ECLI:NL:RBDHA:2024:9737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
C/09/662352 / FA RK 24-1560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Frankrijk en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De moeder, die in Frankrijk woont, verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige naar Frankrijk te verhuizen. De vader, die in Nederland woont, voerde verweer en stelde dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen, omdat de belangen van de minderjarige en de vader zwaarder wogen. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige een zwaarwichtig belang heeft bij regelmatig fysiek contact met beide ouders, wat in gevaar zou komen bij een verhuizing naar Frankrijk. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in Nederland vastgesteld, mits zij binnen een straal van twintig kilometer van de vader woont. Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader regelmatig contact met de minderjarige kan hebben. De moeder kreeg toestemming om tijdelijk naar Frankrijk te reizen voor werk, maar haar verzoek om een Amerikaans paspoort voor de minderjarige werd afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders en adviseerde hen om mediation te overwegen voor toekomstige afspraken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-1560 (bodemzaak) en FA RK 24-2756 (artikel 223 Rv)
Zaaknummers: C/09/662352 (bodemzaak) en C/09/664753 (artikel 223 Rv)
Datum beschikking: 13 juni 2024

Gezagsuitoefening, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 1 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande / wonende te Frankrijk,
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Schreuders te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de moeder, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 26 maart 2024, met bijlage, van de zijde van de moeder;
  • het verzoekschrift provisionele voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv), met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het verweerschrift voorlopige voorzieningen, tevens houdende zelfstandig verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv, tevens aanvulling motivering verzoek tot vervangende toestemming verhuizing, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en verweer tevens houdende wijziging verzoek inzake provisionele voorzieningen ex artikel 223 Rv, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het verweerschrift voorlopige voorzieningen, verhuizing tegen zelfstandige verzoeken, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 23 mei 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door een tolk J. Hynd, de vader, bijgestaan door zijn advocaat en door een tolk, F.J. Klunder, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

Bodemprocedure
De moeder heeft, na wijziging, in het kader van artikel 1:253a BW verzocht:
- de moeder toestemming te verlenen om direct, althans per een in goede justitie te bepalen datum, met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen;
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vast te stellen bij de moeder, dan wel haar aan de moeder toe te vertrouwen;
- de moeder toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, ten behoeve van de aanvraag van een Amerikaans en Frans paspoort voor [minderjarige] ;
- dan wel een beslissing door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
I. het verzoek de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder vast te stellen toe te wijzen, mits de moeder in Nederland blijft wonen op maximaal 20 minuten trein reisafstand vanaf [station] ;
II. de moeder te verbieden met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen;
III. te bepalen dat de moeder verplicht is om binnen zes weken, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, terug te verhuizen naar [plaats] , althans binnen een straal van maximaal twintig minuten per trein rondom [station] ;
IV. indien de moeder vasthoudt aan haar woonplaats in Frankrijk, althans zich niet binnen zes weken na de door de rechtbank te wijzen beschikking, vestigt in een passende woonruimte op maximaal twintig minuten per trein van de vader, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen;
V. aan de vader vervangende toestemming te verlenen voor de registratie van [minderjarige] als Spaanse en de aanvraag van een Spaans paspoort voor [minderjarige] , en te gelasten dat de moeder daartoe binnen zes weken een recente geboorteakte aan de vader dient te verstrekken voor de registratie van [minderjarige] als Spaanse, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
X. een zorgregeling vast te stellen primair na verwijzing van partijen naar forensische of crossborder mediation, overeenkomstig de door partijen aldaar getroffen regeling, en de definitieve beslissing hieromtrent aan te houden in afwachting van de start en de uitkomst daarvan tijdens welke periode de te nemen provisionele zorgregeling dient voort te duren, subsidiair indien partijen er zelf niet in slagen hierover overeenstemming te bereiken, een beslissing over de zorgregeling te nemen inhoudende dat:
als [minderjarige] de hoofdverblijfplaats bij de moeder in Nederland heeft, zij bij de vader verblijft:
tot [minderjarige] 14 maanden oud is:
 maandag van 09.00 tot 13.00 uur;
 woensdag van 09.00 tot 13.00 uur;
 vrijdag van 09.00 tot 13.00 uur, in de week dat [minderjarige] in het weekend niet bij de vader is;
 alternerend in het weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur,
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
vanaf dat [minderjarige] 14 maanden oud is:
 alternerend drie dagen in de ene week en vier dagen in de andere week;
