ECLI:NL:RBDHA:2024:9138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
C/09/666019/KG RK 24-682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening en gebrek aan belang

Op 21 mei 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend op 6 mei 2024. Het verzoek was gericht tegen mr. T.F. Hesselink, de rechter in een hoofdzaak waarin op 23 april 2024 een mondelinge behandeling had plaatsgevonden. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig had gehandeld door zijn pleitnota te weigeren, terwijl de pleitnota van de wederpartij wel was geaccepteerd. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. De verzoeker had geen redelijke verklaring gegeven voor het tijdsverloop van bijna twee weken tussen de mondelinge behandeling en de indiening van het wrakingsverzoek. Bovendien was de rechter al tot uitspraak gekomen in de hoofdzaak op 7 mei 2024, waardoor het doel van de wraking, namelijk de vervanging van de rechter, niet meer kon worden bereikt. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling van het verzoek en verklaarde hem niet-ontvankelijk. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/44
zaak- /rekestnummer: C/09/666019 / KG RK 24-682
Beslissing van 21 mei 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. T.F. Hesselink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 mei 2024.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/661212 / KG ZA 24/106 tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak] (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een procedure in kort geding waarin op 23 april 2024 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Op 7 mei 2024 heeft de rechter in de hoofdzaak uitspraak gedaan.
2.2.
Verzoeker heeft – kort samengevat – aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. De rechter heeft op de mondelinge behandeling van de hoofdzaak de pleitnota van verzoeker geweigerd, terwijl zij wel de pleitnota van eiser in de hoofdzaak in ontvangst heeft genomen. Er is daardoor sprake van een partijdige ongelijke behandeling.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie o.a. Hoge Raad 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926) is een schriftelijk ingediend wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een tijdstip dat de betrokken rechter daarvan redelijkerwijs nog kennis kon nemen.
3.3.
Het wrakingsverzoek is door verzoeker per e-mail op 6 mei 2024 om 03:10 uur ingediend. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat de betrokken rechter voor de uitspraak op 7 mei 2024 geen kennis heeft kunnen nemen van het wrakingsverzoek. Het verzoek is in zoverre dus tijdig gedaan.
3.4.
Op grond van artikel 37 Rv geldt echter dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 23 april 2024. Het wrakingsverzoek is vervolgens pas op 6 mei 2024 gedaan. Voor het tijdsverloop van bijna twee weken is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Het verzoek is om deze reden te laat ingediend en verzoeker is dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
3.5.
Daarenboven geldt dat wraking als doel heeft te voorkomen dat een zaak wordt behandeld en berecht door een rechter die vooringenomen is. Door een wrakingsverzoek wordt eigenlijk verzocht om de rechter die een zaak behandelt te laten vervangen door een andere rechter. Nadat einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk, omdat het met wraking beoogde doel dat een rechter de zaak niet (verder) behandelt, dan niet meer kan worden bereikt. Ook kan een einduitspraak in de hoofdzaak door het wrakingsverzoek niet alsnog ongedaan worden gemaakt of anderszins worden aangetast.
3.6.
De rechter heeft in de hoofdzaak op 7 mei 2024 uitspraak gedaan, zodat het met de wraking beoogde doel, de vervanging van de rechter, niet meer kan worden bereikt. Het feit dat de uitspraak is gedaan nadat het wrakingsverzoek was ingediend, maakt dat niet anders. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het door hem ingediende wrakingsverzoek. Ook om die reden is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
3.7.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.