ECLI:NL:RBDHA:2024:9063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat hij van mening is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag in beginsel niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, maar Spanje heeft dit verzoek niet binnen de termijn aanvaard, wat heeft geleid tot een fictief akkoord op 27 februari 2023.

Eiser stelt dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de opvangvoorzieningen in Spanje, en verwijst naar rapporten die structurele tekortkomingen in de opvang aantonen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De staatssecretaris mag in het algemeen uitgaan van dit beginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 30 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.18052
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. P.C.A. Prins).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen omdat de staatssecretaris van mening is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. D.W.M. van Erp als waarnemer van de gemachtigde van eiser, A. Karim als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening1. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag in beginsel niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.2 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek niet binnen de termijn aanvaard. Daardoor is er een fictief akkoord ontstaan op 27 februari 2023.
3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank bespreekt de beroepsgronden hieronder.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
1. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In Spanje zijn problemen met de opvangvoorzieningen, waardoor niet wordt voldaan aan het uitgangspunt van adequate opvang. Uit het AIDA Country Report: Spain, update 2021 volgt dat er gevallen bekend zijn waarin geen opvang is verleend en vreemdelingen dakloos werden. Deze problemen met betrekking tot de opvang staan ook al in het AIDA Country Report: Spain, update 2020. Omdat de opvangproblemen in Spanje al langere tijd spelen, moet gesproken worden over structurele ernstige tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bij terugkeer naar Spanje zal eiser dus in een toestand van zeer verregaande materiele deprivatie, in de zin van het arrest Jawo3, terechtkomen. Dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) hier in de uitspraak van 17 maart 20234 anders over heeft geoordeeld, maakt dit niet anders. Van eiser kan ook niet verwacht worden dat hij aantoont dat hij helemaal geen toegang tot opvang in Spanje zal kunnen krijgen. Dat is namelijk onmogelijk. Op grond van de overgelegde landeninformatie staat wel vast dat niet alle personen die terugkeren op grond van de Dublinverordening opvang zullen krijgen.
Daarnaast is er een inbreukprocedure gestart tegen Spanje, wegens het niet omzetten van de Richtlijn tot vaststelling van de normen voor opvang van verzoekers van internationale bescherming. Ook hieruit blijkt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden ten aanzien van Spanje.
Eiser zal in Spanje ook niet kunnen klagen over zijn problemen met de opvangvoorzieningen. De Spaanse autoriteiten zijn namelijk al op de vingers getikt, maar het is niet gebleken dat de situatie nu anders is. Dat Spanje op de vingers is getikt garandeert niet dat de problemen met opvangvoorzieningen zich niet langer voordoen.
5. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals in het arrest Jawo is neergelegd.
6. De rechtbank oordeelt dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden ten aanzien van Spanje. De Afdeling heeft in de uitspraak van 1 december 20235 nog bevestigd dat ten aanzien van Spanje nog uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In eerdere uitspraken van de Afdeling6 zijn ook AIDA Country Report: Spain, update 2020 en 2021 meegenomen. Het feit dat in meerdere AIDA Country Reports (vanaf 2020) dezelfde

3.ECLI:EU:C:2019:218.

5 ECLI:NL:RVS:2023:4473, hierin wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.
6 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364.
situatie wordt geschetst, namelijk dat er een gebrek is aan opvangvoorzieningen, maakt niet direct dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het opvangsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. In de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 20217 is ook geoordeeld dat er geen sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. De Afdeling heeft in recente uitspraken8 over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook terug verwezen naar deze uitspraak, waaruit blijkt dat dit nog steeds geldt.
De inbreukprocedure die door de Europese Commissie is gestart tegen Spanje doet daar ook niet aan af. Deze inbreukprocedure is gestart wegens het mogelijk niet volledig omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn. Het is echter niet gebleken welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor het starten van deze inbreukprocedure. Daarbij komt dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen.
Mocht eiser toch problemen ervaren in Spanje ten aanzien van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen, is het aan eiser om daarover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen. Dat dit voor eiser niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiser niet zouden kunnen of willen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Eiser stelt verder dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan Nederland de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken. Eiser verwijst daarvoor naar de door het overgelegde medische dossier waaruit blijkt dat hij problemen met zijn borstkas heeft. Daarbij verwijst eiser ook naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 28 augustus 20239 waaruit blijkt dat het mogelijk is dat Dublinclaimanten niet direct toegang tot opvang zullen krijgen bij terugkeer naar Spanje en dus ook niet direct medische zorg kunnen krijgen. De staatssecretaris had het risico dat eiser loopt als hij niet direct toegang krijgt tot de opvangvoorzieningen moeten betrekken bij zijn beoordeling.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Eiser heeft met het door hem overgelegde medische document onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, waar eiser naar verwijst is niet vergelijkbaar met de situatie van eiser. In dat geval ging het immers om een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen waarvan vaststaat dat zij medische hulp moet krijgen als er iets mis gaat. Dit blijkt niet in het geval van eiser. Verder is niet gebleken dat Nederland het enige land is dat eiser medische hulp kan verlenen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan er vanuit gegaan worden dat de medische hulp in Spanje gelijkwaardig is met die in Nederland. Daarnaast kan de staatssecretaris de medische gegevens van eiser ook overdragen aan de

7.ECLI:NL:RVS:2021:1481.

8 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4473.
Spaanse autoriteiten, hiervoor moet eiser wel toestemming geven.10 De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
10 Zie artikel 32 van de Dublinverordening.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2024
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.