 wordt [minderjarige] ’s internationale mobiliteit met aangesloten verblijf bij één ouder begrensd tot zeven dagen achtereenvolgend per verblijf, gemaximeerd tot twaalf weken per jaar, met dien verstande dat [minderjarige] ’s internationale mobiliteit beperkt zal zijn tot de schoolvakanties en feestdagen zodra zij leerplichtig is, partijen dienen de planning hiervan steeds uiterlijk zes maanden voorafgaand met elkaar af te stemmen met ruimte voor compensatie van de gemiste tijd met [minderjarige] door de ene ouder na internationaal verblijf van [minderjarige] bij de andere ouder,
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
als [minderjarige] de hoofdverblijfplaats bij de moeder in Frankrijk heeft, zij bij de vader verblijft:
tot [minderjarige] 14 maanden oud is:
 alle weekenden van vrijdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur, met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
vanaf dat [minderjarige] 14 maanden oud is:
 alternerend drie dagen in de ene week en vier dagen in de andere week;
 wordt [minderjarige] ’s internationale mobiliteit met aangesloten verblijf bij één ouder begrensd tot zeven dagen achtereenvolgend per verblijf, gemaximeerd tot twaalf weken per jaar, met dien verstande dat [minderjarige] ’s internationale mobiliteit beperkt zal zijn tot de schoolvakanties en feestdagen zodra zij leerplichtig is, partijen dienen de planning hiervan steeds uiterlijk zes maanden voorafgaand met elkaar af te stemmen met ruimte voor compensatie van de gemiste tijd met [minderjarige] door de ene ouder na internationaal verblijf van [minderjarige] bij de andere ouder,
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
althans een zorgregeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
Bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Het verzoek van de vader strekt, na wijziging, tot:
I. te bepalen dat een voorlopige zorgregeling geldt, in die zin dat [minderjarige] bij de vader
is, in de basis op:
tot [minderjarige] 14 maanden oud is:
 maandag van 09.00-13.00 uur;
 woensdag van 09.00-13.00 uur;
 vrijdag van 09.00-13.00 uur, in de week dat [minderjarige] in het weekend niet bij de vader is;
 alternerend in het weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
vanaf dat [minderjarige] 14 maanden oud is:
 alternerend drie dagen in de ene week en vier dagen in de andere week;
 wordt [minderjarige] ’s internationale mobiliteit met aangesloten verblijf bij één ouder begrensd tot zeven dagen achtereenvolgend per verblijf, gemaximeerd tot twaalf weken per jaar, met dien verstande dat [minderjarige] ’s internationale mobiliteit beperkt zal zijn tot de schoolvakanties en feestdagen zodra zij leerplichtig is, de ouders dienen de planning hiervan steeds uiterlijk zes maanden voorafgaand met elkaar af te stemmen met ruimte voor compensatie van de gemiste tijd met [minderjarige] door de ene ouder na internationaal verblijf van [minderjarige] bij de andere ouder;
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ,
met een bijzondere regeling voor de onderstaande data waarop de moeder (mede) vanwege werkverplichtingen in het buitenland verblijft;
[minderjarige] zal voltijds bij de vader zijn:
 van 8 t/m 23 juni 2024;
 van 25 juni t/m 28 augustus 2024;
 van 14 oktober t/m 4 november 2024;
met dien verstande dat de ouder bij wie [minderjarige] laatstelijk verbleef haar wegbrengt naar de andere ouder binnen 20 minuten per trein van [station] ;
II. de moeder te verbieden met [minderjarige] naar het buitenland te reizen tot zij 14 maanden oud is;
III. de moeder te gebieden behoudens haar buitenlandse reizen zonder [minderjarige] , met [minderjarige] te verblijven op een maximale afstand van 20 km tot [station] , althans een treinreis afstand van maximaal 20 minuten tot [station] ,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de moeder zelfstandig verzocht:
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar het buitenland te reizen in de volgende perioden;
 8 t/m 23 juni 2024 (naar Frankrijk);
 25 juni t/m 28 augustus 2024 (naar Frankrijk);
 14 oktober t/m 4 november (naar Amerika);
- dan wel een beslissing door de rechtbank in goede justitie te bepalen.

Feiten

- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De moeder heeft blijkens het uittreksel Brp de Franse nationaliteit en is Amerikaans burger en de vader heeft de Spaanse nationaliteit.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken ten aanzien van de gezagsuitoefening en gezagsgeschillen, de aanvragen van de buitenlandse paspoorten voor [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Verweerschrift en stukken van de vader
Namens de vader is op de dag vóór de zitting een verweerschrift in de bodemprocedure met zeer omvangrijke producties ingediend. Daarop is namens de moeder op de dag van de zitting zelf eveneens een verweerschrift met producties ingediend. De rechtbank is van oordeel dat beide partijen hiermee in strijd handelen met de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank heeft op de zitting al beslist dat zij zowel het verweerschrift van de zijde van de vader, als het verweerschrift van de zijde van de moeder – zonder producties – wel zal meenemen in de beoordeling. Zij overweegt hiertoe dat de goede procesorde in dit geval niet in de weg staat aan kennisname van de stukken, nu het relatief eenvoudig te doorgronden stukken betreft en partijen op de zitting zelf ook nog mondeling verweer kunnen voeren. Voorts heeft de rechtbank op de zitting beslist dat zij de producties behorende bij deze verweerschriften niet zal toestaan, nu deze zeer omvangrijk en moeilijk te doorgronden zijn. De rechtbank zal deze stukken dus niet meenemen in de beoordeling.
Bodemprocedure en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig
geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Nu de rechtbank echter de bodemprocedure en de voorlopige voorzieningenprocedure tegelijkertijd zal behandelen en nu beide procedures dezelfde onderwerpen betreffen, zal de rechtbank hierna een beslissing nemen in beide procedures tezamen.
