ECLI:NL:RBDHA:2024:9318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
NL23.34685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1993, heeft op 15 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 26 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft de uitspraak op 31 mei 2024 gedaan.

Eiser stelt dat hij in Gambia problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid, wat hem heeft doen vluchten. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn geaardheid en de problemen die hij heeft ervaren als gevolg daarvan beoordeeld. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser als onvoldoende geloofwaardig bestempeld, met name omdat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn innerlijke beleving en de risico's die hij heeft genomen in zijn gedrag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen onvoldoende zijn om zijn asielaanvraag te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 mei 2024 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34685
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 15 februari 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer B.J. Kane als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen en vervolgens dat uiterlijk op 31 mei 2024 uitspraak wordt gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft asiel gevraagd omdat hij in Gambia problemen heeft ondervonden in verband met zijn homoseksuele geaardheid. Naar aanleiding van een zoen in een discotheek is eiser op 29 mei 2018 uit Gambia gevlucht. Bij terugkeer naar Gambia vreest eiser voor mishandeling door de bevolking en vervolging door de overheid.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksuele geaardheid;
  • incident op 28 mei 2018.
6.1.
De staatssecretaris acht het element onder (1) geloofwaardig en de elementen onder (2) en (3) niet.
Het toetsingskader
7. Het toetsingskader in lhbti-zaken wordt gevormd door Werkinstructie (WI) 2019/17 en rechtspraak van de hoogste rechter in asielzaken1.
7.1.
Bij het horen en beslissen moet de staatssecretaris rekening houden met het referentiekader2 van de vreemdeling en moet de staatssecretaris in ieder geval de volgende thema’s betrekken:
  • privéleven;
  • huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst;
  • contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
7.2.
Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen.3 De staatssecretaris dient daarbij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en eventueel overgelegd bewijsmateriaal te bezien. Wanneer een vreemdeling over één thema ontoereikend heeft verklaard zonder dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat, hoeft dat er niet zonder meer toe te leiden dat de door die vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig moet worden geacht, aangezien die ontoereikende verklaring kan worden gecompenseerd met andere verklaringen en mogelijk overgelegd bewijsmateriaal.4
7.3.
Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti-gerichtheid niet wordt geaccepteerd en misschien zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft.5
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
2 Bijvoorbeeld: opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, achtergrond.
3 ABRvS 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
4 ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
5 ABRvS 19 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:556.
De beroepsgronden van eiser en het oordeel van de rechtbank daarover
Over de tolk
8. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat hij tijdens het nader gehoor is gehoord met behulp van een tolk in de verkeerde taal. Dat eiser tijdens het nader gehoor niet naar voren heeft gebracht dat er sprake was van miscommunicatie, is niet relevant. Dit bleek namelijk pas bij de nabespreking met een door de gemachtigde van eiser ingeschakelde tolk in de juiste taal. Eiser heeft een verklaring van deze tolk ingediend en heeft daarnaast veel correcties en aanvullingen ingediend. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat zowel eiser, als de tolk bij het nader gehoor de taal Mandinka spreken, maar dat de tolk afkomstig is uit Ghana terwijl eiser uit Gambia afkomstig is. Het gaat dus om een verschil in dialect. Een en ander had voor de staatssecretaris aanleiding moeten zijn om eiser opnieuw te horen met behulp van een tolk die het Gambiaanse dialect spreekt.
9. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat eiser en de door de staatssecretaris ingeschakelde registertolk Mandinka, afkomstig uit Ghana, elkaar tijdens het nader gehoor niet of onvoldoende hebben kunnen verstaan en dat er daardoor sprake is geweest van miscommunicatie, als gevolg waarvan de staatssecretaris eiser nogmaals had moeten horen. De rechtbank legt dat hierna uit.
9.1.
Ten eerste heeft de staatssecretaris erop mogen wijzen dat niet aannemelijk is dat eiser en de tolk elkaar tijdens het nader gehoor niet goed konden verstaan omdat eiser tijdens het aanmeldgehoor in de Dublinprocedure is gehoord met behulp van dezelfde tolk. Uit het verslag van dit aanmeldgehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij de tolk verstaat en hieruit blijkt niet dat sprake is geweest van miscommunicatie. Ook in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft eiser niet naar voren gebracht dat hij de tolk niet kon verstaan en dat sprake is geweest van miscommunicatie.
9.2.
