ECLI:NL:RBDHA:2024:9033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
09/333253-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan criminele organisatie en poging tot uitlokking van moord met betrekking tot drugstransporten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het leidinggeven aan een criminele organisatie en het medeplegen van een poging tot uitlokking van moord. De verdachte was betrokken bij drie drugstransporten naar Engeland, waarbij in totaal 882,5 kilogram cocaïne werd vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol speelde in de organisatie, die tot doel had de Opiumwet te overtreden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de detentieomstandigheden in Dubai. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne en het deelnemen aan een criminele organisatie. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een plan had gemaakt om een persoon, die verantwoordelijk werd gehouden voor het onderscheppen van een drugstransport, om het leven te brengen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van poging tot uitlokking van moord, maar sprak hem vrij van wapenhandel. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de criminele organisatie op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/333253-22
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1985 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 3 april 2023, 16 juni 2023,
11 september 2023, 28 november 2023, 15 februari 2024 (alle pro forma), 15 en 17 mei 2024 (inhoudelijke behandeling) en 29 mei 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. R.P. Tuinenburg en E.J. Huisman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. Y. Moszkowicz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 februari 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks 27 maart 2020 tot en met 29 mei 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland en/of Spanje en/of Engeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 192,5 kilogram en/of 343 kilogram en/of 347 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, als oprichter, leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en/of [naam 7] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
3
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland en/of Spanje en/of Engeland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft gepoogd om een onbekend gebleven perso(o)n(en) (met het alias [alias 1] en/of [alias 2] ), door (een) gift(en), beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, te bewegen om [naam 8] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven, door:
- die onbekend gebleven persoon een geldbedrag ("5k") te betalen, althans aan die onbekend gebleven persoon een betaling in het vooruitzicht te stellen,
- een foto van die [naam 8] en/of adres-/contactgegevens en/of het type auto (BMW 4 serie black M-line) van die [naam 8] ter beschikking te stellen/delen,
- te berichten/delen dat die [naam 8] op 6 juni 2020 voor het laatst was gezien,
- een motorscooter/elektrische mountainbike, vuurwapen en/of mes ter beschikking te stellen en/of in het vooruitzicht te stellen,
- over de overdracht van die/dat motorscooter/elektrische mountainbike, vuurwapen en/of mes en/of de uitvoering van die moord met die onbekend gebleven persoon af te spreken (verder) te communiceren via Wickr;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland en/of Spanje en/of Engeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c. q . doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c. q . 287 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen en/of informatiedragers, te weten:
- een geldbedrag ("5k"),
- een of meer (encrypted) telefoon(s) met daarop gegevens (foto van het beoogde slachtoffer [naam 8] en/of adres-/contactgegevens van die [naam 8] en/of gegevens over het type auto (BMW7 4 serie black M-line) waarin die [naam 8] reed), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
4
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2020 tot en met 12 juni 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland en/of Engeland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder erkenning één of meer wapens van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of heeft verhuurd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld, van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

3.Verweren over het EncroChat-bewijs

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de EncroChat-berichten in het dossier vanwege strijd met de artikelen 6 en 8 van het EVRM moeten worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft in dit kader het volgende betoogd (samengevat weergegeven).
1. De inzet van het interceptiemiddel door de Franse autoriteiten vond, anders dan de latere bewijsoverdracht aan Nederland, plaats buiten de tussen Nederland en Frankrijk gesloten JIT-overeenkomst [1] om. Het vertrouwensbeginsel is op die inzet niet van toepassing. Uit een Brits vonnis [2] blijkt dat niet alleen op de server van EncroChat op Frans grondgebied, maar (ook) op “device-niveau”, en dus op het grondgebied van diverse andere staten waaronder Nederland, (PGP-)telefoons zijn getapt. De inzet van het interceptiemiddel had slechts mogen plaatsvinden na rechtshulpverzoeken dan wel Europese Onderzoeksbevelen (EOB’s) van Frankrijk aan de staten waarin de desbetreffende telefoons zich bevonden.
2. De bewijsoverdracht aan Nederland vond vervolgens ten onrechte plaats op basis van de JIT-overeenkomst, want die vormde daarvoor niet de juiste juridische grondslag. Die overdracht had, net als de inzet van het interceptiemiddel zelf, moeten plaatsvinden op basis van een rechtshulpverzoek of een EOB, in dit geval van Nederland aan Frankrijk. Volgens de raadsman vloeit uit Richtlijn 2014/14/EU voort dat dit ‘de voorgeschreven route’ is.