Vervangende toestemming verhuizing [minderjarige] naar Frankrijk, hoofdverblijfplaats [minderjarige] , vervangende toestemming verblijf van de moeder met [minderjarige] in het buitenland en vervangende toestemming aanvraag buitenlandse paspoorten voor [minderjarige]
Artikel 1:253a, eerste lid, BW bepaalt dat in geval van een gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen de ouders niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
In lijn met het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3070) overweegt de rechtbank dat uit de wetsgeschiedenis van de Paspoortwet volgt dat de regeling van vervangende toestemming op de voet van artikel 34 lid 2 Paspoortwet dient te worden aangemerkt als een regeling van ouderlijk gezag bij geschillen tussen de ouders, zoals (thans) neergelegd in artikel 1:253a BW. De door de rechter te verlenen vervangende toestemming voor de aanvraag van een buitenlands reisdocument ten behoeve van een minderjarige is daarom ook aan te merken als een inmenging in de uitoefening van het ouderlijk gezag met betrekking tot die minderjarige.
Vervangende toestemming verhuizing
Juridisch kader
De Hoge Raad heeft criteria bepaald aan de hand waarvan een dergelijk verzoek door de rechter moet worden beoordeeld (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901). Uit deze uitspraak volgt dat de rechter bij de beslissing over vervangende toestemming voor verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen en alle belangen dient af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij de beoordeling van het verzoek dienen blijkens de jurisprudentie de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
- het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
- de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de vader en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de vader voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in zijn/haar omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De rechtbank benadrukt dat bovenstaande opsomming niet is bedoeld als bepaling van criteria waaraan ieder afzonderlijk moet worden voldaan, maar dat voor de beoordeling een belangenafweging moet worden gemaakt met inachtneming van genoemde omstandigheden.
Standpunt moeder
De moeder stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat het voor haar noodzakelijk is om met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen. De moeder heeft in Nederland geen woonruimte en geen inkomen. De moeder is inwoner van Frankrijk. In [plaats buitenland] heeft de moeder de beschikking over twee appartementen en ook kan zij bij haar familie in Frankrijk terecht. Voorts heeft de moeder haar professionele basis in Frankrijk opgebouwd en het grootste deel van haar inkomen komt uit Frankrijk, waar zij meestal haar optredens heeft. De moeder heeft inmiddels ook een arbeidscontract in Frankrijk en zij is lid van het Franse ‘Intermittente de spectacle” en krijgt een maandelijkse salarisgarantie. Zij moet daarvoor wel een minimum aantal werkuren bij Franse werkgevers maken. In Nederland is er onvoldoende werkaanbod, aldus de moeder. Daarnaast stelt de moeder dat, vanwege de perikelen met de vader en het psychisch geweld door de vader, de leefomgeving voor haar in Nederland niet veilig is waardoor het om gezondheidsredenen ook noodzakelijk is voor haar om naar Frankrijk te verhuizen. Verder heeft de moeder in Frankrijk weer contact met een oude vriend en deze relatie wordt steeds hechter. Het is voor hem niet mogelijk om buiten Frankrijk te wonen. De moeder wil deze relatie een serieuze kans geven en dat kan niet als zij niet in Frankrijk woont.
De verhuizing naar Frankrijk is volgens de moeder goed doordacht en voorbereid. In Frankrijk is er, gelet op het voornoemde, voldoende woonruimte voor haar en [minderjarige] beschikbaar en de moeder beschikt in Frankrijk over voldoende inkomen, waardoor zij goed in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. Daarnaast heeft de moeder in Frankrijk haar sociale vangnet en ondersteuning vanuit haar familie. Ook heeft de moeder in Frankrijk een zorgverzekering voor [minderjarige] geregeld en [minderjarige] aangemeld bij het Franse consultatiebureau.
De moeder stelt vervolgens dat een verhuizing naar Frankrijk ook in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] is nog zeer jong en is nog afhankelijk van de moeder en van borstvoeding. [minderjarige] woonde in haar prille leven tien weken in Nederland, twaalf weken in Duitsland en zeven weken in Frankrijk, en verbleef daarbij steeds bij de moeder. Van een worteling in Nederland is geen sprake. De moeder is ook nooit op permanente basis bij de vader in Nederland komen wonen en samenwoning tussen de ouders in Nederland is onmogelijk en heeft negatieve gevolgen voor de opvoeding van [minderjarige] .
Ten aanzien van het contact tussen [minderjarige] en de vader heeft de moeder aangegeven dat [minderjarige] regelmatig contact kan hebben met de vader. De afstand Nederland Frankrijk is redelijk eenvoudig te overbruggen. De moeder heeft een appartement in [plaats buitenland] en wanneer de vader in Frankrijk is, is het bespreekbaar dat hij van dit appartement gebruik maakt. Daarnaast kan de moeder, indien haar werk het toelaat, een keer per maand met [minderjarige] naar Nederland komen. Ook kan de moeder contact tussen de vader en [minderjarige] in de vorm regelmatig videobellen faciliteren. De belangen van de vader worden daarmee door de verhuizing niet op een onevenredige manier geschaad. Voorts heeft de vader een goed inkomen en hij betaalt op dit moment geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , zodat het redelijk is dat hij de kosten van het contact na de verhuizing draagt.
