via Snapchat in contact te zijn gekomen met een vrouw op nummer - [telefoonnummer 1] , naar wie hij pikante beelden van zichzelf heeft gestuurd. Vervolgens kreeg hij berichten waarin werd gedreigd de foto’s naar zijn vrienden en familie te sturen als hij niet geen geld over zou maken. [76] [naam 4] heeft in totaal € 200,00 overgemaakt, onder andere naar een rekeningnummer op naam van [naam 32] . Het laatste bedrag heeft hij op 27 oktober 2020 overgemaakt. Er werden bedreigingen naar hem gestuurd via onder andere de nummers - [telefoonnummer 8] en - [telefoonnummer 3] . [77] Daarnaast noemt [naam 4] nog drie telefoonnummers in zijn aangifte, waarvan in de telefoon die op 9 februari 2020 bij [medeverdachte 1] in beslag is genomen berichten zijn gevonden over het in gebruik nemen van deze nummers. [78] Ook staan in deze telefoon de ouders van [naam 4] als Facebookcontacten opgeslagen. [79]
De rechtbank overweegt dat het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] in de periode van 20 mei 2020 tot 1 september 2020 in de iPhone 6 heeft gezeten die onder de verdachte in beslag is genomen.
Niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit gebruiker was van het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] . Dat het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] ook in notities en afbeeldingen op de andere telefoons van de verdachte voorkomt leidt niet tot een ander oordeel. Er is geen ander bewijs voor de directe betrokkenheid van de verdachte bij deze afdreiging. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan ook uit de – hierna volgende – bekentenis van de verdachte over zijn betrokkenheid bij aangever [naam 5] met gebruik van hetzelfde telefoonnummer niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte dit nummer dan ook in gebruik moet hebben gehad ten tijde van de afdreiging van [naam 4] , omdat dit ziet op een andere periode. De rechtbank zal hem van de afdreiging van [naam 4] dan ook vrijspreken (onder feit 1).
Aangever [naam 5] heeft verklaard dat hij op 15 mei 2020 op Snapchat heeft gereageerd op een premiumabonnement voor naaktfoto’s en hiervoor ter waarde van € 35,00 aan Paysafe-kaarten gekocht. Tijdens een Whatsappgesprek met ‘ [naam 25] ’, die het nummer -9349 gebruikte, heeft hij een intieme foto van zichzelf gestuurd. [80] Vervolgens moest [naam 5] betalen in de vorm van Paysafe-kaarten en Bol.com-kaarten, anders zou ‘ [naam 25] ’ alles naar zijn vrienden sturen. [naam 5] werd daarna via Snapchat door ‘ [codenaam 4] ’ benaderd met telefoonnummer - [telefoonnummer 8] , die dreigde zijn foto op internet te verspreiden als hij niet zou betalen. In totaal heeft [naam 5] € 664,20 overgemaakt. [81]
De rechtbank concludeert dat het gebruikte telefoonnummer - [telefoonnummer 8] duidt op betrokkenheid van de verdachte bij dit incident. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard zijn betrokkenheid bij deze afdreiging te herinneren vanwege de giftcards die de aangever moest betalen. [82] Ook is op een van de telefoons van de verdachte een Snapchataccount [codenaam 4] aangetroffen gekoppeld aan nummer - [telefoonnummer 8] . Uit dit alles leidt de rechtbank af dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het afdreigen van de aangever (onder feit 1) en het vragen om en ontvangen van de giftcards. De rechtbank stelt daarbij vast dat de aangever (na een eerste betaling van € 35,00) na de dreigementen nog € 629,20 heeft overgemaakt.
Aangever [naam 6] heeft verklaard dat hij op 18 december 2020 via Snapchat een erotisch filmpje wilde kopen. ‘ [naam 16] ’ stuurde hiervoor via telefoonnummer - [telefoonnummer 8] Tikkies ter waarde van € 125,00, die [naam 6] heeft betaald, zonder dat hij een filmpje heeft gekregen. [83] Vervolgens werd hem gezegd dat er een Remote Access Tool op zijn telefoon was geïnstalleerd en dat hij geld moest betalen om het gesprek stil te houden. In totaal heeft [naam 6] toen € 350,00 overgemaakt. [84] Daarna is [naam 6] nog benaderd door het telefoonnummer - [telefoonnummer 11] . [85]
De rechtbank concludeert dat de telefoonnummers - [telefoonnummer 8] en - [telefoonnummer 11] respectievelijk in de periode van 20 mei 2020 tot 1 september 2020 en in de periode van 24 september 2020 tot en met 8 oktober 2020 in de iPhone 6 hebben gezeten die onder de verdachte in beslag is genomen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van dit tenlastegelegde incident gebruiker was van deze telefoonnummers. Er is voorts geen ander bewijs voor de directe betrokkenheid van de verdachte bij deze afdreiging. De rechtbank zal hem hiervan vrijspreken (onder feit 1).
