ECLI:NL:RBDHA:2024:9102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
22/5454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor medische kosten en de noodzaak van nader onderzoek naar dringende redenen

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [woonplaats], een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor medische kosten op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag, die een totaalbedrag van € 6.600,- betrof voor psychologische en psychiatrische hulp, fysiotherapie, tinnitusbehandelingen en medicatie, werd door het college van burgemeester en wethouders van Delft afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende heeft onderzocht of er dringende redenen waren die bijstandsverlening noodzakelijk maakten. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische kosten niet volledig vergoed worden door de Zorgverzekeringswet en dat zij in een levensbedreigende situatie verkeert door het uitblijven van noodzakelijke zorg. De rechtbank oordeelt dat het college niet kon volstaan met de stelling dat er geen zeer dringende redenen waren, gezien de ernstige gezondheidstoestand van eiseres en de gevolgen van het niet verlenen van bijstand. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college de aanvraag opnieuw moet beoordelen, met inachtneming van de noodzaak voor nader onderzoek naar de gezondheidstoestand van eiseres. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de griffiekosten en proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. B. te Vrede).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor medische kosten op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Eiseres en haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft op 17 januari 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor medische kosten. De aanvraag ziet op een totaal bedrag van € 6.600,- om uitgaven aan psychologische- en psychiatrische hulp, fysiotherapie, tinnitusbehandelingen en medicatie (voor zover dit binnen het eigen risico valt) te kunnen bekostigen.
1.2.
Met het besluit van 18 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen op de grond dat zij voor deze medische kosten een beroep kan doen op de Zorgverzekeringswet.
2. Met het besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie, de afwijzing gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de Zorgverzekeringswet voor medische kosten een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening is. Dat de gemaakte medische kosten niet (volledig) vanuit de Zorgverzekeringswet worden vergoed doet hier niet aan af. Verder is er volgens verweerder geen sprake van zeer dringende redenen die bijstandverlening in dit geval noodzakelijk maken.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende, passende en toereikende voorziening is omdat haar medische kosten niet volledig worden vergoed vanuit deze wet. Verder is in geval van eiseres sprake van een levensbedreigende situatie waardoor de medische kosten noodzakelijk zijn. Door geen medisch advies in te winnen met betrekking tot de psychische gesteldheid van eiseres alvorens de aanvraag af te wijzen heeft verweerder het bestreden besluit volgens haar onzorgvuldig voorbereid.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Als in de voorliggende voorziening de bewuste keus is gemaakt dat het vergoeden van deze kosten niet noodzakelijk is, kan de bijstandsverlenende instantie daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 15, eerste lid, van de Pw in de weg staat aan het verstrekken van bijzondere bijstand aan eiseres. Naar vaste rechtspraak is voor de kosten van (para)medische hulp de Zorgverzekeringswet en daarop gebaseerde regelgeving in beginsel aan te merken als een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening. [1] Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor de kosten van psychologische- en psychiatrische hulp, fysiotherapie, de tinnitusbehandeling en medicatie van eiseres.
Dringende redenen
4.4.
Het college kan aan een persoon die op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW geen recht op bijstand heeft, toch bijstand verlenen als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. Deze uitzonderingsmogelijkheid staat in artikel 16, eerste lid van de Pw. Zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw, doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. [2] Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn, maar is niet tot deze situaties beperkt. Dit volgt uit recente jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) waarin een versoepeling van het begrip ‘acute noodsituatie’ als zeer dringende redenen voor bijstandsverlening is opgenomen. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [3]
4.5.
Eiseres heeft gesteld dat bij het uitblijven van de medische zorg waarop de aanvraag betrekking heeft, zij in een levensbedreigende situatie terecht zal komen. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft eiseres een brief van haar psycholoog overgelegd van 26 september 2022. Hieruit volgt dat eiseres last heeft van angsten en depressie. Zij volgt een behandeling met verschillende psychofarmaca en traumabehandeling, wat lijkt aan te slaan. Daarnaast is ter zitting gebleken dat eiseres slachtoffer is geweest van oplichting. Zij wordt nog steeds met de gevolgen hiervan geconfronteerd, zowel op mentaal als financieel vlak, omdat er nog steeds een civiele procedure loopt. Verder heeft eiseres tijdens de hoorzitting over haar bezwaar verklaard suïcidaal te zijn. Daarbij heeft zij benadrukt dat deze suïcidale gedachten bij het uitblijven van de noodzakelijke behandelingen ernstiger worden.
4.6.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan met de stelling dat er geen sprake is van zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw. Uit de medische informatie en de stelling van eiseres dat zij suïcidaal is, volgen sterke aanwijzingen dat de situatie van eiseres zeer ernstig is en dat de behandelingen absoluut noodzakelijk zijn voor haar gezondheid. Door het niet toekennen van de gevraagde bijzondere bijstand kan eiseres zeer waarschijnlijk niet alle noodzakelijke medische behandelingen betalen. Gelet hierop had verweerder nader onderzoek moeten doen naar de ernst van de gezondheidstoestand van eiseres, de daarvoor noodzakelijke medische behandelingen en de mogelijke gevolgen van het achterwege blijven van (een deel van) die behandelingen alvorens de aanvraag af te wijzen.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of er sprake is van zeer dringende redenen die bijstandsverlening noodzakelijk maken. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand geen stand houdt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Het gevolg van deze uitspraak is dat verweerder de aanvraag opnieuw moet beoordelen. Daarvoor is nader onderzoek nodig. Daarom kan de rechtbank in deze uitspraak (nog) niet zelf in de zaak voorzien door de gevraagde bijzondere bijstand toe te kennen.
6. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder de griffiekosten van eiseres vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten die eiseres vanwege het beroep heeft moeten maken. Deze vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen op de zitting worden twee punten toegekend met een waarde per punt van € 875,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt dus € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan eiseres voor haar proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 3 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:640 en van 8 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2108.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.