De communicatie en het overleg tussen de ouders is op dit moment nog niet goed, maar de moeder verwacht dat dit zal verbeteren als de spanningen wegvallen.
Standpunt vader
De vader voert verweer tegen het verzoek van de moeder en is van mening dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing naar Frankrijk dient te worden afgewezen. Een verhuizing naar Frankrijk is volgens de vader niet in het belang van [minderjarige] en ook is er geen noodzaak voor de moeder om met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen. De ouders hebben er samen voor gekozen om hun gezin in Den Haag te vestigen en de insteek was om hier in ieder geval gedurende de tijd dat hij promovendus is aan de Universiteit Leiden hun basis te houden. Ook na de verbreking van de relatie kan de vader [minderjarige] in zijn woning een geschikte en duurzame basis blijven bieden. De vader heeft een een aanstelling bij de universiteit Leiden tot oktober 2026 en kan zes maanden ouderschapsverlof opnemen, waardoor zijn aanstelling verlengd zal worden tot april 2027. Voor de periode daarna heeft de vader prima vooruitzichten om zijn carrière in Nederland voort te zetten met behoud van de basis van [minderjarige] in Den Haag. Dat de moeder na de relatiebreuk graag samen met [minderjarige] een nieuw leven wil opbouwen in Frankrijk, vormt geen noodzaak voor een verhuizing. Evenmin is volgens de vader gebleken van een financiële noodzaak aan de zijde van de moeder voor de voorgenomen verhuizing. Dat de moeder wisselende werkprojecten doet met een wisselend inkomen is inherent aan haar beroepskeuze en dit was ook al zo tijdens de relatie van de ouders. Voort is de stelling van de moeder dat zij haar aanspraak op een Franse toelage mogelijk verliest door elders te verblijven, waardoor zij niet meer in haar levensonderhoud kan voorzien, niet, althans onvoldoende onderbouwd. De moeder heeft ook eerder, van februari 2023 tot januari 2024 op het adres van de vader in Den Haag ingeschreven gestaan, terwijl zij eveneens een adres in [plaats buitenland] aanhield voor het behoud van haar Franse toelage. Daarnaast kan de moeder, ook bij een voortgezet verblijf in Nederland, haar Franse projecten blijven uitvoeren, waardoor zij haar toelage kan behouden. De moeder heeft in de afgelopen periode ook laten zien dat zij prima in staat is om op bestendige wijze inkomen te generen uit wisselende tijdelijke projecten in Duitsland, Frankrijk en Nederland.
De vader voert daarnaast aan dat hij [minderjarige] , indien zij zou verhuizen naar Frankrijk, veel minder en mogelijk zelfs helemaal niet meer zal gaan zien en van haar zal vervreemden. De vader heeft er geen vertrouwen in dat, gelet op de acties en opstelling van de moeder en de geringe zorgregeling die zij voorstelt, zijn contact en band met [minderjarige] voldoende gewaarborgd zal worden als de moeder met [minderjarige] naar Frankrijk verhuist. De vader vreest verder dat hij dan ook (nog) minder op de hoogte zal zijn van wat zich in het leven van [minderjarige] afspeelt, nu de moeder volgens de vader weigert om met hem te communiceren. De moeder heeft [minderjarige] al eerder, zonder toestemming van de vader, meegenomen naar Frankrijk. De moeder heeft toen niet met de vader gedeeld waar zij precies verbleef en de vader had nauwelijks contact met [minderjarige] . De moeder stelt voor dat de vader regelmatig met [minderjarige] zal videobellen, maar het verlies in contact kan volgens de vader niet worden gecompenseerd door middel van regelmatig videobellen. Daarbij is het gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] voor een veilige en goede hechtingsrelatie met de vader van belang dat er regelmatig kortere fysieke contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] zijn. Voorts is de moeder, zelfs nu zij in Nederland verblijft, niet bereidwillig om mee te werken aan een goede zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . Daarbij komt nog dat de ouders bij overeenkomst van 22 maart 2024 hebben afgesproken toe te werken naar gelijkwaardig ouderschap met een opbouw van contact. Dat is niet uitvoerbaar als de moeder met [minderjarige] naar Frankrijk verhuist. De moeder voldoet daarmee niet aan haar verplichting om het contact met de vader te bevorderen en ook biedt de moeder de vader geen compensatie. Verder heeft de vader aangegeven dat hij, als [minderjarige] en de moeder in Nederland blijven wonen, vanaf dat [minderjarige] veertien maanden oud is, ervoor open staat om goede afspraken met de moeder te maken over de internationale mobiliteit van [minderjarige] .
Ten aanzien van de (extra) reistijd en kosten van het contact na verhuizing heeft de vader ten slotte aangegeven dat deze bij een verhuizing van [minderjarige] naar Frankrijk exorbitant zullen zijn. De reisduur zal steeds vijf tot zes uur enkele reis bedragen en de vader kan zich deze reisbeweging, niet in tijd en ook niet qua kosten, veroorloven. Door de moeder is geen aanbod gedaan om de extra kosten van contact voor haar rekening te nemen. Ook is niet gebleken dat zij financieel in staat zou zijn de feitelijke kosten van een ruime zorgregeling na verhuizing voor haar rekening te nemen.