Aangever [naam 7] heeft verklaard op 26 oktober 2020 via Snapchat in contact te zijn gekomen met ‘ [naam 29] ’ met accountnaam [naam 25] . [naam 7] heeft toen meerdere keren geld overgemaakt voor een premiumabonnement op seksueel getinte foto’s op de rekening van [naam 32] . Ook heeft hij een foto van internet van een mannelijk geslachtsdeel naar ‘ [naam 29] ’ gestuurd. [86] Vervolgens is [naam 7] door verschillende telefoonnummers benaderd waarbij gedreigd werd dat zij hem bij de politie gingen aangeven omdat hij naaktfoto’s van minderjarigen zou kopen en hem het leven zuur gingen maken. [naam 7] is onder andere benaderd door het telefoonnummer - [telefoonnummer 1] . Hij heeft na de bedreigingen in totaal € 300,00 overgemaakt. Daarna is hij nog benaderd door de telefoonnummers - [telefoonnummer 9] , - [telefoonnummer 10] en - [telefoonnummer 8] . [87]
De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande dat de verdachte met de door hem gebruikte telefoonnummers - [telefoonnummer 9] en - [telefoonnummer 10] contact heeft gezocht met [naam 7] nadat deze zijn laatste betaling had verricht. Niet is gebleken dat dit contact door de verdachte op enige wijze heeft bijgedragen aan of heeft geleid tot (verdere) betaling door aangever [naam 7] . Dit brengt mee dat de handelingen van de verdachte niet instrumenteel zijn geweest voor het dreigen en bewegen tot betalen van aangever [naam 7] . Van andere betrokkenheid van de verdachte bij dit feit is niet gebleken. De verdachte zal van deze afdreiging (onder feit 1) dan ook worden vrijgesproken.
Aangever [naam 8] heeft verklaard dat hij op 18 december 2020 gebruik wilde maken van een escortservice en via een website in contact is gekomen met ‘ [naam 16] ’ met het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] . Deze [naam 16] zou naar [naam 8] toe komen. [88] [naam 8] heeft toen meerdere geldbedragen over moeten maken, in totaal € 260,00 voor ‘borg’ en ‘terugboekkosten’, onder andere naar een rekening op naam van [naam 24] Alicia. Daarbij is hij ook benaderd door het nummer - [telefoonnummer 3] . Er is daarna niet meer gereageerd op zijn berichten en ‘ [naam 16] ’ is niet verschenen. [89]
De rechtbank concludeert dat het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] in de periode van 20 mei 2020 tot 1 september 2020 in de iPhone 6 heeft gezeten die onder de verdachte in beslag is genomen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van dit tenlastegelegde incident gebruiker was van dit telefoonnummer. Er is voorts geen ander bewijs voor de directe betrokkenheid van de verdachte bij deze oplichting van aangever [naam 8] (onder feit 2). De rechtbank zal hem hiervan vrijspreken.
Aangever [naam 9] heeft verklaard dat hij op 29 december 2020 via Snapchat in contact kwam met ‘ [naam 33] ’ op telefoonnummer - [telefoonnummer 8] en een afspraak met haar maakte voor een escortservice. Hij heeft hiervoor € 160,00 overgemaakt via betaalverzoeken. Er is echter niemand op de afspraak verschenen. [90]
De rechtbank concludeert dat het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] in de periode van 20 mei 2020 tot 1 september 2020 in de iPhone 6 heeft gezeten die onder de verdachte in beslag is genomen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van dit tenlastegelegde incident gebruiker was van dit telefoonnummer. Er is voorts geen ander bewijs voor de directe betrokkenheid van de verdachte bij deze oplichting van aangever [naam 9] (onder feit 2). De rechtbank zal hem hiervan vrijspreken.
Aangever [naam 10] heeft verklaard dat hij op 9 december 2020 op Snapchat werd toegevoegd door ‘ [codenaam 6] ’ met de vraag of hij naaktfoto’s wilde kopen. Hij kreeg naaktfoto’s en -filmpjes toegestuurd en heeft twee betaalverzoeken betaald. Vanaf dat moment liep het contact via Whatsapp met het telefoonnummer - [telefoonnummer 8] , dat op 17 december 2020 werd gekoppeld aan het bedrijfsaccount [codenaam 6] . [91] Vervolgens kreeg [naam 10] het bericht dat er een Remote Access Tool op zijn telefoon was geïnstalleerd en dat hij moest betalen, anders zou [codenaam 6] hem ‘online zetten’. Daarna heeft [naam 10] na dreigende en dwingende berichten tussen 17 en 26 december 2020 in totaal € 850,00 betaald. [92] Uit het bij de aangifte gevoegde gesprek blijkt dat de volgende berichten naar [naam 10] zijn gestuurd:
[17-12-2020 19:48:04] [naam 10] : En wat ga jij doen dan?
[17-12-2020 19:48:31] [codenaam 6] : Als je hebt betaald, niks.
[26-12-2020 13:12:04] [codenaam 6] : En ik moet dus nu
[26-12-2020 13:12:10] [codenaam 6] : Heel je kanker leven verneuken ?
[26-12-2020 13:12:33] [codenaam 6] : Een prijs op je hoofd gooien?
[26-12-2020 13:12:43] [codenaam 6] : Je leven zo zwaar maken tot je er zelf een eind aan maakt?
[26-12-2020 13:13:04] [codenaam 6] : Maar als je njet betaald heb ik geen andere keus.
[26-12-2020 19:00:04] [codenaam 6] : Er is al onderzoek naar jou gedaan, geloof mij nou maar.
[26-12-2020 20:10:22] [codenaam 6] : Alleen als ik nu op je telefoon ga.