3. Door anders te handelen zijn de procedurele waarborgen van een rechtshulpverzoek of EOB omzeild. Deze moeten daarom ook in deze zaak van toepassing worden geacht. In het verband van een EOB heeft de raadsman specifiek betoogd dat in strijd met het recente arrest d.d. 30 april 2024 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in de zaak van M.N. (nr. C‑670/22; ECLI:EU:C:2024:372) meerdere lidstaten ten onrechte niet (vooraf) zijn genotificeerd over de onderschepping door Frankrijk van EncroChat-gegevens op hun grondgebied. In een strafrechtelijk onderzoek in Slowakije tegen onder meer de verdachte spelen EncroChat-berichten ook een rol. De raadsman beschikt over een (op 15 mei 2024 door de rechtbank aan het dossier toegevoegd) Excelbestand uit dat Slowaakse onderzoek met EncroChat-berichten van de gebruikers [account 1] , [account 2] en [account 3] . Dat betreft volgens het politiedossier in de onderhavige zaak steeds de verdachte en de chats komen in beide dossiers overeen. Door de vermelding in genoemd Excelbestand van allerlei metagegevens, zoals informatie over landen waarin de desbetreffende telefoons zich bevinden en (zendmast)locaties, wordt duidelijk dat EncroChat-berichten zijn verstuurd vanuit (onder meer) Nederland, Groot-Brittannië en Spanje. In de onderhavige zaak blijkt dat in ieder geval berichten zijn verzonden vanuit Spanje en Nederland. Dat maakt dat Frankrijk sowieso de genoemde drie landen ten onrechte niet heeft genotificeerd over de onderschepping van EncroChat-berichten op hun grondgebied. De JIT-overeenkomst kan, voor zover het om Nederland gaat, niet worden gezien als zo’n notificatie, nu deze pas tot stand is gekomen toen de onderschepping van EncroChat-berichten al ruimschoots was afgerond. Die onderschepping is daardoor onrechtmatig geweest. Al met al is geen sprake van de in rechtsoverweging 104 van genoemd arrest van het HvJEU bedoelde situatie waarin “the rights of the defence and the fairness of the proceedings are respected when assessing evidence obtained through that EIO (rechtbank: een EOB)”. Geconcludeerd moet worden dat de verdachte "is not in a position to comment effectively on a piece of evidence that is likely to have a preponderant influence on the findings of fact”, zodat de rechtbank “must find an infringement of the right to a fair trial and exclude that evidence in order to avoid such an infringement” (rechtsoverweging 105).
4. Naast het voorgaande heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank ten onrechte het (op 15 mei 2024 gedane) verzoek tot toevoeging aan het dossier van de ‘volledige dataset’, dat wil zeggen de al verstrekte ruwe data, maar dan inclusief alle metadata zoals hiervóór vermeld, heeft afgewezen. De verdachte is hierdoor ernstig in zijn verdediging geschaad. Immers, de locatiegegevens horend bij de EncroChat-berichten - waarover het openbaar ministerie anders dan de rechtbank en de verdediging
welbeschikt - mocht de verdediging niet ontvangen, waardoor de tijd en gelegenheid om deze data te vergelijken met de agenda van de verdachte niet bestonden. Hierdoor is aan de verdediging onder andere de mogelijkheid ontnomen om een verweer te voeren over de wijze waarop de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van de in het dossier genoemde EncroChat-accounts ( [account 1] , [account 2] en [account 3] ) en om een alibiverweer te voeren. Ook om deze reden moeten de EncroChat-berichten worden uitgesloten van het bewijs.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich in hun op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat de EncroChat-berichten rechtmatig zijn verkregen en dat deze tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De gang van zaken bij de verkrijging van EncroChat-berichten
Uit het dossier blijkt het volgende. Op 25 september 2017 is het openbaar ministerie het onderzoek 26Bismarck gestart dat zich richtte op telecomaanbieder EncroChat. De reden hiervoor was dat in verschillende Nederlandse en buitenlandse opsporingsonderzoeken sinds 2017 toestellen van dit bedrijf bij verdachten van ernstige delicten werden aangetroffen. Binnen dit onderzoek zijn via een Europees Opsporingsbevel (EOB) gericht aan Frankrijk meerdere kopieën van de infrastructuur van EncroChat verkregen. Ook in Frankrijk werd onderzoek gedaan naar het bedrijf EncroChat. Daaruit bleek dat de server die door EncroChat werd gebruikt zich bevond in Roubaix in Frankrijk. Binnen dat onderzoek is door de Franse rechter op 30 januari 2020 een machtiging gegeven voor het plaatsen van een interceptiemiddel op de server bij EncroChat.
De beschikbare data van EncroChat kunnen worden opgedeeld in twee categorieën, te weten de informatie afkomstig van de server van EncroChat en de informatie afkomstig van de telefoons van de gebruikers van EncroChat. Deze data worden respectievelijk ‘server-data’ en ‘telefoon-data’ genoemd. Toestemming voor de inzet van de interceptietool die leidde tot het onderscheppen van telefoondata werd door de Franse rechter gegeven en verlengd tot en met in ieder geval juni 2020.
Op 10 februari 2020 startte het openbaar ministerie in Nederland het onderzoek 26Lemont, dat voortvloeide uit het onderzoek 26Bismarck en zich richtte op het bedrijf EncroChat, diens directeuren en resellers en de onbekende gebruikers van EncroChat-toestellen die zich schuldig zouden maken aan diverse vormen van georganiseerde criminaliteit. In het kader van het onderzoek 26Lemont is een JIT opgericht en een JIT-overeenkomst gesloten met Frankrijk. Hierin is overeengekomen om alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het JIT worden vergaard te voegen in het gezamenlijke onderzoeksdossier. De JIT-overeenkomst is door Nederland op 30 maart 2020 ondertekend en door Frankrijk op 10 april 2020.
