ECLI:NL:RBDHA:2024:9441
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 7 juli 2023, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 7 december 2023, een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 16 januari 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 7 februari 2024 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de staatssecretaris op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres verzoekt ook om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442, en om vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.