Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Wat vindt eiser in beroep?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van een aanvraag om vergoeding van rechtsbijstand beoordeeld. Eiser had twee toevoegingen aangevraagd voor rechtsbijstand in zaken met betrekking tot verblijfsvergunningen. De eerste toevoeging was verleend voor een beroepsprocedure over de intrekking van een verblijfsvergunning, terwijl de tweede toevoeging betrekking had op een bezwaarprocedure tegen de weigering van een nieuwe verblijfsvergunning. Verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, heeft de aanvraag om vergoeding afgewezen, stellende dat beide toevoegingen betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 mei 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat er sprake is van één rechtsbelang, aangezien beide procedures gericht zijn op het rechtmatig verblijf van de rechtszoekende in Nederland voor het volgen van een studie. De rechtbank volgt het beoordelingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft verduidelijkt dat bij de beoordeling van hetzelfde rechtsbelang gekeken moet worden naar het doel en het beoogde eindresultaat van de rechtsbijstand.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de vergoeding door verweerder niet onredelijk is, omdat de procedures bij dezelfde instantie zijn behandeld en er geen sprake is van een afgescheiden rechtsgang. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van het griffierecht of van zijn proceskosten.