In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1993, heeft op 15 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 26 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft de uitspraak op 31 mei 2024 gedaan.
Eiser stelt dat hij in Gambia problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid, wat hem heeft doen vluchten. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn geaardheid en de problemen die hij heeft ervaren als gevolg daarvan beoordeeld. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser als onvoldoende geloofwaardig bestempeld, met name omdat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn innerlijke beleving en de risico's die hij heeft genomen in zijn gedrag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen onvoldoende zijn om zijn asielaanvraag te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 mei 2024 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.