[26-12-2020 20:10:26] [codenaam 6] : Ben je je tel kwijt.
[26-12-2020 20:10:31] [codenaam 6] : Gaat de acu raar doen
[26-12-2020 20:10:37] [codenaam 6] : En heb je dalijk een fikkie thuis
[26-12-2020 20:11:05] [codenaam 6] : Er is ook nog een plan C?
[26-12-2020 20:11:12] [codenaam 6] : Maar dat is genadeloos .
[26-12-2020 20:13:21] [codenaam 6] : Wil je der achter komen hoe gek ik daadwerkelijk kan zijn?
[26-12-2020 20:13:23] [codenaam 6] : Dat wil je niet.
[26-12-2020 20:13:34] [codenaam 6] : Dan loop je njet veilig buiten zometeen
Uit het bij de aangifte gevoegde gesprek blijkt ook dat, nadat [naam 10] het bedrijfsaccount [codenaam 6] op 26 december 2020 blokkeert, het telefoonnummer - [telefoonnummer 9] binnen één minuut via Whatsapp contact opneemt met [naam 10] en het gesprek voortzet, waarbij onder meer het volgende wordt gestuurd:
[26-12-2020 20:28:35] + [telefoonnummer 9] : DUS WE GAAN STOER SPELEN?
[26-12-2020 20:28:40] + [telefoonnummer 9] : Weet je DAT HEEL ZEKER? [93]
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat de verdachte het gesprek met [naam 10] op 26 december 2020 heeft voortgezet met zijn telefoonnummer - [telefoonnummer 9] . Voorts kan uit het verloop van de Whatsapp gesprekken worden afgeleid dat de verdachte ook direct betrokken moet zijn geweest bij de berichten die tot en met 26 december 2020 zijn gestuurd door het bedrijfsaccount [codenaam 6] . Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de verdachte binnen één minuut nadat [naam 10] het account van [codenaam 6] blokkeert, het gesprek en de bedreigingen voortzet en zelfs intensiveert met zijn nummer - [telefoonnummer 9] . De verdachte heeft ter terechtzitting ook bekend dat hij een deel van de tenlastegelegde bedreigingen heeft verstuurd aan [naam 10] , [94] waaruit de rechtbank tevens opmaakt dat de verdachte hierin heeft samengewerkt met (een) ander(en). De rechtbank overweegt verder dat uit de aangifte en het bijgevoegde gesprek blijkt dat [naam 10] na 26 december 2020 om 20:31 uur geen Tikkies meer heeft betaald. De dreigende berichten die na dat tijdstip zijn verstuurd, zijn derhalve niet instrumenteel geweest voor het dreigen en bewegen tot betalen. De rechtbank zal de verdachte daarom van die onderdelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Conclusie ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de afdreiging van de aangevers [naam 1] , [naam 2] , en [naam 5] (onder feit 1) en aan het afpersen in vereniging van aangever [naam 10] (onder feit 3).
De rechtbank concludeert dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde afdreigingen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 7] partieel zal worden vrijgesproken. Voor de tenlastegelegde oplichtingen onder feit 2 ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, waardoor de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak feit 4, 5 en 6 (dagvaarding I)
De rechtbank is met betrekking tot de oplichting, diefstal en computervredebreuk zoals ten laste gelegd onder 4, 5 en 6 met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
In de aangifte namens [naam 11] is verklaard dat [naam 11] een bericht kreeg waarin stond dat hij moest betalen. Hij zou vervolgens op een link zou hebben geklikt die leidde naar een betaalomgeving van de Bunq bank. Een medewerker van de Rabobank heeft volgens de aangifte aan de vader van [naam 11] verteld dat op die manier de telefoon van [naam 11] zou zijn gehackt, waarna de dader(s) zelf geld van de rekening van [naam 11] zou(den) hebben gehaald. De rechtbank overweegt dat uit nadere onderzoeksbevindingen in het dossier is gebleken dat het IP-adres dat werd gebruikt tijdens het overmaken van meerdere geldbedragen van de rekening van [naam 11] naar verschillende Bunqrekeningen hoort bij [naam 11] te Waalwijk. Op basis daarvan is het aannemelijk dat [naam 11] de geldbedragen zelf heeft overgemaakt naar aanleiding van de dreigende berichten die hij ontving.
De rechtbank concludeert dat de handelingen jegens [naam 11] gekwalificeerd zouden kunnen worden als afdreiging, maar dit is niet ten laste gelegd. Het dossier bevat verder geen bewijs voor computervredebreuk, diefstal met een valse sleutel of oplichting. De verdachte zal daarom van feiten 4, 5 en 6 worden vrijgesproken.
4.3.3
Mishandeling en openlijk geweld (dagvaarding II) [95]
Mishandeling op 10 juli 2021 (feit 1)
De verdachte wordt verweten dat hij op 10 juli 2021 te Leiderdorp [naam 12] ( [naam 12] ) heeft mishandeld door hem in het gezicht of tegen het hoofd te slaan of stompen.
Tijdens zijn verhoor op 10 juli 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij [naam 12] tegen was gekomen en dat hij hem heeft geslagen. [96] De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben beiden verklaard dat zij in de nacht van 9 op 10 juli 2021 te Leiderdorp hebben gezien dat de verdachte met gebalde vuist [naam 12] tegen zijn kaak sloeg. [97] Ook getuige [getuige 4] zag dat de verdachte [naam 12] sloeg met zijn vuist. [98] De verbalisant ter plaatse heeft op de linkerkant van de kaak van [naam 12] een bult zien zitten. [99]
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door [naam 12] in het gezicht te slaan.
