ECLI:NL:RBDHA:2023:19035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wegens onvoldoende studievoortgang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, een Saoedi-Arabische student, die was verleend onder de beperking 'studie'. De rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning per 1 september 2020 rechtmatig was, omdat eiser onvoldoende studievoortgang had geboekt. Eiser had zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend op 13 maart 2015 en was in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op 25 maart 2015. Echter, per 1 september 2020 werd hij door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) afgemeld wegens onvoldoende studievoortgang. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vervolgens de verblijfsvergunning ingetrokken op 6 mei 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 26 april 2022 geoordeeld dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van eiser. In het nieuwe besluit van 10 november 2022 werd het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in deze uitspraak bevestigd dat de staatssecretaris bevoegd was om de verblijfsvergunning in te trekken, en dat de intrekking niet in strijd was met de Studierichtlijn of het evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de intrekking onterecht maakten. De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.