Vervolgens heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij en de tolk soms verschillende klanken hebben, maar dat zij elkaar verstaan. Ook aan het einde van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan. Dat deze verklaringen van eiser in het geheel niet relevant zijn omdat de miscommunicatie pas tijdens de nabespreking is geconstateerd, zoals eiser naar voren heeft gebracht, volgt de rechtbank niet. Deze stelling van eiser is bovendien in strijd met de stelling van de gemachtigde van eiser ter zitting dat eiser tijdens het gehoor wél had moeten zeggen dat hij de tolk niet goed kon verstaan, maar dat hij zich daarvoor niet vrij genoeg voelde. Ten aanzien van deze laatste stelling is verder van belang dat blijkens het verslag aan het begin van het nader gehoor aan eiser is voorgehouden dat hij het op ieder moment mag aangeven als hij merkt dat de communicatie tussen hem en de tolk minder goed verloopt. De door de gemachtigde gestelde omstandigheid dat eiser zich hiertoe niet vrij voelde, komt dan ook voor zijn rekening en risico. Voor wat betreft het verslag van het nader gehoor heeft de staatssecretaris het standpunt mogen innemen dat uit dit verslag niet blijkt dat sprake is geweest van miscommunicatie.
9.3.
9.4.
De staatssecretaris heeft verder mogen tegenwerpen dat de ingediende correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet van dien aard zijn dat daaruit blijkt dat sprake is geweest van miscommunicatie in het bijzonder ten aanzien van het asielrelaas.
9.5.
Tot slot heeft de staatssecretaris mogen vinden, dat gelet op het voorgaande, de enkele verklaring van de door eiser ingeschakelde niet-registertolk onvoldoende is om alsnog aan te nemen dat sprake is geweest van miscommunicatie. Daarvoor is van belang dat de enkele stelling in deze verklaring dat het verschil in taal kan worden vergeleken met het verschil tussen Nederlands en Duits onvoldoende is uitgewerkt en onderbouwd met objectieve informatie. Bovendien correspondeert de stelling van deze tolk dat het gaat om een verschil tussen twee talen inhoudelijk, niet met de stelling van eiser dat het gaat om twee verschillende dialecten.
Over de gestelde homoseksuele geaardheid
10. Eiser voert - kort gezegd - aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat zijn geaardheid ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet oppervlakkig en tegenstrijdig verklaard.
11. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de verklaringen van eiser over de 4 thema’s genoemd in rechtsoverweging 6.1., in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende zijn om zijn gestelde homoseksuele geaardheid geloofwaardig te achten. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
11.1.
Eiser heeft verklaard dat hij ontdekte dat hij gevoelens had voor jongens toen hij 12 of 13 jaar oud was. Als hij jongens zag die hij leuk vond, dan gebeurde er iets met zijn lichaam, kreeg hij het warm, begon hij te trillen, werd hij vrolijk en euforisch en wilde hij met hen vrijen. In de klas wreef eiser bij jongens over de benen. De leraar vertelde dit aan de tante van eiser, bij wie eiser woonde. Zij vond het niet leuk en heeft eiser gewaarschuwd om het niet meer te doen, maar het verder laten gaan. Vervolgens is eiser tijdens een excursie in de slaapzaal betrapt door de beveiliger tijdens het zoenen met [A] . Hierdoor is eiser, toen hij 14 jaar oud was, van school gestuurd en thuis mishandeld door zijn tante. Eiser bleef wel bij zijn tante wonen. Hij heeft enige jaren getwijfeld over zijn geaardheid, maar toen hij 17 jaar oud was, wist hij 100% zeker dat hij op mannen viel en heeft hij zijn geaardheid voor zichzelf geaccepteerd.
De staatssecretaris heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser met deze verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn innerlijke beleving. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser over de (lichamelijke) gevoelens die hij kreeg als hij jongens zag die hij leuk vond, oppervlakkig mogen vinden. Ook heeft eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom hij het risico nam om openlijk lichamelijk contact met andere jongens tegen hun zin in te zoeken, door middel van het over de benen wrijven. De stelling van eiser dat hij zich niet kon inhouden, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij er op dat moment al van op de hoogte was dat homoseksualiteit niet werd geaccepteerd in de samenleving. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling in beroep dat hij helemaal geen (groot) risico nam omdat aanraking niet direct gelinkt wordt aan homoseksualiteit en het bijvoorbeeld in de Arabische cultuur normaal is dat mannen elkaar kussen als groet. Het over de benen wrijven heeft er volgens de verklaringen van eiser toe geleid dat hij alleen moest gaan zitten, dat de leraar zijn tante heeft geïnformeerd en dat eiser een waarschuwing van zijn tante kreeg. Deze
gevolgen duiden er niet op dat het ging om ‘gebruikelijk contact’. Verder heeft de staatssecretaris mogen vinden dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij het risico heeft genomen om tijdens een excursie met school in een volle slaapzaal te zoenen met [A] . De verklaring van eiser dat het donker was, dat het onder de dekens gebeurde en dat veel van de andere jongens sliepen, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Ook heeft de staatssecretaris het standpunt mogen innemen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in het (denk)proces dat vooraf is gegaan aan de acceptatie en wat tot de realisering van zijn geaardheid heeft geleid.