Openlijk geweld op 2 juni 2021 (feit 2)
De verdachte wordt verweten dat hij op 2 juni 2021 te Leiderdorp openlijk geweld heeft gepleegd tegen [naam 13] ( [naam 13] ), [naam 12] ( [naam 12] ) en [naam 14] ( [naam 14] ).
[naam 14] heeft verklaard dat hij op 2 juni 2021 bij het Leiderdorpse strandje was, onder andere met [naam 13] en [naam 12] . Er kwam een jongen boos op hem af lopen en deze jongen balde zijn rechtervuist en haalde vol naar [naam 14] uit. [naam 14] voelde dat zijn vuist hard tegen zijn hoofd kwam. Later hoorde [naam 14] van [naam 12] dat deze jongen [de verdachte] heet. [100] [naam 14] zag dat de verdachte met twee andere jongens, van wie hij later hoorde dat een [naam 34] heet, op [naam 12] af liepen en dat [naam 12] rake klappen van deze jongens kreeg. [naam 14] zag dat [naam 34] [naam 12] een kopstoot gaf en dat [naam 12] van een van de andere twee jongens een klap op zijn achterhoofd kreeg. Ook kreeg [naam 12] een trap tegen de binnenkant van zijn knie, waarvan [naam 14] vermoedde dat de verdachte dat deed. Ook [naam 13] kreeg een klap op zijn kaak van een van de jongens. [101]
[naam 13] heeft verklaard dat naast hen op het strand een andere groep jongens zat en dat er een paar jongens van de groep bij hun groepje stonden. [naam 13] kende twee van de aanwezige jongens als [de verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) en [naam 34] . [naam 13] zag dat [naam 12] een kopstoot kreeg van [naam 34] en van zowel de verdachte als [naam 34] een vijftal klappen en een trap tegen zijn knie. [102] [naam 13] heeft verklaard dat de verdachte met kracht een klap tegen zijn kaak heeft gegeven. [103]
[naam 12] heeft verklaard dat hij een kopstoot kreeg van [naam 34] . Ook kreeg hij meerdere vuistslagen in zijn gezicht en tegen zijn oren. Hij zag dat [naam 34] en de verdachte hem steeds in zijn gezicht sloegen. Op het laatst zag hij dat de verdachte hem hard tegen zijn rechterbeen schopte. Daarna zag hij de verdachte en [naam 34] tekeer gaan tegen [naam 13] en dat zij hem ook in zijn gezicht sloegen. [104]
Op basis van de bovenstaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangevers. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij [naam 12] alleen heeft geduwd en niemand heeft geslagen, acht de rechtbank in het licht van de andere verklaringen in het dossier ongeloofwaardig. Omdat de verdachte samen met de twee andere jongens het gevecht is aangegaan met de aangevers, is hij medeverantwoordelijk voor de geweldshandelingen die door de andere jongens zijn gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:
1
hij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2020 tot en met 18 december 2020 te Leiden en/of Leiderdorp, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of zijn mededader(s) en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, personen te weten
- [naam 1] en
- [naam 2] en
- [naam 5]
(telkens) door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, heeft gedwongen tot de afgifte van
goederen, te weten de afgifte van geldbedragen ter hoogte van:
- 225 euro ( [naam 1] ) en
- 2.202 euro ( [naam 2] ) en
- 629,20 euro
in de vorm van giftcards( [naam 5] )
immers hebben verdachte en zijn mededader(s) (telkens)
- ( erotisch getint) contact gelegd via WhatsApp en/of Snapchat en/of andere social media met die perso(o)n(en) en/of daaruit, dan wel via andere wijze, (een) naaktfoto('s) en/of-filmpje(s) en/of erotisch getinte foto('s) en/of filmpje(s) van die perso(o)n(en) en/of (een) ander(en) verkregen/verworven en/of gebruikt en/of (vervolgens)
- die perso(o)n(en) dreigende en/of dwingende berichten gestuurd en/of gebeld waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dwingende en/of dreigende uitlatingen en/of eisen de(e)d(en) aan die perso(o)n(en), onder meer inhoudende dat hij en/of zijn mededader(s) die perso(o)n(en) zou(den) "exposen" op internet/social media en/of die foto('s) en/of (dat) filmpje(s) aan de familie, vrienden en/of werkgever(s) en/of collega('s) van voornoemde perso(o)n(en) zou(den) sturen, tenzij hij/zij geldbedragen zou(den) sturen en/of geven en/of doen toekomen/overmaken aan (een) door verdachte en/of zijn mededader(s) aangegeven rekeningnummer(s) en/of giftcards zou(den) kopen, althans feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking;
3
hij op tijdstippen in de periode van 9 december 2020 tot en met 4 januari 2021 te Leiderdorp, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door bedreiging met geweld [naam 10] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van 850 euro, toebehorende aan [naam 10] , welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (telkens) aan die [naam 10] via WhatsApp
sturen van meerdere bedreigende chatberichten inhoudende onder andere:
-"als je betaalt ga ik niks doen" en
-"moet ik heel je kankerleven nu verneuken? Een prijs op je hoofd gooien" en
-"Moet ik je leven zo zwaar maken dat je er zelf een eind aan maakt? Als je niet betaald laat je me geen andere keus" en
- " Er is al onderzoek naar jou gedaan, geloof me maar" en
