ECLI:NL:RBDHA:2024:6744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
NL24.10326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verwijzing naar persoonlijke omstandigheden en risico op onttrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 18 maart 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser, die in strafdetentie heeft gezeten, op 9 maart 2024 in vreemdelingenbewaring is gesteld. Eiser heeft aangevoerd dat er een gebrek in het voortraject is omdat er geen proces-verbaal van overbrenging is opgemaakt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft verricht en dat eiser niet zonder geldige titel vastzat. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen, evenals zijn argumenten over de persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn vrouw en kind in Spanje. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er risico op onttrekking bestaat en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 maart 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10326
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Oublal. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2022.
Het voortraject
2. Eiser heeft aangevoerd dat sprake is van een gebrek in het voortraject omdat er geen proces-verbaal overbrenging en ophouding (formulier M105) is opgemaakt.
3. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris tijdens eisers strafdetentie al het vereiste onderzoek heeft verricht. Eiser heeft tot en met 9 maart 2024 om 09.00 uur in strafrechtelijke detentie gezeten en is vervolgens op 9 maart 2024 direct in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit blijkt ook uit de maatregel van bewaring zelf. Eiser heeft dus niet zonder geldige titel vastgezeten. Eiser is niet opgehouden en om die reden is er geen formulier M105 opgemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van de maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5. Eiser heeft de zware gronden 3a en 3b en de lichte gronden 4a en 4c gemotiveerd betwist. Hij is een asielzoeker en daarom kan hem niet worden tegengeworpen dat hij illegaal Nederland is ingereisd. Verder heeft zijn asielaanvraag te gelden als mededeling aan de korpschef en heeft hij verblijf in het [locatie] .
6. De rechtbank overweegt dat de feitelijke juistheid van de zware gronden voldoende is gemotiveerd in de maatregel van bewaring. Voor wat betreft de lichte gronden oordeelt de rechtbank dat het risico op onttrekking dat daaruit volgt ook voldoende is gemotiveerd in de maatregel van bewaring. Dat eiser asielzoeker is, betekent niet dat de zware grond 3a niet aan hem kan worden tegengeworpen. Verder blijkt uit het proces-verbaal van gehoor voor inbewaringstelling dat eiser al enige tijd in Nederland was voordat hij zijn asielaanvraag indiende. Alleen al om die reden kan de asielaanvraag niet op één lijn worden gesteld met de op grond van de Vw vereiste mededeling aan de korpschef. Over eiser verblijf in het [locatie] overweegt de rechtbank dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat geen vaste woon- of verblijfplaats van hem bekend was. De lichte grond 4c mag daarom ook aan hem worden tegengeworpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Het lichter middel
7. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd op zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft een vrouw en kind in Spanje, beiden met de Spaanse nationaliteit. Hij wil graag naar hen toe.
8. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er terecht op heeft gewezen dat eiser tijdens het gehoor voor inbewaringstelling niet heeft gemeld dat hij een gezin heeft in Spanje. Pas tijdens het vertrekgesprek op 11 maart 2024 is dit voor het eerst door eiser genoemd. Hij heeft hierover geen verifieerbare informatie verstrekt en heeft zelf geen rechtmatig verblijf in de EU. Mede gelet op de gronden van de maatregel van bewaring en het risico op onderduiken dat daaruit volgt, hoefde de staatssecretaris aan eiser geen lichter middel op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.