Op 1 april 2020 is het interceptiemiddel - dat is ontworpen door de Service Technique National de Captation Judiciaire en onder het Franse staatsgeheim valt - geplaatst op de server die bij de specialistische onderneming OVH in Roubaix in Frankrijk stond.
In de periode van 1 april 2020 tot 14 juni 2020 hebben de Franse autoriteiten live telefoondata (dus: de informatie afkomstig van de EncroChat-telefoons) verzameld. Deze telefoondata en de serverdata zijn gedeeld met JIT-partner Nederland en toegevoegd aan het gezamenlijke JIT-onderzoeksdossier. De Nederlandse politie heeft vanaf 1 april 2020 tot en met 24 juni 2020 data van gebruikers van EncroChat-toestellen gekopieerd. Om een zo actueel mogelijke kopie van die data van de Franse computersystemen te verkrijgen, gebruikte de Nederlandse politie een wijze van kopiëren waarbij met een zo klein mogelijke vertraging de verzamelde nieuwe data van de EncroChat-toestellen werden gekopieerd naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie.
In het onderzoek 26Lemont heeft het Openbaar Ministerie op 13 maart 2020 - dus vóór het plaatsen van het interceptiemiddel en het verzamelen van informatie door de Franse autoriteiten - een vordering bij de rechter-commissaris ingediend om een machtiging te verstrekken voor een bevel tot het binnendringen en het doen van onderzoek in een geautomatiseerd werk ex artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en tot het opnemen van (tele)communicatie ex artikel 126t Sv. Op 27 maart 2020 heeft de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam deze machtiging verleend. In die machtiging heeft de rechter-commissaris afwegingen gemaakt en voorwaarden gesteld, om op die manier de privacyschending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen. De door de rechter-commissaris afgegeven machtiging is daarna verlengd en getoetst.
Op 18 juni 2020 heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven voor het verstrekken van gegevens uit onderzoek 26Lemont aan het onderhavige onderzoek Kiwi. Die gegevens betreffen een aanzienlijke hoeveelheid chatsessies afkomstig van zogenaamde PGP-telefoons, beweerdelijk in gebruik bij de verdachte en zijn medeverdachten.
3.3.2
Het juridisch kader [3]
Resultaten die, zoals in het onderhavige geval, zijn of worden verkregen met de toepassing van een opsporingsbevoegdheid of een dwangmiddel door de autoriteiten van een ander land dan Nederland kunnen behalve door klassieke rechtshulp [4] ook worden verkregen door het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam/JIT als bedoeld in artikel 13 van de EU-Rechtshulpovereenkomst, of door het uitvaardigen van een Europees Onderzoeksbevel (EOB). Daarvoor geldt het volgende.
1.
Resultaten verkregen in het kader van een JITBij het optreden, zoals in het onderhavige geval, van een gemeenschappelijk onderzoeksteam is het nationale recht van de lidstaat waar de opsporingsbevoegdheid wordt uitgeoefend, leidend. Het optreden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar het team actief is. Voor zover ten behoeve van het gemeenschappelijk onderzoeksteam onderzoekshandelingen in een andere lidstaat plaatsvinden, kunnen deze op verzoek worden verricht met inachtneming van het recht van die andere lidstaat. Een JIT wordt beheerst door specifieke voorschriften, vervat in onder meer artikel 13 van de EU-Rechtshulpovereenkomst en artikel 1 van het Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams. [5] Lidstaten die partner zijn in een JIT maken specifieke afspraken met elkaar in een overeenkomst, over de wijze waarop zij bewijs vergaren en met elkaar delen. Het ligt gelet daarop in de rede dat zij elkaar nauwgezet op de hoogte houden van hun vorderingen. Artikel 13 lid 10 van de EU-Rechtshulpovereenkomst bepaalt kort gezegd dat door een lid van een JIT rechtmatig verkregen gegevens onder meer kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor het team is ingesteld en (met toestemming van de lidstaat waar de informatie vandaan komt) voor het opsporen, onderzoeken en vervolgen van andere strafbare feiten.
2.
Resultaten verkregen in het kader van een EOBLidstaten van de Europese Unie kunnen ook een EOB uitvaardigen, overeenkomstig Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (EOB-richtlijn). [6] Een EOB betreft een rechterlijke beslissing van de ene lidstaat (de uitvaardigende lidstaat) die ertoe strekt in een andere lidstaat (de uitvoerende lidstaat) één of meer specifieke ‘onderzoeksmaatregelen’ te laten uitvoeren met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal, of om bewijsmateriaal te verkrijgen dat al in het bezit is van de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende lidstaat.
3.
