Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.BOUWSTOFFENHANDEL DE RIVIERENDRIESPRONG PAPENDRECHT B.V.te Maasdriel,
[bedrijf] BEHEER B.V.te [vestigingsplaats] ,
[naam 1]te [woonplaats] ,
[naam 2]te [woonplaats] ,
1.GEMEENTE PAPENDRECHTte Papendrecht,
PROVINCIE ZUID-HOLLANDte Den Haag,
OMGEVINGSDIENST ZUID-HOLLAND ZUIDte Dordrecht,
1. De procedure
- de dagvaarding van 1 maart 2023, met producties 1 tot en met 33;
- het herstelexploot van 2 mei 2023;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 88;
- het vonnis van 24 januari 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van De Rivierendriesprong c.s., met producties 34 tot en met 44.
2.De feiten
Eisers
de bereidheid uit te spreken dat u in principe medewerking zult verlenen aan het opstarten van een binnenplanse vrijstellingsprocedure ex artikel 4 lid 4, aanhef en onder a van het bestemmingsplan “Aan de Noord”
- De Rivierendriesprong van de Provincie Zuid-Holland een Wet milieubeheervergunning heeft verkregen (met daarin de bevoegdheid om puinbreekactiviteiten tot maximaal 100.000 ton per jaar te mogen verrichten);
- de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een positief advies geeft.
door derdenbelanghebbende(n) geen zienswijze(n) tegen de vrijstellingsprocedure worden ingebracht.
3.Het geschil
- voor recht verklaart dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens De Rivierendriesprong c.s. en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die De Rivierendriesprong c.s. hebben geleden met betrekking tot het niet mogen breken van puin op [adres] en het noodgedwongen elders moeten laten breken van puin;
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan De Rivierendriesprong c.s. van:
- € 653.381,30 exclusief btw voor de kosten van het elders breken van puin;
- € 50.000,00 voor de verbeurde lasten onder dwangsom;
- € 263.445,41 exclusief btw voor de advieskosten van [naam 4] ;
- € 116.813,18 exclusief btw voor de (juridische) kosten van mr. Laan ;
4.De beoordeling
De vorderingen jegens de Provincie en de Omgevingsdienst zijn verjaard
De Rivierendriesprong c.s. hebben echter niet met concrete feiten onderbouwd dat op B&W een coördinatieverplichting rustte of dat zij anderszins ertoe verplicht waren naar aanleiding van die brief een vrijstellingsprocedure te starten. Dat zij eerder hebben aangegeven dat zij daartoe in principe (en onder voorwaarden) wel bereid waren, wil niet zeggen dat zij dit naar aanleiding van de in die brief verzochte informatie moesten doen. Van onrechtmatigheid is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)