ECLI:NL:RBDHA:2024:9546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL23.15016 en NL23.15018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake uitstel van vertrek op medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een 57-jarige vrouw van Filipijnse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om geen uitstel van vertrek te verlenen op medische gronden. Eiseres, die rolstoelafhankelijk is na een herseninfarct in 2021, heeft een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen de afwijzing van deze aanvraag door verweerder, die op 26 oktober 2022 en 17 mei 2023 beslissingen heeft genomen die eiseres ongunstig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres niet zorgvuldig is voorbereid. Eiseres heeft aangevoerd dat haar opname in een verpleeghuis een klinische opname betreft, wat volgens de Vreemdelingenwet zou moeten leiden tot uitstel van vertrek. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen sprake is van een klinische opname, omdat eiseres ook thuis de benodigde zorg zou kunnen krijgen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om de benodigde zorg in de Filipijnen te ontvangen en dat de zorg daar toegankelijk is.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.15016 (beroep)
NL23.15018 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1966, van Filipijnse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. I.M. Hagg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder om geen toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), uitstel van vertrek op medische gronden.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 26 oktober 2022 eiseres geen uitstel van vertrek verleend. Bij besluit van 17 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het besluit van 17 mei 2023 beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eiseres haar aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van de zaak
4. Eiseres is 57 jaar oud en komt uit de Filipijnen. Zij heeft in 2021 een herseninfarct gehad. Hierdoor is eiseres rolstoelafhankelijk en heeft zij hulp nodig bij alledaagse levensverrichtingen. Wegens haar medische situatie heeft eiseres een aanvraag tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 26 oktober 2022 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend op 10 november 2022. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 17 mei 2023. Op diezelfde datum heeft eiseres beroep ingesteld.
Klinische opname
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om nadere informatie op te vragen over haar opname in Verpleeghuis [Verpleeghuis] aan de [adres 1] te Amsterdam, waar eiseres is opgenomen. Eiseres is van mening dat deze opname een klinische opname betreft met een klinisch doel, namelijk het bieden van structuur en het toezien op medicatie, hetgeen thuis niet kan. Daarom is er sprake van een klinische opname in de zin van paragraaf A3/7.3.2.8 van de Vc [1] en komt eiseres in aanmerking voor uitstel van vertrek op medische gronden.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van paragraaf A3/7.3.2.8 van de Vc, omdat er geen sprake is van een klinische opname. Eiseres zit namelijk in een verpleeghuis omdat zij hulp nodig heeft bij algemene dagelijkse levensverrichtingen en daarbij ergo- en fysiotherapie nodig heeft. Deze behandelingen kan zij ook thuis krijgen. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat eiseres behoefte heeft aan 24-uurszorg voor hulp bij alledaagse levensverrichtingen, dat kan ook thuis gebeuren.
5.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van paragraaf A3/7.3.2.8 van de Vc wordt uitstel van vertrek zonder BMA [2] -advies verleend indien de vreemdeling klinisch is opgenomen, een actieve medische behandeling ondergaat die niet buiten de kliniek mogelijk is en in dit verband niet in staat is om te reizen. De opname moet een direct klinisch behandeldoel hebben.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eiseres niet aannemelijk geworden dat de opname in het verpleeghuis een directe klinisch behandeldoel heeft. De rechtbank merkt hierbij op dat alleen haar verblijf in een verpleeghuis onvoldoende is om te spreken van een klinische opname. In de opnameverklaring staat alleen dat eiseres is opgenomen in het verpleeghuis, zonder nadere informatie omtrent de inhoud van de behandeling. In het BMA-advies van 13 september 2022 is over de opname in het verpleeghuis vermeld dat eiseres onder behandeling staat van een specialist ouderengeneeskundige. Over de behandeling vermeldt het BMA-advies “
Behandeling bestaat uit Fysio en Ergo therapie gericht op mobiliteit en algeheel herstel en uit medicatie voor behandeling van de hoge bloeddruk en bloedarmoede”. Uit deze omschrijving volgt naar het oordeel van de rechtbank geen klinisch behandeldoel. Eiseres heeft verder niet onderbouwd dat er wel sprake is van een klinisch behandeldoel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Toegankelijkheid van de medische zorg in de Filipijnen
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder een onjuiste invulling heeft gegeven aan haar medische situatie. Hiertoe voert eiseres aan dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiseres ook de benodigde zorg op de Filipijnen kan krijgen. De instelling waarnaar verweerder refereert is niet van toepassing omdat deze instelling de medische behandeling aan huis bezorgt. Eiseres is van mening dat hieruit blijkt dat verweerder ervan uit gaat dat eiseres thuis ook zou kunnen functioneren, hetgeen niet het geval is. Verder stelt eiseres dat zij niet in staat is om te reizen naar de Filipijnen. Uitzetting is naar mening van eiseres dan ook in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] .
6.1.