Het arrest d.d. 30 april 2020 van het HvJEUIn de zaak die een rol speelde in het door de raadsman genoemde arrest had een Duitse officier van justitie EOB’s uitgevaardigd om toestemming te krijgen van een Franse rechtbank om berichten van Duitse EncroChat-gebruikers over te dragen en te gebruiken in Duitse strafprocedures. Die toestemming werd gegeven. In de bewuste strafzaak werd de rechtmatigheid van die EOB’s betwist en de rechter heeft - dus in die context - prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU. Het Hof heeft, voor zover hier van belang, geoordeeld dat:
(i) artikel 31 van de EOB-richtlijn [7] met zich brengt dat een infiltratiemaatregel die beoogt verkeers-, locatie- en communicatiegegevens van een internetcommunicatiedienst te verzamelen, moet worden gemeld aan de lidstaat waar het voorwerp van die maatregel zich bevindt (in die zaak: Duitsland). Deze notificatieplicht is mede bedoeld om de rechten te beschermen van de gebruikers die onderwerp zijn van de infiltratiemaatregel. Notificatie kan voorafgaand, tijdens of na de interceptie, zodra de intercepterende lidstaat te weten komt dat de persoon op wie de interceptie betrekking heeft zich op het grondgebied van de in kennis gestelde lidstaat bevindt of heeft bevonden. [8] (ii) artikel 31 van de EOB-richtlijn niet alleen de eerbiediging van de soevereiniteit van de in kennis gestelde lidstaat beoogt te waarborgen, maar ook dat het in die lidstaat gewaarborgde beschermingsniveau met betrekking tot het aftappen van telecommunicatie niet wordt ondermijnd. Voor zover een maatregel voor het aftappen van telecommunicatie een inmenging vormt in het in artikel 7 van het Handvest neergelegde recht op eerbiediging van het privéleven, moet worden vastgesteld dat artikel 31 van de EOB-richtlijn ook strekt tot bescherming van de rechten van de personen op wie een dergelijke maatregel van toepassing is. [9] (iii) artikel 14 lid 7 van de EOB-richtlijn met zich brengt dat de nationale strafrechter verplicht is bewijsmateriaal uit te sluiten indien de verdachte niet in een positie is om naar behoren opmerkingen te maken over dit bewijsmateriaal en dit bewijsmateriaal waarschijnlijk een doorslaggevende invloed zal hebben op de feitenvaststelling. [10]
4.
Toepasselijkheid EOB-richtlijn in geval van een JIT?In artikel 3 van de EOB-richtlijn staat: “Het EOB omvat alle onderzoeksmaatregelen met uitzondering van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsgaring in het kader van een dergelijk onderzoeksteam zoals voorzien in artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en in Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad, behalve met het oog op de toepassing van artikel 13, lid 8, van de overeenkomst en artikel 1, lid 8, van het kaderbesluit.”
In de considerans van de EOB-richtlijn staat (onder 8): “Het EOB moet een horizontale werkingssfeer hebben en moet derhalve van toepassing zijn op alle onderzoeksmaatregelen die tot doel hebben bewijs te vergaren. Voor het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsvergaring door een dergelijk team zijn echter specifieke voorschriften vereist die beter apart kunnen worden behandeld. Bestaande instrumenten moeten derhalve op dit soort onderzoeksmaatregelen van toepassing blijven, onverminderd de toepassing van deze richtlijn.”
5.
VertrouwensbeginselHet behoort noch bij klassieke rechtshulp, noch in geval van de inzet van een JIT, noch bij het uitvaardigen van een EOB, tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in het betreffende land voor het uitvoeren van dat onderzoek. De beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en er wordt van uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dat is uitsluitend anders als in het betreffende land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht. In dat geval beoordeelt de Nederlandse strafrechter aan de hand van de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde beoordelingsfactoren of die onherroepelijke vaststelling aanleiding geeft tot het verbinden van een rechtsgevolg aan het betreffende verzuim. Het vertrouwensbeginsel geldt behalve voor de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd ook voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bewijsmateriaal dat is verkregen met het desbetreffende onderzoek.
6.
Artikel 8 van het EVRMHet voorgaande brengt in relatie tot het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 lid 1 van het EVRM, met zich dat de Nederlandse strafrechter niet beoordeelt of in het recht van het land onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek is verricht, al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de eventueel bij het verrichten van het onderzoek gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, en ook niet of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 8 EVRM. Zo’n beoordeling zou immers vergen dat de Nederlandse rechter aan het buitenlandse recht toetst.
7.
Artikel 6 van het EVRMHet EVRM staat op zichzelf niet eraan in de weg dat in een strafzaak gebruik wordt gemaakt van de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek, maar het gebruik van dergelijke resultaten voor het bewijs mag niet in strijd komen met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Ook als van de resultaten van het onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt voor het bewijs, moet de rechter de ‘overall fairness’ van die strafzaak waarborgen. Dat betekent dat de rechter alleen aandacht besteedt aan de wijze waarop die resultaten zijn verkregen, als die wijze van verkrijging van belang is voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces.
3.3.3
Beslissingen over de gevoerde verweren
1.
