ECLI:NL:RBDHA:2024:9258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/5352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse man, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan behandeld. Eiser had eerder een verzoek om heroverweging ingediend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar dit verzoek werd op 13 juli 2023 afgewezen. Eiser stelt dat hij als ISAF-chauffeur voor de Nederlandse strijdmacht heeft gewerkt en dat hij daarom in aanmerking zou moeten komen voor overbrenging onder de Tolkenregeling. De rechtbank oordeelt dat de e-mail van 13 juli 2023 een primair besluit is, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt voordat beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij rechtstreeks beroep heeft ingesteld zonder eerst bezwaar te maken. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan.
1.1.
Verweerder heeft bij e-mail van 13 juli 2023 op dit verzoek gereageerd. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 21 april 2023 heeft eiser een verzoek om heroverweging ingediend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Eerdere verzoeken door eiser om hem en zijn gezinsleden over te brengen vanuit Afghanistan naar Nederland zijn afgewezen. Ook het verzoek om heroverweging is op 13 juli 2023 afgewezen. Eiser stelt dat hij werkzaam is geweest als ISAF chauffeur voor de Nederlandse strijdmacht in [naam kamp 1] nabij [plaatsnaam 1] , en in [naam kamp 2] bij [plaatsnaam 2] , in [provincie] . Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat eiser volgens hem niet aan de voorwaarden van de Tolkenregeling voldoet.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat hij wel voor overbrenging vanuit Afghanistan in aanmerking zou moeten komen. Daarnaast voert hij aan dat de afwijzing van zijn verzoek door verweerder een besluit is in de zin van de Awb. Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 september 2022. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De hoogste bestuursrechter heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is de e-mail met bijlage van 13 juli 2023 een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt voordat beroep kan worden ingesteld. [4] De uitspraak waar eiser naar verwijst in het kader van de mogelijkheid van rechtstreeks beroep, [5] ziet op de bij brief van 11 oktober 2021 getroffen speciale voorziening. [6] Verder heeft verweerder niet uitdrukkelijk ingestemd met rechtstreeks beroep. [7]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [8]
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
3.Uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
4.Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.
5.Uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
6.Kamerstukken II 2021/22, 27 925, nr. 860.
7.Artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb.
8.Artikel 6:15 van de Awb.