Raad voor de Kinderbescherming
Namens de Raad is ter zitting naar voren gebracht dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij, gelet ook op haar zeer jonge leeftijd, meerdere keren per week (kort) fysiek contact kan hebben met de vader, zodat zij een (hechtings)band met hem kan opbouwen. Dit zal niet mogelijk zijn als de moeder met [minderjarige] in Frankrijk woont. Regelmatig videobellen kan het verlies in fysiek contact niet compenseren.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij zich kan voorstellen dat de moeder op dit moment vanwege het eindigen van de relatie met de vader en vanwege haar gebrek aan een geschikte woning in Nederland een grote behoefte heeft om in Frankrijk te gaan wonen. Anderzijds begrijpt de rechtbank ook dat de vader er veel waarde aan hecht aan dat [minderjarige] in Nederland blijft wonen en dat hij regelmatig fysiek contact met [minderjarige] heeft.
De rechtbank zal, zoals hiervoor bij het onderdeel ‘
Juridisch kader’ is vermeld, het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing naar Frankrijk door middel van een afweging van de belangen van de moeder, de vader en [minderjarige] beoordelen en overweegt daartoe als volgt.
[minderjarige] heeft naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwichtig belang bij regelmatig fysiek contact met haar beide ouders. Wanneer de moeder met [minderjarige] naar Frankrijk zou verhuizen bestaat er een reëel risico dat de rol van de vader in het leven van [minderjarige] zeer beperkt wordt of dat er zelfs helemaal geen zorgregeling meer tot stand wordt gebracht. De rechtbank komt in de eerste plaats tot dit oordeel omdat is gebleken dat de communicatie tussen de ouders zeer moeizaam is en er weinig draagkracht bij de moeder lijkt te zijn om het contact tussen [minderjarige] en de vader te stimuleren. Ook zijn de ouders, na de overeenkomst die zij in mediation hebben gesloten op 22 maart 2024, er niet in geslaagd om zoals afgesproken voor 6 april 2024 in onderling overleg tot nadere afspraken over de zorgregeling te komen en is er slechts beperkt contact geweest tussen [minderjarige] en de vader.
Verder weegt de rechtbank mee dat de door de moeder aangeboden compensatie – de vader kan [minderjarige] in Frankrijk opzoeken, of de moeder komt één keer per maand, indien haar werk dit toelaat, met [minderjarige] naar Nederland, en daarnaast videobellen – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is. De vader kan hierdoor mogelijk maar enkele dagen per jaar met [minderjarige] doorbrengen. De rechtbank vindt dit met de Raad niet in het belang van zowel [minderjarige] als de vader, omdat [minderjarige] op die manier geen goede (hechtings)band met haar vader kan opbouwen.
Gebleken is dat de moeder na de relatiebreuk tussen haar en de vader, de band tussen de vader en [minderjarige] en de vader niet actief heeft gestimuleerd. Nadat de moeder begin dit jaar – zonder toestemming van de vader en zonder te vader te informeren – met [minderjarige] naar Frankrijk is vertrokken, is er een tijd lang nauwelijks contact geweest tussen de vader en [minderjarige] .
Voorts is ter zitting gebleken dat de door de moeder genoemde appartementen in [plaats buitenland] niet geschikt zijn voor verblijf van vader, nu het ene appartement te klein is om met [minderjarige] in te verblijven en het andere appartement sinds lange tijd wordt verbouwd. Ook heeft de moeder onvoldoende concreet aangetoond dat zij in Nederland geen geschikte huisvesting kan vinden.
De rechtbank neemt verder het volgende mee in haar overwegingen. Op de zitting is gebleken dat de moeder tijdens de relatie van de ouders en ook op dit moment op onregelmatige basis binnen en buiten Frankrijk werkt(e). Vanuit Nederland reisde zij naar onder meer Frankrijk om haar werkzaamheden uit te oefenen.. De ouders hadden tijdens hun relatie de intentie om hun levens na de geboorte van [minderjarige] op dezelfde manier voort te zetten, met als basis de woning in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank levert het werk van de moeder dan ook geen noodzaak op om naar Frankrijk te verhuizen. In dat oordeel weegt de rechtbank ook mee dat de vader aangeboden om eventuele internationale reizen van de moeder te faciliteren. In dit kader is ook van belang dat rechtbank – zoals hierna zal blijken – de moeder toestemming zal geven om voor de periode van 28 juni 2024 tot en met 31 augustus 2024 naar Frankrijk te reizen, waardoor zij aldaar haar werkzaamheden kan verrichten en de benodigde uren in Frankrijk kan maken voor het behoud van haar arbeidscontract en salarisgarantie. Ook kan de moeder, als [minderjarige] ouder is en de moeder geen borstvoeding meer geeft, voor haar werkzaamheden zonder [minderjarige] naar het buitenland reizen.