De inzet van het interceptiemiddelDe rechtbank volgt de raadsman allereerst niet in zijn stelling dat de inzet van het interceptiemiddel niet heeft plaatsgevonden binnen het kader van de tussen Frankrijk en Nederland gesloten JIT-overeenkomst. Hierin is immers overeengekomen om alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het JIT worden
vergaardte voegen in het gezamenlijke onderzoeksdossier. De rechtbank overweegt - los van hetgeen is aangevoerd - dat het enkele feit dat alleen Nederland de overeenkomst voorafgaand aan de plaatsing op 1 april 2020 van het interceptiemiddel had ondertekend (en Frankrijk pas tien dagen later) onvoldoende is voor de conclusie dat de inzet van het interceptiemiddel (deels) niet heeft plaatsgevonden binnen het kader van de JIT-overeenkomst. Daarbij is van belang dat de Franse autoriteiten – ruim voor de formele totstandkoming van de overeenkomst – de Nederlandse autoriteiten ervan op de hoogte hadden gesteld dat zij voornemens waren EncroChat-gesprekken te onderscheppen. Het Nederlandse openbaar ministerie heeft daarna op 27 maart 2020, en dus vóór de start van de interceptie, een machtiging ex artikelen 126uba en 126t Sv verkregen van de rechter-commissaris in het onderzoek 26Lemont. Na ondertekening door Frankrijk van de JIT-overeenkomst werd de interceptie - naar het oordeel van de rechtbank vanaf 1 april 2020 - alsnog daardoor beheerst.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor de interceptie geen rechtshulpverzoek of EOB nodig was. Dat, zoals de rechtbank hierboven heeft vastgesteld, ook gegevens van EncroChat-toestellen die zich op het moment van interceptie in andere landen, waaronder Nederland, bevonden, werden onderschept, maakt dat niet anders. De inzet van het interceptiemiddel - zowel het kopiëren van de ‘serverdata’ als het ‘live’ onderscheppen van de EncroChat ‘telefoondata’ - betrof immers een bevoegdheid naar Frans recht, die is toegepast na toestemming van een Franse rechter. Het live onderscheppen van telefoondata betrof dus geen opsporing door, in of vanuit die andere landen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op de inzet van het interceptiemiddel het vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dat betekent dat het niet aan haar is om die inzet verder te toetsen. [11]
2.
De bewijsoverdracht aan NederlandDe rechtbank volgt de raadsman ook niet in zijn standpunt dat de JIT-overeenkomst geen juridische basis vormde voor de bewijsoverdracht aan Nederland en dat deze had moeten plaatsvinden op grond van een rechtshulpverzoek of een EOB van Nederland aan Frankrijk. De rechtbank kan uit het Unierecht noch het Nederlandse recht afleiden dat bij de vraag hoe de door de autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie verkregen onderzoeksresultaten in handen van de Nederlandse autoriteiten komen, als het ware een preferente positie toekomt aan een rechtshulpverzoek of een EOB, boven een JIT. Ook het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, dat de drie genoemde rechtsinstrumenten in de rechtsoverwegingen 6.2 tot en met 6.16 (na elkaar) behandelt, biedt geen steun voor die conclusie. Met name volgt uit artikel 13 van de EU-rechtshulpovereenkomst en artikel 4.1 van de (destijds geldende) Aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams, anders dan de raadsman stelt, niet dat ‘als het bewijs ook door middel van een rechtshulpverzoek of anderszins kan worden verkregen, (…) daarvoor [dient] te worden gekozen.’ Uit die bepalingen volgt echter
weldat een JIT onder meer kan worden ingezet als de complexiteit van het (grensoverschrijdende) onderzoek daarom vraagt en/of als daarvan voordelen zijn te verwachten op het terrein van informatie-uitwisseling, synergie in opsporingstactiek en -techniek en efficiency of als sprake is van een zwaarwegend belang van een snelle waarheidsvinding, waarbij het snel verkrijgen van bewijsresultaten niet met behulp van de traditionele rechtshulpinstrumenten mogelijk is.
3.
Hetgeen over de EOB-richtlijn en het arrest d.d. 30 april 2024 van het HvJEU is betoogdDe rechtbank is van oordeel dat zowel de interceptie door Frankrijk van EncroChat-berichten als de overdracht daarvan aan de Nederlandse autoriteiten volledig werd beheerst door de tussen Frankrijk en Nederland gesloten JIT-overeenkomst. De rechtbank is daarom, mede gelet op het onder ‘juridisch kader’ aangehaalde artikel 3 van de EOB-richtlijn en punt 8 van de daarbij horende considerans, van oordeel dat de EOB-richtlijn noch het recent daarover gewezen arrest van het HvJEU van toepassing is op de onderhavige zaak, althans voor zover het gaat om de serverdata en de telefoondata van EncroChat-toestellen die zich op het moment van onderschepping in Nederland bevonden.
Dat is naar het oordeel van de rechtbank anders voor de live onderschepte telefoondata van EncroChat-toestellen die zich op dat moment in andere landen dan Nederland bevonden. De rechtbank acht het gelet op het verhandelde ter terechtzitting niet onaannemelijk dat daarvan in deze zaak sprake is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank was Frankrijk op grond van artikel 20 van de EU-rechtshulpovereenkomst en artikel 31 van Richtlijn 2014/41/EU en mede gelet op het meergenoemde arrest van het HvJEU verplicht om die landen (vooraf, tijdens of in ieder geval nadien) te notificeren over de onderschepping van die telefoondata. [12] De rechtbank is echter van oordeel dat zij, gelet op hetgeen zij over het vertrouwensbeginsel heeft overwogen, ervan moet uitgaan dat het onderzoek door de Franse autoriteiten ook op dat punt rechtmatig is verricht. In elk geval is niet aangevoerd of gebleken dat in Frankrijk onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek op dit punt niet in overeenstemming met de rechtsregels is verricht. Aan een verdere toetsing op dit punt komt de rechtbank daarom niet toe.