- " Er is ook een Plan C, maar dat is genadeloos. Wil je erachter komen hoe gek ik daadwerkelijk kan zijn?" en
- Nadat die [naam 10] het telefoonnummer waarmee bovengenoemde berichten werden verstuurd, had geblokkeerd "Dus we gaan stoer spelen? Weet je dat heel zeker?" en
- “ en heb je dalijk een fikkie thuis” en
- “ dan loop je niet veilig buiten zometeen”;
Dagvaarding II:
1
hij op 10 juli 2021 te Leiderdorp [naam 12] heeft mishandeld door die [naam 12] in het gezicht te slaan;
2
hij op 2 juni 2021 te Leiderdorp openlijk, te weten aan het Boomgaardpad, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [naam 13] en [naam 12] en [naam 14] door die [naam 13] en/of [naam 12] en/of [naam 14] (meerdere malen):
- in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en
- een kopstoot te geven en
- tegen het been te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De op te leggen straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest voor de duur van 8 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan moet worden met een schuldigverklaring zonder het opleggen van straf. Een werkstraf is te belastend omdat de verdachte ook begint met een opleiding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich met anderen maandenlang bezig gehouden met het oplichten en afdreigen van mannen via het internet. De verdachte heeft zich op internet of in andere contacten voorgedaan als een vrouw, heeft gesprekken gevoerd met seksuele intenties en heeft zo de mannen bewogen om seksueel expliciete foto’s van zichzelf naar hem te sturen. Nadat verdachte deze foto’s had ontvangen, heeft hij de slachtoffers, die zich in een kwetsbare positie bevonden, onder druk gezet door te dreigen hun foto’s of hun gesprek op internet te zetten en aan hun familie, vrienden en werk te laten zien als de mannen niet zouden meewerken. Uit angst voor die gevolgen hebben de slachtoffers geld overgemaakt naar de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de gevoelens van angst en schaamte van de slachtoffers maximaal uitgebuit voor hun eigen financiële gewin. De impact van de afdreigingen op de levens van de slachtoffers is enorm geweest, niet alleen financieel maar ook emotioneel. Dit blijkt uit de aangiftes, de slachtofferverklaring van [naam 5] en uit de onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Uit het dossier volgen duidelijke aanwijzingen dat er vele malen meer slachtoffers gemaakt zijn dan degenen die aangifte hebben durven doen. De verdachte is gedurende een langere periode met anderen betrokken geweest bij deze feiten en de bewezenverklaring geeft slechts een klein deel weer van deze praktijken.
Daarnaast heeft de verdachte, terwijl hij in een schorsing liep en zonder aanleiding, met anderen de slachtoffers [naam 12] , [naam 14] en [naam 13] in het openbaar geschopt en geslagen, met verwondingen tot gevolg. Ruim een maand nadat dit openlijk geweld heeft plaatsgevonden heeft hij [naam 12] nog een keer mishandeld, door hem te slaan. Het slachtoffer is daarbij bewusteloos geraakt. Aannemelijk is dat niet alleen de slachtoffers, maar ook anderen die getuige van deze feiten zijn geweest, zich daardoor onveilig hebben gevoeld. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 april 2024. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 16 juli 2021 een boete in verband met overtreding van de Regeling voertuigen heeft ontvangen, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 24 oktober 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er zorgen zijn om de geestelijke gezondheid van de verdachte. Het is van belang dat hij behandeling krijgt voor zijn trauma- en angstklachten, maar hiervoor is hij niet gemotiveerd. Tevens heeft de Raad zorgen over de schoolgang van de verdachte. De afgelopen jaren heeft hij verschillende opleidingen geprobeerd te volgen, maar is het hem niet gelukt om een diploma te behalen. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op laag. Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt niet meer passend gevonden. De verdachte is niet gemotiveerd voor behandeling en moet zich al erg lang aan schorsingsvoorwaarden houden. De Raad adviseert een (deels voorwaardelijke) werkstraf op te leggen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. Op 23 februari 2021 is de verdachte in verzekering gesteld ten aanzien van dagvaarding I en vanaf die dag is de redelijke termijn aangevangen. In deze zaak is die termijn met 24 maanden overschreden. Op 10 juli 2021 is de verdachte in verzekering gesteld met betrekking tot het feit op dagvaarding II en vanaf die dag is de redelijke termijn aangevangen. In deze zaak is die termijn met 19 maanden overschreden.
Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder nader wordt uitgelegd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank overweegt dat het gaat om ernstige feiten, gepleegd toen de verdachte nog een jonge jongen was van 14 en 15 jaar. De verdachte is inmiddels 19 jaar en heeft ter terechtzitting inzicht gegeven in zijn handelen van destijds, berouw getoond en verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in het afdreigen van slachtoffers.