De rechtbank overweegt tenslotte dat de moeder niet met objectieve bewijzen heeft onderbouwd dat er zodanig gevaar is voor haar geestelijke of mentale gezondheid dat zij niet in Nederland kan wonen, maar in Frankrijk moet wonen, in de buurt van haar familie.
In het licht van de voormelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder om in Frankrijk te kunnen wonen niet opweegt tegen het belang van [minderjarige] en de vader tot behoud van regelmatig fysiek contact. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing naar Frankrijk zal afwijzen.
Verbod
Nu geen toestemming aan de moeder zal worden verleend voor de verzochte verhuizing met [minderjarige] naar Frankrijk en de moeder deze toestemming (of de toestemming van de vader) nodig heeft om te verhuizen naar Frankrijk, zal de rechtbank het verzoek van de vader om de moeder te verbieden om met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen bij gebrek aan belang afwijzen.
Hoofdverblijfplaats
De ouders zijn het erover eens dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , als de verblijfplaats van de moeder en [minderjarige] in Nederland is gelegen, bij de moeder kan worden vastgesteld. De vader heeft daarbij wel aangegeven dat deze hoofdverblijfplaats binnen een straal van twintig kilometer van de woonplaats van de vader/ [station] dient te liggen.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder vaststellen nu zij op dit moment de primaire verzorger van [minderjarige] is en de rechtbank dit ook in het belang van [minderjarige] acht. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de moeder te verplichten om binnen een straal van twintig minuten reisafstand van de vader te gaan wonen, nu de moeder wel in de gelegenheid moet worden gesteld om een betaalbare woning in Nederland te kunnen vinden en nu zij, doordat zij geen toestemming krijgt om met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen, al enorm in haar vrijheid wordt ingeperkt. De rechtbank zal de verzoeken van de vader hiertoe daarom afwijzen.
Vervangende toestemming reis naar Frankrijk
De moeder verzoekt om haar vervangede toestemming te verlenen om van 8 juni 2024 tot en met 23 juni 2024 en van 25 juni 2024 tot en met 28 augustus 2024 met [minderjarige] naar Frankrijk te reizen. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder gesteld dat zij dan in Frankrijk aanwezig moet zijn om haar werkzaamheden volgens haar contract uit te voeren, ook zodat zij haar Franse salarisgarantie kan behouden. De vader voert verweer.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de moeder ten aanzien van de reis naar Frankrijk tezamen met [minderjarige] kan worden toegewezen, vanaf twee weken na de datum van de beschikking, zodat de ouders zich daarop kunnen voorbereiden, van 28 juni 2024 tot en met 31 augustus 2024, als na te melden, nu de moeder naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft onderbouwd dat deze reis noodzakelijk is om haar werkzaamheden te kunnen uitvoeren en om haar de uren in Frankrijk te maken voor het behoud van haar salarisgarantie. Daarnaast geeft deze periode de moeder tijd om een geschikte woning in Nederland voor haar en [minderjarige] te vinden. Hierbij overweegt de rechtbank dat de vader gedurende deze periode, conform de overeenstemming van de ouders in mediation, drie keer per week voor minimaal 15 minuten met [minderjarige] videocontact zal hebben. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de moeder in deze periode twee keer een week naar Nederland dient te komen, zodat de vader gedurende deze weken, drie keer per week, voor vier uur contact kan hebben met [minderjarige] . Daarnaast gaat de rechtbank ervan uit dat de vader in deze zomerperiode ook verschillende keren naar Frankrijk kan/zal afreizen om contact met [minderjarige] te hebben.
Gelet op het voornoemde zal de rechtbank het verzoek van de vader om te moeder te verbieden naar Frankrijk te reizen, alsmede het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming voor de reis van 8 juni 2024 tot en met 23 juni 2024, afwijzen.
Vervangende toestemming reis naar de Verenigde Staten
De moeder verzoekt om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] van 14 oktober 2024 tot en met 4 november 2024 naar de Verenigde Staten van Amerika te reizen. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder gesteld dat zij dan graag bij familie in de Verenigde Staten op bezoek wil gaan. De vader voert verweer.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de moeder ten aanzien van de reis naar de Verenigde Staten dient te worden afwezen, nu de moeder naar het oordeel van de noodzaak van deze reis onvoldoende heeft onderbouwd dat het belang van de moeder om deze reis te kunnen maken opweegt tegen het belang van de vader en [minderjarige] bij de uitvoering van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] in Nederland, die pas op 2 september 2024, na een lang verblijf van de moeder in Frankrijk, verder wordt opgebouwd (als na te melden).
Vervangende toestemming voor de aanvraag van Spaans, Frans en Amerikaans paspoort voor [minderjarige]
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘reisdocumenten’ als bedoeld in de Paspoortwet, zoals hierboven genoemd, blijkens artikel 1 aanhef en onder p juncto artikel 2, eerste lid van die wet, ziet op reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden. Spaanse, Franse en Amerikaanse paspoorten vallen niet onder de Paspoortwet. De rechtbank zal de verzoeken van de ouders ten aanzien van deze paspoorten beoordelen in het licht van artikel 1:253a BW voornoemd.