4.
Artikelen 6 en 8 EVRMDe taak van de rechtbank in de onderhavige zaak is ertoe beperkt de ‘overall fairness’ van de strafzaak te waarborgen. De wijze waarop van de resultaten van het Franse onderzoek in de strafzaak gebruik wordt gemaakt, mag geen inbreuk maken op het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De rechtbank ziet daarvoor in het verhandelde ter terechtzitting, gelet op alles wat zij hierboven al heeft overwogen, geen aanwijzingen. Gelet op het vertrouwensbeginsel moet de rechtbank er vervolgens van uitgaan dat de interceptie in Frankrijk op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met artikel 8 van het EVRM heeft plaatsgevonden.
3.3.4
Conclusie
Uitsluiting van de EncroChatberichten van het bewijs vanwege het ontbreken van de volledige dataset?De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om hiertoe over te gaan. De raadsman is voldoende in staat gesteld om de verdediging naar behoren te voeren. Hij heeft immers op zijn verzoek vóór de inhoudelijke behandeling de volledige set met ruwe
(EncroChat-)data van het openbaar ministerie ontvangen. Daarnaast heeft hij zelf langs een andere weg de beschikking gekregen over het al genoemde Excelbestand uit het Slowaakse opsporingsonderzoek tegen (onder meer) de verdachte, waarin, zoals de raadsman zelf heeft meegedeeld, allerlei metagegevens, zoals informatie over landen waarin de desbetreffende telefoons zich bevonden en (zendmast)locaties zijn vermeld. De officier van justitie heeft verder herhaaldelijk aangegeven dat het openbaar ministerie niet beschikt over meer of andere gegevens dan de ruwe data die al zijn verstrekt. De rechtbank heeft geen aanleiding hieraan te twijfelen.
Eventuele verschillen tussen de genoemde datasets en de mogelijke consequenties hiervan heeft de raadsman naar voren kunnen brengen. De rechtbank ziet tenslotte niet in waarom de raadsman aan de hand van alle beschikbaar gestelde gegevens onvoldoende in staat zou zijn geweest om identificatie- en/of alibiverweren te voeren. De hierboven genoemde verweren zijn ook daadwerkelijk en uitvoerig naar voren gebracht.
Alle verweren worden verworpen. De rechtbank acht de EncroChat-berichten bruikbaar voor het bewijs.
3.3.5
Beslissingen over gedane verzoeken
De raadsman heeft aan de genoemde verweren het verzoek gekoppeld om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU. Deze vragen betreffen kort gezegd (i) of de uitwisseling van informatie in het kader van een JIT heeft te gelden als notificatie in de zin van artikel 31 van Richtlijn 2014/41/EU, (ii) of verdachten (gelet op rechtsoverweging 124 van de uitspraak van het HvJEU van 30 april 2024) een rechtstreeks beroep kunnen doen op de bescherming van dat artikel en (iii) hoe notificatie moet plaatsvinden als niet duidelijk is op welk grondgebied te onderscheppen communicatie plaatsvindt of (iv) als de te onderscheppen communicatie uit meerdere landen afkomstig is. De rechtbank acht het echter in deze zaak niet noodzakelijk om die prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank acht zich na de inhoudelijke behandeling en de bestudering van alle stukken en de jurisprudentie voldoende voorgelicht en in staat een beslissing te nemen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
De raadsman heeft verder op 17 mei 2024 het door de rechtbank op 15 mei 2024 afgewezen verzoek herhaald tot aanhouding van de zaak, kort gezegd om de volledige dataset met inbegrip van alle metadata op overzichtelijker en chronologische wijze aan het dossier toe te voegen. De raadsman heeft in dit kader met name de nadruk gelegd op het belang dat de verdediging aan de hand van alle beschikbare gegevens in staat moet worden gesteld om identificatie- en/of alibiverweren te voeren.
De rechtbank stelt vast dat de raadsman dit laatstgenoemde belang ook op 15 mei 2024 naar voren heeft gebracht. De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte op 2 februari 2023 (in Nederland) in bewaring is gesteld, terwijl de rechtbank op dat moment al vonnis had gewezen in zaken tegen medeverdachten. Het dossier lag ten tijde van de voorgeleiding van de verdachte gereed en is in een vroeg stadium ter beschikking aan de verdediging gesteld, zo heeft de officier van justitie toegelicht.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding wederom af, nu zij dat niet noodzakelijk acht. Zij verwijst daarbij naar de op 15 mei 2024 al gegeven motivering en hetgeen zij ter verwerping van het verweer op dit punt hierboven reeds heeft overwogen.
De raadsman heeft tenslotte verzocht om alle verzoeken die hij op de regiezitting van 15 februari 2024 heeft gedaan en die de rechtbank op 27 februari 2024 heeft afgewezen, als herhaald en ingelast te beschouwen, nu volgens hem de uitspraak van het HvJEU ‘het speelveld volledig heeft veranderd.’ De rechtbank wijst deze verzoeken wederom af, onder verwijzing naar de door de rechtbank op 27 februari 2024 gegeven motivering en al hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen.