11.2.
Eiser heeft verder verklaard dat hij in Gambia een geheime relatie heeft gehad met [A] toen hij 19 jaar oud was, voor de duur van een jaar. Eiser heeft verklaard dat hij [A] leuk vond omdat hij een mooie mond heeft, prachtige ogen, dat zijn haar mooi is gevlochten, dat hij goed verzorgd was en op een bepaalde manier liep. Dat [A] erg snel boos kon worden en een beetje jaloers kon zijn, vond eiser minder leuk aan hem. [A] was voor eiser anders dan andere jongens omdat hij grappig was, zij een natuurlijke connectie hadden en het [A] lukte om een glimlach op zijn gezicht te brengen. Hoewel eiser heeft verklaard wat hem aantrok in [A] en enkele karaktereigenschappen heeft genoemd, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de verklaringen oppervlakkig zijn. Omdat eiser en [A] al ruim tien jaar vrienden waren en een relatie van een jaar hebben gehad, heeft de staatssecretaris mogen verwachten dat eiser persoonlijker en diepgaander zou kunnen verklaren.
11.3.
Over lhbti-gemeenschappen in Gambia heeft eiser verklaard dat deze niet bestaan, althans dat deze wellicht in het geheim bestaan maar niet publiekelijk. Omdat eiser zijn geaardheid geheim hield, kwam hij hier dus niet achter. Eiser heeft verder verklaard dat hij met [A] sprak over het oprichten van een groep om te praten over gevoelens en daarmee eigenlijk een eigen lhbti-gemeenschap op te starten. De staatssecretaris heeft zich over deze verklaringen niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hieruit blijkt dat eiser op jonge leeftijd wel een begrip had van het bestaan van speciale groepen voor gelijkgestemden (in zijn algemeenheid). De staatssecretaris heeft in het nadeel van eiser mogen meewegen dat eiser niet weet of er in Gambia lhbti-gemeenschappen bestaan en dat hij geen mogelijkheden heeft benut om hier eventueel meer over te weten te komen gedurende de lange periode - namelijk totdat eiser op 25-jarige leeftijd is gevlucht - dat hij nog in Gambia verbleef.
11.4.
Eiser heeft ook verklaard dat hij bij zijn tante heeft gewoond totdat hij 24 jaar oud was en dat hij daarna is verhuisd naar [plaats 1] . Eiser ging naar [plaats 1] omdat de mensen hier niet zo streng en religieus zijn maar vrijer en toleranter vanwege al het toerisme. Vanuit [plaats 1] ging hij elke dag naar [plaats 2] . Eiser heeft verklaard dat er in [plaats 2] een club is speciaal voor mannen die op mannen vallen. Eiser heeft ook verklaard dat het geen gay-club is, maar dat iedereen er mag komen en dat mensen niet laten zien dat ze gay zijn. Vervolgens heeft eiser verklaard dat bezoekers bij de ingang niet worden gevraagd of ze op mannen vallen, maar dat ze wel wat toleranter zijn. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met deze verklaringen niet duidelijk heeft gemaakt wat de discotheek onderscheidt van andere discotheken en waarom deze toleranter zou zijn, nu iedereen er mag komen en mensen in de discotheek niet uiten dat ze homoseksueel zijn.
11.5.
Over de periode in Nederland heeft eiser verklaard dat mensen hier open zijn en mogen doen wat zij willen doen en voelen wat zij willen voelen. Verder heeft eiser verklaard dat hij in Nederland naar gay feesten gaat, dat hij meedoet aan activiteiten
11.6.
georganiseerd binnen lhbti-communities en evenementen zoals de gay parade en dat hij langs deze weg contacten opdoet met andere lhbti’s. Eiser heeft verklaard dat hij in Nederland zichzelf kan zijn en dat hij blij en trots is dat hij in Nederland homoseksueel kan zijn. Hoewel eiser hiermee in enige mate heeft verklaard over de situatie in Nederland voor lhbti’s, heeft de staatssecretaris mogen vinden dat de verklaringen summier zijn. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij de gestelde activiteiten en contacten niet heeft onderbouwd met bijvoorbeeld foto’s of verklaringen van derden.
11.7.
Eiser heeft verklaard dat homoseksualiteit in Gambia bij wet verboden is, dat dit volgens hem sinds 1934 in de wet staat en dat hier (soms levenslange) gevangenisstraffen op staan. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat deze verklaringen in positieve zin meewegen omdat ze corresponderen met wat bekend is uit algemene informatie, maar dat dit niet zo zwaar weegt dat eiser zijn gestelde geaardheid hiermee alsnog geloofwaardig heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft daarbij mogen betrekken dat de verklaring van eiser in de correcties en aanvullingen - dat hij geen jaartal heeft genoemd omdat hij dat niet weet - niet overeenkomt met deze verklaring tijdens het nader gehoor. De staatssecretaris heeft het niet aannemelijk mogen vinden - zoals eiser ter zitting stelde - dat het jaartal in het verslag van het nader gehoor terecht is gekomen op andere wijze dan middels de verklaring van eiser zelf.