De moeder verzoekt om vervangende toestemming voor de aanvraag van een Frans - en een Amerikaans paspoort voor [minderjarige] . De vader heeft zijn eerdere belofte tot medewerking hieraan ingetrokken, zodat de moeder er geen vertrouwen meer in heeft dat de vader zal meewerken aan de aanvraag.
De vader heeft ter zitting aangegeven mee te zullen werken aan de aanvraag van een Frans paspoort voor [minderjarige] . Voorts is de vader van mening dat het verzoek van de moeder tot aanvraag van een Amerikaans paspoort dient te worden afgewezen De vader heeft reeds ingestemd met de registratie van [minderjarige] als niet ingezetene Amerikaanse. Met de aanvraag van een Amerikaans paspoort kan de vader niet instemmen omdat, indien [minderjarige] een Amerikaans paspoort zou krijgen, dit in de weg staat aan de toekenning van een Spaans paspoort voor [minderjarige] . De vader vraagt op zijn beurt vervangende toestemming voor de medewerking van de moeder voor de registratie van [minderjarige] als Spaanse, waarvoor een recente geboorteakte van de moeder nodig is, en voor de aanvraag van een Spaans paspoort voor [minderjarige] . De vader is van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij een paspoort heeft van twee nationaliteiten afkomstig van ieder van haar beide ouders.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader en stelt dat een Spaans paspoort voor [minderjarige] geen meerwaarde heeft nu zij al een Frans, dus daarmee een Europees paspoort heeft.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij over zowel een Frans als een Spaans paspoort beschikt, nu zij daarmee een paspoort heeft van twee nationaliteiten afkomstig van ieder van haar beide ouders. Omdat het de ouders vooralsnog niet is gelukt om dit in onderling overleg te regelen en het ter zitting ook niet mogelijk is gebleken om daarover afspraken te maken, zal de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verlenen voor het aanvragen van een Frans paspoort ten behoeve van [minderjarige] en zal de rechtbank aan de vader vervangende toestemming verlenen voor de registratie van [minderjarige] als Spaanse en voor het aanvragen van een Spaans paspoort voor [minderjarige] , als na te melden. Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Amerikaans paspoort zal de rechtbank gelet op het voornoemde afwijzen.
Zorgregeling
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a en artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een zorgregeling vaststellen.
Zorgregeling
De vader heeft naar voren gebracht dat er op dit moment, nadat de regeling die de ouders in mediation hadden afgesproken is verlopen, geen structurele fysieke zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader is vastgelegd. De vader ziet [minderjarige] wel, als de moeder dit tenminste toestaat, maar hij vindt dit contact te beperkt en dit contact vindt uitsluitend volgens de regels van de moeder plaats. Dit doet geen recht aan zijn rol in het leven van [minderjarige] . Overleg met de moeder is niet mogelijk; de moeder weigert met de vader in overleg te treden en nieuwe afspraken te maken over het contact tussen de vader en [minderjarige] . De vader wenst een grote en betrokken rol te spelen in het leven van [minderjarige] en de vader heeft recht op gelijkwaardigheid in ouderschap. De vader stelt daarom, mochten de ouders niet verder gaan met mediation, een regeling voor totdat [minderjarige] veertien maanden oud is en een regeling vanaf [minderjarige] veertien maanden oud is.
De moeder voert verweer en stelt dat zij welwillend is om het contact tussen de vader en [minderjarige] te faciliteren en dat zij na de mediation ook aan de vader voorstellen heeft gedaan voor een zorgregeling.
De Raad is van mening dat de situatie waarin [minderjarige] zich bevindt zorgelijk is. De ouders hebben geen vertrouwen in elkaar en er is geen goede communicatie. De Raad adviseert de ouders om met behulp van mediation toe te werken naar een goede verdeling van de zorgtaken tussen de ouders, waarbij [minderjarige] , gelet op haar jonge leeftijd, regelmatige (kort) contact heeft met de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. Na cross border mediation is het de ouders niet gelukt om
nieuwe afspraken te maken en ook heeft de moeder desgevraagd aangegeven dat zij nu geen draagkracht heeft voor verdere mediation. Voorts is het op de zitting ook niet mogelijk gebleken om in overleg met de ouders een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen over de zorgregeling en overweegt daarover het volgende.
Beide ouders hebben goede intenties met betrekking tot (de zorg voor) [minderjarige] . Zij zijn
beiden betrokken en liefhebbende ouders. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat de vader weer meer een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] gaat spelen. Daarvoor is, conform het advies van de Raad, nodig dat zij op zeer regelmatige basis contact heeft met de vader. De rechtbank zal daarom de door de vader verzochte zorgregeling toewijzen, met dien verstande dat zij de ingangsdatum van deze regeling zal vaststellen op 2 september 2024, als de moeder weer met [minderjarige] terug in Nederland is en dat zij de meer uitgebreide zorgregeling zal laten ingaan vanaf 1 december 2024, als na te melden. Daarbij zal de rechtbank conform het verzoek van de vader bepalen dat internationale mobiliteit met aangesloten verblijf bij één ouder begrensd wordt tot zeven dagen achtereenvolgend per verblijf, gemaximeerd tot twaalf weken per jaar, met dien verstande dat [minderjarige] ’s internationale mobiliteit beperkt zal zijn tot de schoolvakanties en feestdagen zodra zij leerplichtig is, partijen dienen de planning hiervan steeds uiterlijk drie maanden voorafgaand met elkaar af te stemmen. Het verzoek van de vader tot vaststellen van ruimte voor compensatie van de gemiste tijd met [minderjarige] door de ene ouder na internationaal verblijf van [minderjarige] bij de andere ouder, zal de rechtbank afwijzen.