De rechtbank overweegt dat het jeugdstrafrecht een sterk pedagogisch karakter kent en het pedagogisch effect van een straf op dit moment zeer gering is, gelet op het zeer grote tijdsverloop. Het leven van de verdachte ziet er heel anders uit dan toen de feiten werden gepleegd. Een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie zou op zichzelf een passende straf zijn gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, maar de rechtbank acht een dergelijke vrijheidsstraf, ook in voorwaardelijke zin, nu niet meer opportuun en kiest daarom voor het opleggen van een werkstraf. De rechtbank weegt daarbij in strafmatigende zin mee dat de verdachte zich meer dan drie jaar aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden, ook al is dit niet altijd goed gegaan.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren passend en geboden. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze matigen en beperken tot een werkstraf voor de duur van 70 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (dagvaarding I)
8.1
Vordering benadeelde partij [naam 5]
, ter zitting vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 2.264,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 664,20 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
8.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van de immateriële schade.
8.1.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft gepleit voor toewijzing van een derde deel van de materiële schade en voor het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij ten aanzien van immateriële schade, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. De materiële schade is tot een bedrag van € 629,20 voldoende onderbouwd en de rechtbank zal dit gedeelte van de vordering toewijzen, met afwijzing voor het overige. De rechtbank ziet geen aanleiding om slechts een derde van het gevorderde bedrag toe te wijzen, maar zal in plaats daarvan de verplichting tot betaling hoofdelijk opleggen.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is naar het oordeel van de rechtbank (gedeeltelijk) toewijsbaar, nu op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden waarvoor de verdachte verantwoordelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat het ging om een zeer intimiderende situatie voor de benadeelde partij, waarbij is gedreigd persoonlijke foto’s openbaar te maken en naar zijn familie en vrienden te sturen. Blijkens de onderbouwing van de vordering en gelet op de inhoud van de slachtofferverklaring heeft het feit veel impact gehad op zijn dagelijks leven. De benadeelde partij is kwetsbaar door zijn PDD-NOS en is erg angstig geworden na het gepleegde feit. Hij durfde bijna niet meer naar buiten en het is lastiger voor hem geworden om mensen te vertrouwen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade rekening met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Gelet op de onderbouwing van de vordering stelt de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering van [naam 5] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 1.129,20, bestaande uit € 629,20,- aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 mei 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.129,20,vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] . De gijzeling bij niet-betalen zal worden bepaald op 0 dagen,
8.2
Vordering benadeelde partij [naam 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 250,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ter zake van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
8.3
Vordering benadeelde partij [naam 8]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 260,00 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ter zake van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 7 tot en met 9 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 7 tot en met 9 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Dit zijn telefoons. Deze voorwerpen is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien de telefoons aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze telefoons de bij dagvaarding I onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 141, 300, 317 en 318 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij dagvaarding I (09-053509-21) onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de bij dagvaarding I (09-053509-21) onder 1 en 3 en bij dagvaarding II (09-184385-21) onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
dagvaarding I(09-053509-21):
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
dagvaarding II(09-184385-21):
ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
70 (ZEVENTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
35 (VIJFENDERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
de vordering van de benadeelde partij [naam 5] (dagvaarding I)
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 1.129,20, bestaande uit € 629,20 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 5] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.129, 20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een mededader de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 9] (dagvaarding I)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [naam 8] (dagvaarding I)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 8, 9 en 10 genummerde voorwerpen, te weten:
7 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1500-2020161263- 2554969 , Wit, merk: Apple IPhone)
8 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: : PL1500-2020161263-2554896, Zwart, merk: Apple IPhone 12)
9 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1500-2020161263-2554974, Wit, merk: Apple IPhone A1586);
het bevel tot voorlopige hechtenis (dagvaarding I)
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. B.A. Sturm, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2024.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 18 december 2020 te Leiden en/of Leiderdorp, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,( telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zichzelf en/of zijn mededader(s) en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een of meer personen te weten
- J. [naam 1] (incident 2, aangifte pagina 337) en/of
- [naam 2] (incident 3, aangifte pagina 387) en/of
- [naam 3] (incident 4, aangifte pagina 419) en/of
- [naam 4] (incident 6, aangifte pagina 459) en/of
- [naam 5] (incident 14, aangifte pagina 882) en/of
- [naam 6] (aangifte pagina 1194) en/of
- [naam 35] (aangifte pagina 1198),
(telkens) door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, heeft gedwongen tot de afgifte van een goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een schuld, te weten de afgifte van een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer:
