ECLI:NL:RBDHA:2024:9628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak ten grondslag ligt. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er op basis van de voortgangsgegevens, waaronder een geplande presentatie in persoon bij de Algerijnse autoriteiten, voldoende zicht op uitzetting aanwezig is. Eiser heeft geweigerd om aan deze presentatie deel te nemen, wat zijn situatie niet heeft verbeterd.

De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22066
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: L. Verhaegh).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 8 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6744) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. Eiser meent dat er geen concreet zich bestaat op uitzetting binnen een redelijke termijn en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. Hij voert daartoe aan dat de Algerijnse autoriteiten, ondanks herhaalde verzoeken van de staatssecretaris, ten behoeve
van zijn verwijdering nog steeds geen laissez passer (lp) hebben afgegeven. Tevens heeft de staatssecretaris tot op heden ook nog geen vlucht geboekt naar Algerije. Eiser voert verder aan dat zijn identiteit en nationaliteit niet zijn vastgesteld. Dit maakt dat er een gerede kans bestaat dat de Algerijnse autoriteiten voor hem geen lp zullen afgeven. Eiser verwijst verder op enkele uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waarin de ABRvS heeft geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is. Volgens eiser heeft de ABRvS dat oordeel in haar uitspraak van 6 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1892) bevestigd.
4. De rechtbank volgt eiser niet. In haar genoemde uitspraak van 6 mei 2024, rechtsoverweging 7 en 7.1, heeft de ABRvS geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Algerije in beginsel aanwezig is. In het geval van eiser blijkt uit de voortgangsgegevens dat op 16 mei 2024 een presentatie in persoon stond gepland bij de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft geweigerd om daar toen te verschijnen. Desondanks hebben de Algerijnse autoriteiten de lp-aanvraag in onderzoek genomen. Dit onderzoek loopt nog en de Algerijnse autoriteiten hebben in ieder geval niet kenbaar gemaakt dat niet tot lp-afgifte voor eiser zullen overgaan. Verder geldt dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Niet gebleken is dat eiser hieraan in voldoende mate invulling heeft gegeven. Gelet al hierop, is naar het oordeel van de rechtbank het zicht op de uitzetting van eiser naar Algerije vooralsnog aanwezig.
5. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juni 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.