Voor de periode van 13 juni 2024 (de datum van deze beschikking) tot 28 juni 2024 (wanneer de moeder met [minderjarige] naar Frankrijk gaat) zal de rechtbank tevens een zorgregeling vaststellen, zoals hierna in het dictum is vermeld.
Ten aanzien van de reisafstand van de zorgregeling overweegt de rechtbank dat de ouders het halen en brengen van [minderjarige] in beginsel dienen te delen. Het ligt daarbij het meest voor de hand dat de vader [minderjarige] ophaalt en de moeder haar weer bij de vader ophaalt, of dat de moeder haar brengt en de vader haar terugbrengt. Beide ouders hoeven dan slechts éénmaal heen en weer te reizen. Het is ook mogelijk dat de moeder [minderjarige] naar een treinstation tussen de woonplaats van de moeder en Den Haag brengt en de vader [minderjarige] daar ophaalt. De rechtbank acht het daarbij wel, indien de moeder meer dan twintig kilometer bij de woonplaats van de vader/station [station] vandaan gaat wonen, redelijk dat het halen en brengen verbonden aan de uitvoering van de zorgregeling door de moeder wordt uitgevoerd. De rechtbank zal aldus beslissen.
De rechtbank wil voorts de ouders in overweging geven om alsnog het mediationtraject voort te zetten, zodat zij samen gaan werken aan de verbetering van hun onderlinge communicatie en de zorgregeling verder kunnen bespreken. Het staat de ouders daarbij vrij om de zorgregeling in gezamenlijk overleg met een mediator aan te passen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst af het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Frankrijk te verhuizen;
*
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder in Nederland, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming van de vader vervangt, ten behoeve van een reis naar Frankrijk in de periode van 28 juni 2024 tot en met 31 augustus 2024 tezamen met [minderjarige] , waarbij de vader gedurende deze periode, drie keer per week voor minimaal 15 minuten met [minderjarige] videocontact zal hebben, waarbij de moeder in deze periode twee keer een week naar Nederland komt, zodat de vader gedurende deze weken, drie keer per week, voor vier uur contact kan hebben met [minderjarige] en waarbij de vader in deze periode ook verschillende keren naar Frankrijk kan afreizen om contact met [minderjarige] te hebben;
*
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming van de vader vervangt, voor de aanvraag van een Frans paspoort ten behoeve van [minderjarige] ;
*
verleent toestemming aan de vader, die de toestemming van de moeder vervangt, voor de registratie van [minderjarige] als Spaanse en voor de aanvraag van een Spaans paspoort ten behoeve van [minderjarige] en bepaalt dat de moeder binnen zes weken na heden ter registratie van [minderjarige] als Spaanse een recent afschrift van haar geboorteakte aan de vader overlegt;
*
bepaalt dat [minderjarige] in het kader van de vaststelling van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken, bij de vader zal zijn:
In de periode 13 juni tot 28 juni 2024:
 maandag van 09.00 tot 13.00 uur;
 woensdag van 09.00 tot 13.00 uur;
 vrijdag van 09.00 tot 13.00 uur;
vanaf 2 september 2024:
 maandag van 09.00 tot 13.00 uur;
 woensdag van 09.00 tot 13.00 uur;
 vrijdag van 09.00 tot 13.00 uur, in de week dat [minderjarige] in het weekend niet bij de vader is;
 alternerend in het weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
vanaf 1 december 2024:
 alternerend drie dagen in de ene week en vier dagen in de andere week;
 wordt [minderjarige] ’s internationale mobiliteit met aangesloten verblijf bij één ouder begrensd tot zeven dagen achtereenvolgend per verblijf, gemaximeerd tot twaalf weken per jaar, met dien verstande dat [minderjarige] ’s internationale mobiliteit beperkt zal zijn tot de schoolvakanties en feestdagen zodra zij leerplichtig is, de ouders dienen de planning hiervan steeds uiterlijk drie maanden voorafgaand met elkaar af te stemmen;
waarbij de vader [minderjarige] ophaalt en de moeder haar weer bij de vader ophaalt, de moeder [minderjarige] brengt en de vader haar terugbrengt of de moeder [minderjarige] naar een treinstation
tussen de woonplaats van de moeder en [station] brengt en de vader [minderjarige] daar ophaalt, waarbij, indien de moeder meer dan twintig kilometer bij de woonplaats van de vader/van het station [station] vandaan gaat wonen, het halen en brengen verbonden aan de uitvoering van de zorgregeling alleen door de moeder wordt uitgevoerd;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, L.L. Benink en T.M. Coppes, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Verkennis als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2024.