- 225 euro ( [naam 1] ) en/of
- 2.202 euro ( [naam 2] ) en/of
- 400 euro ( [naam 3] ) en/of
- 200 euro ( [naam 4] ) en/of
- 664,20 euro ( [naam 5] ) en/of
- 350 euro ( [naam 6] ) en/of
- 300 euro ( [naam 7] ),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- ( erotisch getint) contact gelegd via WhatsApp en/of Snapchat en/of andere social media met die perso(o)n(en) en/of daaruit, dan wel via andere wijze, (een) naaktfoto('s) en/of-filmpje(s) en/of erotisch getinte foto('s) en/of filmpje(s) van die perso(o)n(en) en/of (een) ander(en) verkregen/verworven en/of gebruikt en/of geclaimd via een code het beheer over de telefoon van die perso(o)n(en) te hebben gekregen/bemachtigd en/of (vervolgens)
- die perso(o)n(en) dreigende en/of dwingende berichten gestuurd en/of gebeld waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dwingende en/of dreigende uitlatingen en/of eisen de(e)d(en) aan die perso(o)n(en), onder meer inhoudende dat hij en/of zijn mededader(s) die perso(o)n(en) zou(den) "exposen" op internet/social media en/of die foto('s) en/of (dat) filmpje(s) aan de familie, vrienden en/of werkgever(s) en/of collega('s) van voornoemde perso(o)n(en) zou(den) sturen, tenzij hij/zij geldbedragen zou(den) sturen en/of geven en/of doen toekomen/overmaken aan (een) door verdachte en/of zijn mededader(s) aangegeven rekeningnummer(s) en/of giftcards zou(den) kopen, althans feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 30 december 2020 te Leiden en/of Leiderdorp, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 3] (incident 4, aangifte pagina 419) en/of
- [naam 9] (incident 15, aangifte pagina 910) en/of
- [naam 9] (aangifte pagina 1192) en/of
- [naam 6] (aangifte pagina 1194)
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer:
- 400 euro ( [naam 3] ) en/of
- 260 euro ( [naam 8] ) en/of
- 160 euro ( [naam 9] ) en/of
- 125 euro ( [naam 6] ),
door zich (telkens) op social media en/of in berichtenverkeer voor te doen als een vrouw waarmee -tegen betaling- (erotisch getint) contact plaats zou (kunnen) vinden en/of die -tegen betaling- een (erotisch getint) filmpje zou sturen;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 december 2020 tot en met 4 januari 2021 te Leiderdorp, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 10] (incident 7, aangifte pagina 483) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van ongeveer 850 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (telkens) aan die [naam 10] via WhatsApp
sturen van meerdere bedreigende chatberichten inhoudende onder andere:
-"als je betaalt ga ik niks doen" en/of
-"moet ik heel je kankerleven nu verneuken? Een prijs op je hoofd gooien" en/of
-"Moet ik je leven zo zwaar maken dat je er zelf een eind aan maakt? Als je niet betaald laat je me geen andere keus" en/of
- " Er is al onderzoek naar jou gedaan, geloof me maar" en/of
- " Er is ook een Plan C, maar dat is genadeloos. Wil je erachter komen hoe gek ik daadwerkelijk kan zijn?" en/of
- Nadat die [naam 10] het telefoonnummer waarmee bovengenoemde berichten werden verstuurd, had geblokkeerd "Dus we gaan stoer spelen? Weet je dat heel zeker?" en/of
- " Niet blokkeren, ik ga nu met de groep bellen. Schiet op [met betalen], ze wachten" en/of
- " Maak gewoon geen domme bewegingen" en/of
- " Betaal het, je hebt 2 minuten!",
- “ Ze weten nu redelijk veel van je, zelfs hoeveel je weegt, waar je naar toe gaat om te
winkelen, ookal ben je er niet vaak, of misschien toch wel?”
- “ en heb je dalijk een fikkie thuis” en/of
- “ dan loop je niet veilig buiten zometeen”.
- “ betalen. Maak me niet kanker doorgedraaid. Ik heb hier 6 uzi’s liggen. Demper. Lijkzakken”.
althans berichten van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
4
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 18 oktober 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Waalwijk en/of Leiden en/of Leiderdorp, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 11] (incident 18, aangifte pagina 1436) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van gegevens, te weten:
de (inlog)gegevens van zijn internetbankieromgeving en/of één of meerdere geldbedrag(en), door (telkens):
-die [naam 11] te benaderen via WhatsApp en/of zich voor te doen als schuldeiser en/of die [naam 11] te zeggen dat hij (een) openstaande schuld(en) heeft en/of
-(vervolgens) die [naam 11] een valse link toe te sturen waarbij de persoon werd doorgeleid naar een ‘panel’, te weten een pagina die afkomstig lijkt te zijn van de bank waarop de gegevens die toegang geven tot de internetbankieromgeving behorend bij de bankrekening(en) van die persoon dienen te worden ingevuld en door verdachte en/of zijn mededader(s) kunnen worden afgetapt en/of
-(vervolgens) met die [naam 11] verder te communiceren via Whatsapp over de vermeende openstaande schuld(en);
5
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Leiden en/of Leidedorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 1602,50 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 11] (incident 18, aangifte pagina 1436), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik te
hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zich (telkens) toegang te verschaffen tot de internetbankieromgeving van voornoemde [naam 11] , met gebruikmaking van aan deze [naam 11] toebehorende inloggegevens zonder dat verdachte en/of zijn mededader(s) gerechtigd was/waren tot het gebruik van deze inloggegevens;
6
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Waalwijk en/of Leiden en/of Leiderdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een server en/of een computersysteem bevattende de beveiligde internetbankieromgeving van de Rabobank, althans een deel daarvan, gekoppeld aan de bankrekening(en) van een klant van voornoemde bank is binnengedrongen
a. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten de (door afpersing verkregen) inloggegevens van de rekeninghouder en/of
b. door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als geautoriseerde klant van de bank voornoemd;
Dagvaarding II:
1
hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Leiderdorp [naam 12] heeft mishandeld door die [naam 12] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan/stompen;
2
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Leiderdorp openlijk, te weten, op/aan het Boomgaardpad, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten [naam 13] en/of
[naam 12] en/of [naam 14] door die [naam 13] en/of [naam 12] en/of [naam 14] (meerdere malen):
- te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te stompen/slaan en/of
- een kopstoot te geven en/of
- tegen de/het be(e)n(en), althans het lichaam, te schoppen/trappen.