Verweerder is van mening dat het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat de zorg voor eiseres op de Filipijnen niet toegankelijk is. Verweerder verwijst naar paragraaf 6b van het BMA-advies, waaruit blijkt dat onderzoek is gedaan naar de medische behandeling op de Filipijnen. Hiermee stelt verweerder aan zijn plicht te hebben voldaan. In dit geval is er een fit-to-fly-beoordeling gemaakt en zijn er reisvoorwaarden gesteld waarbij eiseres wel kan reizen naar de Filipijnen. Zo zal eiseres volgens verweerder ook geen risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
6.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen.
6.3.
Het is vaste rechtspraak dat een advies van het BMA een deskundigenadvies is. [4] Ook volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling [5] , zoals de uitspraken van de Afdeling van 30 juni 2017 [6] en van 16 mei 2019 [7] , dat verweerder, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ervan moet vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid.
6.4.
Verder overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling, gebaseerd op het arrest van het EHRM [8] in de zaak Paposvhili [9] , volgt dat het in de eerste plaats aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico op een verboden behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat, indien deze beschikbaar is, de medische zorg in zijn geval feitelijk niet toegankelijk is.
6.5.
Uit het BMA-advies volgt dat eiseres een bloeding in de ruimte tussen de hersenen en de schedel heeft gehad. Ook heeft zij een hoge bloeddruk en bloedarmoede. Hierdoor is zij rolstoelafhankelijk en heeft zij hulp nodig bij alledaagse levensverrichtingen. Eiseres is niet in staat om zelfstandig in een eigen woonomgeving te functioneren. Ook volgt uit het BMA-advies dat eiseres onder behandeling staat van de specialist ouderengeneeskunde in de Zorginstelling [naam] . Naar verwachting zal de behandeling van langdurige, zo niet blijvende aard zijn. Bij het achterwege blijven van behandeling zal zich een medische noodsituatie op korte termijn voordoen. Eiseres kan dan ook niet reizen, tenzij voorafgaand een fysieke overdracht is geregeld aan een zorginstelling die zorg, vergelijkbaar met mantelzorg, kan verstrekken. Verder volgt uit het BMA-advies dat de medische zorg van eiseres in de Filipijnen aanwezig is onder andere in de instelling [instelling 1] , [adres 2] , Manila en onder andere in [instelling 2] , Manila.
6.6.
Verweerder heeft op de zitting aangegeven dat eiseres Nederland pas hoeft te verlaten als het duidelijk is dat er een zorginstelling op de Filipijnen in de zorgbehoeften van eiseres kan voorzien én als de reis kan worden verzorgd zoals omschreven in het BMA-advies. Hiermee zal dan ook rekening worden gehouden ten opzichte van het terugkeerbesluit.
6.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het is in eerste instantie aan eiseres om aannemelijk te maken dat de zorg die zij nodig heeft op de Filipijnen niet aanwezig is en feitelijk ook niet toegankelijk is. Echter, in het BMA-advies staat dat eiseres niet kan reizen, tenzij de fysieke overdracht is geregeld aan een zorginstelling op de Filipijnen. Het is dan aan verweerder om aan te tonen dat aan deze voorwaarde is voldaan. In het BMA-advies is een aantal specifieke zorginstellingen genoemd. Daarbij dient naar het oordeel van de rechtbank verweerder als uitgangspunt te nemen dat eiseres in een zorginstelling moet verblijven. In het BMA-advies staat immers dat eiseres niet in haar eigen woonomgeving kan functioneren. Bovendien verblijft eiseres nu ook in een verpleeghuis. Indien verweerder meent dat eiseres wel thuis met de benodigde zorg kan wonen, dient verweerder dit nader te motiveren.
6.8.
De meeste instanties die in het BMA-advies zijn genoemd, zijn instanties waar eiseres kan worden behandeld, zoals ziekenhuizen. Op het eerste gezicht zijn dat geen zorginstellingen waar eiseres permanent kan verblijven. Twee instanties bieden wel 24-uurs zorg. Eén instantie, [instelling 2] , biedt “
care at home by a nurse”. Het uitgangspunt is echter dat eiseres niet thuis kan wonen. De enige instantie die een “
nursing home” biedt, [instelling 1] , is een geriatrische instelling. De vraag is of eiseres gezien haar leeftijd, 57 jaar, daarvoor in aanmerking komt. Uit het BMA-advies valt bovendien niet duidelijk af te leiden dat eiseres ook daadwerkelijk terecht kan bij deze zorginstellingen in de Filipijnen. Omdat het BMA-advies de overdracht aan een zorginstelling als voorwaarde stelt om te reizen, is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres ook daadwerkelijk terecht kan bij de in het BMA-advies vermelde zorginstellingen. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het besluit komt voor vernietiging in aanmerking omdat het niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te houden.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.2.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7.3.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.15016:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 oktober 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.15018:
- wijst het verzoek af;
De rechtbank/voorzieningenrechter, in alle zaken:
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 368 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Bureau Medische Advisering.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2017:488.
5.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
9.Arrest van 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:1213JUD00417381.