4.Identificatie van EncroChat-gebruikers en bijnamen

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachten in onderzoek Kiwi gebruik hebben gemaakt van de EncroChat-accounts die door de politie aan hen worden toegeschreven. Dit brengt met zich mee dat de verdachte de gebruiker is geweest van de EncroChat-accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van de EncroChat-accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] en dat de verdachte daarom moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [13]
4.3.1
[account 1] , [account 2] en [account 3]
In het dossier is de verdachte geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChats-accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] . De verdachte heeft op vragen over deze accounts steeds een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. De rechtbank zal de redengevende feiten en omstandigheden opsommen die (onder andere) aan de identificatie van de verdachte als gebruiker van deze accounts ten grondslag hebben gelegen.
Het account [account 1] was door verschillende andere Encro-Chatgebruikers opgeslagen als “ [bijnaam 1] ” of “ [bijnaam 2] ”. Uit een foto in de politiesystemen blijkt dat de verdachte kaal was. Dat heeft de rechtbank ook kunnen vaststellen op basis van zijn aanwezigheid ter terechtzitting. Ook zijn de accounts [account 1] en [account 2] opgeslagen als “ [bijnaam 3] ”, “ [bijnaam 4] ” en “ [bijnaam 5] ”. Van de verdachte is bekend dat hij in Spanje (Marbella) heeft gewoond. [14]
Het account [account 1] heeft op 4 april 2020 een foto van een vliegveld gestuurd en daarbij gezegd dat hij niet zoveel van Nederland houdt, maar dat hij blij is om [zoon verdachte] weer te zien. De verdachte heeft een zoon genaamd [zoon verdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2014. [15] Zelfs op een vraag over hoe die voornaam moet worden uitgesproken heeft de verdachte zich ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 27 maart 2020 heeft [alias 3] aan [account 1] een telefoonnummer gevraagd om in te vullen bij een aanvraag voor de Kamer van Koophandel. [account 1] heeft hierop het nummer [telefoonnummer] gegeven. Uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat dit nummer gekoppeld kan worden aan de verdachte. [16]
Op 7 april 2020 heeft [account 1] een afbeelding van een buitenplaats van een woning gestuurd. Uit onderzoek blijkt dat deze foto hoogstwaarschijnlijk is genomen vanaf de [adres 1] te [plaats 2] , waar de moeder van de zoon van de verdachte woont. [17]
Op 8 april 2020 heeft [account 1] het adres [adres 2] [postcode 1] [plaats 2] opgegeven voor een afspraak met [alias 4] . De [adres 2] is één van de twee laatst bekende adressen van de verdachte in Nederland. [18]
Op 22 april 2020 heeft [account 1] gestuurd dat hij morgen gaat vliegen naar Engeland. Op 23 april 2020 heeft [account 1] gestuurd dat hij die ochtend van Amsterdam naar Birmingham is gevlogen. Dit komt overeen met de vluchtgegevens van de verdachte, waaruit blijkt dat hij op 23 april 2020 naar Birmingham is gevlogen. [19]
Op 28 april 2020 heeft [account 1] naar [alias 3] gestuurd dat hij zo gaat vliegen. Daarnaast heeft [account 1] op 28 april 2020 om 11:06 uur naar [account 4] gestuurd dat hij op het vliegveld is. Dit komt overeen met de vluchtgegevens van de verdachte, waaruit blijkt dat hij op 28 april 2020 om 11:30 uur van Amsterdam naar Birmingham is gevlogen. [20]
Het account [account 2] is een voortzetting van het eerdere account [account 1] . Dit blijkt onder andere uit een chat van 11 mei 2020, waarin [account 2] aangeeft dat hij “ [bijnaam 1] ” is en dat dit zijn nieuwe is. Ook het account [account 2] is door verschillende personen opgeslagen als “ [bijnaam 1] ” of “ [bijnaam 2] ”. [21]
Op 28 mei 2020 heeft [account 2] in een gesprek met [account 5] aangegeven dat hij twee jaar in Frankrijk in de gevangenis heeft gezeten voor handel in verdovende middelen en witwassen en dat hij 30k bij zich had. Uit informatie van Europol blijkt dat de verdachte op 7 februari 2018 is aangehouden in Frankrijk in een voertuig met cannabis en € 32.000,-. [22] Op vragen ter terechtzitting hoe lang hij in Frankrijk heeft vastgezeten, heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Het account [account 3] is een voortzetting van de accounts [account 1] en [account 2] . Dit blijkt onder andere uit de namen waaronder het account [account 3] is opgeslagen, zoals “ [bijnaam 1] ”, “ [bijnaam 21] ” en “ [bijnaam 22] ”. Daarnaast kwam het wachtwoord dat werd gebruikt voor het account [account 3] overeen met één van de wachtwoorden van het account [account 1] . Ook heeft [account 3] op 8 juni 2020 naar Spicyninja gestuurd dat het de nieuwe [bijnaam 22] was. [23]
De accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] werden opeenvolgend in gebruik genomen. Ook dat is een aanwijzing dat zij bij één en dezelfde persoon in gebruik waren. [24]
Gelet op voorgaande bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van de EncoChat-accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] . De rechtbank zal in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten die zijn verzonden door deze accounts ervan uitgaan dat het de verdachte is geweest die deze berichten heeft verzonden. Dit brengt ook met zich mee dat de bijnaam “ [bijnaam 1] ” aan de verdachte kan worden toegeschreven.