Voetnoten

1.AG Spronken voor HR 08 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1295; Rb Den Haag 22-08-2022; ECLI:NL:RBDHA:2022:9 145; Rb Amsterdam 07-07-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:45 199; Rb Zeeland West-Brabant 31-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:438 (FJR 2023,28/8); Rb Gelderland 11-10-2022, ELCI:NL:RBGEL:2022:5769.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2020164982 van politie Eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek.
3.Proces-verbaal, p. 1130.
4.De rechtbank vat het jaartal 2020 in dit proces-verbaal op als een kennelijke verschrijving, nu het proces-verbaal is ondertekend op 10 januari 2021 en in het relaas op p. 623 wordt gesproken over 5 januari 2021.
5.Proces-verbaal, p. 920.
6.Proces-verbaal, p. 581.
7.Proces-verbaal, p. 361.
8.Proces-verbaal, p. 520.
9.Proces-verbaal, p. 1032.
10.Proces-verbaal, p. 1019.
11.Proces-verbaal, p. 1019.
12.Proces-verbaal, p. 539.
13.Proces-verbaal, p. 536.
14.Proces-verbaal, p. 362.
15.Proces-verbaal, p. 226 en 352.
16.Proces-verbaal, p. 641.
17.Proces-verbaal, p. 644.
18.Proces-verbaal, p. 352.
19.Proces-verbaal, p. 1020.
20.Proces-verbaal, p. 251.
21.Proces-verbaal, p. 819.
22.Proces-verbaal, p. 628.
23.Proces-verbaal, p. 1525.
24.Proces-verbaal, p. 799.
25.Proces-verbaal, p. 638.
26.Proces-verbaal, p. 562.
27.Proces-verbaal, p. 251.
28.Proces-verbaal, p. 1291.
29.Proces-verbaal, p. 137-138 en proces-verbaal p. 1252 en 1293.
30.Proces-verbaal, p. 1252 en 1293.
31.Proces-verbaal, p. 1210.
32.Proces-verbaal, p. 1261.
33.Proces-verbaal, p. 1263.
34.Proces-verbaal, p. 167.
35.Proces-verbaal, p. 325.
36.Proces-verbaal, p. 638.
37.Proces-verbaal, p. 639.
38.Proces-verbaal, p. 640.
39.Proces-verbaal, p. 641.
40.Proces-verbaal, p. 642.
41.Proces-verbaal, p. 627.
42.Proces-verbaal, p. 629.
43.Proces-verbaal, p. 632.
44.Proces-verbaal, p. 633.
45.Proces-verbaal, p. 251.
46.Proces-verbaal, p. 252.
47.Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL1500-2020161263-93, niet doorgenummerd.
48.Proces-verbaal, p. 1286.
49.Proces-verbaal, p. 1287.
50.Proces-verbaal, p. 1289-1290.
51.Proces-verbaal, p. 137.
52.Proces-verbaal, p. 1261.
53.Proces-verbaal, p. 1262.
54.Proces-verbaal, p. 1263.
55.Proces-verbaal, p. 1268.
56.Proces-verbaal, p. 1269.
57.Proces-verbaal, p. 1270.
58.Proces-verbaal, p. 1274.
59.Proces-verbaal, p. 1252.
60.Proces-verbaal p. 113, 120-125.
61.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2024.
62.Proces-verbaal, p. 337.
63.Proces-verbaal, p. 360.
64.Proces-verbaal, p. 361.
65.Proces-verbaal, p. 338.
66.Proces-verbaal, p. 387.
67.Proces-verbaal, p. 400.
68.Proces-verbaal, p. 388.
69.Proces-verbaal, p. 410.
70.Proces-verbaal, p. 414.
71.Proces-verbaal, p. 419.
72.Proces-verbaal, p. 420.
73.Proces-verbaal, p. 410 en 432.
74.Proces-verbaal, p. 428.
75.Proces-verbaal, p. 421.
76.Proces-verbaal, p. 459.
77.Proces-verbaal, p. 460.
78.Proces-verbaal, p. 460 en 767.
79.Proces-verbaal, p. 251.
80.Proces-verbaal, p. 882.
81.Proces-verbaal, p. 883.
82.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2024.
83.Proces-verbaal, p. 1597.
84.Proces-verbaal, p. 1598.
85.Proces-verbaal, p. 1599.
86.Proces-verbaal, p. 1541.
87.Proces-verbaal, p. 1542.
88.Proces-verbaal, p. 910.
89.Proces-verbaal, p. 911.
90.Proces-verbaal, p. 1648.
91.Proces-verbaal, p. 483.
92.Proces-verbaal, p. 484.
93.Proces-verbaal, p. 488 – 497.
94.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2024.
95.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2021185132 van politie Eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek.
96.Proces-verbaal, p. 31.
97.Proces-verbaal, p. 19 en 21.
98.Proces-verbaal, p. 24.
99.Proces-verbaal, p. 37.
100.Proces-verbaal, p. 7.
101.Proces-verbaal, p. 8.
102.Proces-verbaal, p. 10.
103.Proces-verbaal, p. 11.
104.Proces-verbaal, p. 14.