Over de gestelde problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid
12. Eiser voert - kort gezegd - aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de problemen als gevolg van zijn geaardheid ongeloofwaardig zijn.
13. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de verklaringen van eiser over de problemen als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid onvoldoende zijn om deze problemen geloofwaardig te achten. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
13.1.
Eiser heeft verklaard dat hij in [plaats 2] een Spaanse toerist genaamd [B] heeft leren kennen. Eiser heeft twee keer op het strand gevreeën met hem. Op 28 mei 2018 waren zij samen in een discotheek. [B] werd dronken, kwam op enig moment op eiser af en zoende hem onverwachts. Eiser duwde [B] weg. Eiser heeft verklaard dat hij mensen zag die hij kende, die de zoen hebben gezien en die riepen dat ze de politie gingen bellen. Eiser en [B] zijn weggerend en eiser is direct uit Gambia gevlucht. De staatssecretaris heeft het opmerkelijk mogen vinden dat eiser en [B] ervoor hebben gekozen om tweemaal op het strand te vrijen en niet in de vakantiewoning van [B] , waar eiser ook twee keer geweest was. De staatssecretaris heeft daarnaast aan eiser mogen tegenwerpen dat de verklaring over het tweemaal vrijen op het strand niet overeenkomt met de stelling in de correcties & aanvullingen dat eiser enkel één keer in het openbaar iets heeft gedaan met [B] , namelijk de zoen in de discotheek. De stelling in de zienswijze dat uit de verklaring van eiser niet duidelijk blijkt dat de twee gebeurtenissen op het strand ‘in het openbaar’ waren, in die zin dat er andere personen waren en het midden op de dag heeft plaatsgevonden, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. Het strand wordt in het algemeen gezien als een openbare plek en eiser heeft niet onderbouwd waarom dat in dit geval anders was. Verder heeft de staatssecretaris ongeloofwaardig mogen vinden dat eiser na de incidenten in de klas en in de slaapzaal nog gedurende ongeveer 11 jaar vrijwel probleemloos in Gambia heeft kunnen verblijven terwijl er een vermoeden bestond dat eiser
homoseksueel was, maar dat wanneer eiser in een discotheek wordt gezoend door een toerist en waarbij eiser hem meteen heeft weggeduwd, dit maakt dat eiser direct uit Gambia is gevlucht.
Over het referentiekader
14. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Mannen uit Afrika, zoals eiser, kunnen vaak minder goed over hun gevoelens praten. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar het rapport ‘Trots of schaamte’ van 2022.6
15. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat niet van hem mag worden verwacht om méér te verklaren over zijn geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen dan hij heeft gedaan, omdat het voor hem gelet op zijn referentiekader - waaronder zijn culturele achtergrond en leeftijd ten tijde van de ontdekking van zijn geaardheid - moeilijk is om te verklaren over gevoelens. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals weergegeven in rechtsoverweging 6 tot en met 6.3. Uitgangspunt is het individuele verhaal van eiser. Dat uit het rapport ‘Trots of schaamte’ blijkt dat de mogelijkheid bestaat dat vreemdelingen gelet op hun culturele achtergrond niet meer kúnnen verklaren over dieperliggende gevoelens, betekent niet dat eiser daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat dit ook in zijn geval zo is. Verder was eiser 12 of 13 jaar oud en dus weliswaar jong ten tijde van de ontdekking van zijn geaardheid, maar heeft hij Gambia pas verlaten toen hij 25 jaar oud was en was hij ten tijde van het nader gehoor 29 jaar oud. Daarbij komt dat de staatssecretaris zich gezien het voorgaande niet alleen baseert op de stelling dat er meer van eisers verklaringen over zijn gevoelens met betrekking tot zijn geaardheid en zijn problemen had mogen worden verwacht, maar ook op onduidelijkheden/strijdigheden in die verklaringen / verklaringen over daarmee verband houdende feitelijkheden. De staatssecretaris heeft gezien dit alles niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij er niet in geslaagd is om zijn geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen te beschrijven met inzichtelijke verklaringen over zijn persoonlijke beleving.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag gezien het voorgaande terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
6 Trots of Schaamte? Het vervolg: de nieuwe werkinstructies en de beoordeling van lhbti asielaanvragen in Nederland, Sabine Jansen, COC Nederland, 2022.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.