4.3.2
[account 6] en [account 7]
In het dossier is [naam 2] (hierna: [naam 2] ) geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts [account 6] en [account 7] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificaties ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in de processen-verbaal van identificatie van deze accounts. [25]
De accounts [account 6] en [account 7] waren door verschillende gebruikers opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 6] ’. [26]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de processen-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 2] is geweest die gebruik heeft gemaakt van de EncroChat-accounts [account 6] en [account 7] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door deze accounts ervan uitgaan dat het [naam 2] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnaam ‘ [bijnaam 6] ’ aan [naam 2] kan worden toegeschreven.
4.3.3
[account 8]
In het dossier is [naam 1] (hierna: [naam 1] ) geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [account 8] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificatie ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal
van identificatie van dit account. [27]
[account 8] was door andere EncroChat-gebruikers opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 7] ’. In
de status behorende bij het account [account 8] was door de gebruiker van dit account de·
naam ‘ [bijnaam 8] ’ ingevuld. [28]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 1] is geweest die gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account [account 8] . De rechtbank zal daarom in het
vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door dit account ervan
uitgaan dat het [naam 1] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnaam ‘ [bijnaam 7] ’ aan [naam 1] kan worden
toegeschreven.
4.3.4
[account 4]
In het dossier is [naam 10] (hierna: [naam 10] ) geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [account 4] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificatie ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal van identificatie van dit account. [29]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 10]
is geweest die gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account [account 4] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door dit account ervan uitgaan dat het [naam 10] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
4.3.5
[account 9]
In het dossier is [naam 3] (hierna: [naam 3] ) geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [account 9] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificatie ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal van identificatie van dit account. [30]
[account 9] was door [naam 10] opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 9] ’. Verder wordt [account 9] in verschillende gesprekken ook wel ‘ [bijnaam 10] ’ of ‘ [bijnaam 11] ’ genoemd. [naam 3] is de oom van [naam 10] . [31]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 3] is
geweest die gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account [account 9] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door dit account ervan uitgaan dat het [naam 3] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnamen ‘ [bijnaam 9] ’, ‘ [bijnaam 10] ’ en ‘ [bijnaam 11] ’ aan
[naam 3] kunnen worden toegeschreven.
4.3.6
[account 10] en [account 11]
In het dossier is [naam 11] (hierna: [naam 11] ) geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts [account 10] en [account 11] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificaties ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal van identificatie van deze accounts. [32]
De accounts [account 10] en [account 11] waren door verschillende gebruikers opgeslagen onder de
naam ' [bijnaam 12] '. [33]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 11] is geweest die gebruik heeft gemaakt van de EncroChat-accounts [account 10] en [account 11] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door deze accounts ervan uitgaan dat het [naam 11] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnaam ‘ [bijnaam 12] ’ aan [naam 11] kan worden
toegeschreven.
4.3.7
[account 12]
In het dossier is [naam 7] (hierna: [naam 7] ) geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [account 12] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificatie ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal van identificatie van dit account. [34]
In een gesprek met de verdachte geeft [account 12] aan dat hij ' [bijnaam 13] ' uit Engeland is.
Tevens bleek dat de verdachte [account 12] had opgeslagen onder de naam ' [bijnaam 14] '. [35]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 7] is geweest die gebruik heeft gemaakt van [account 12] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door dit account ervan uitgaan dat het [naam 7] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnamen ‘ [bijnaam 13] ’ en ‘ [bijnaam 14] ’ aan [naam 7]
kunnen worden toegeschreven.
4.3.8
[account 13] en [account 14]
In het dossier is [naam 4] (hierna: [naam 4] ) geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts [account 13] en [account 14] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificaties ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in de processen-verbaal
van identificatie van deze accounts. [36]
[account 13] was door andere EncroChat-gebruikers opgeslagen onder de namen ' [bijnaam 15] ' en
' [bijnaam 16] '. Ook [account 14] was opgeslagen onder de naam ' [bijnaam 15] '. Verder blijkt uit
een gesprek tussen de verdachte en [alias 6] dat de persoon met de
bijnaam ' [bijnaam 15] ' ook wel ' [bijnaam 17] ' wordt genoemd. [37]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in de processen-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 4] is geweest die gebruik heeft gemaakt van de EncroChat-accounts [account 13] en [account 14] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door deze accounts ervan uitgaan dat het [naam 4] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnamen ‘ [bijnaam 15] ’ en ‘ [bijnaam 17] ’ aan [naam 4]
kunnen worden toegeschreven.
4.3.9
[account 15] en [account 16]
In het dossier is [naam 6] (hierna: [naam 6] ) geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts [account 15] en [account 16] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificaties ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in de processen-verbaal
van identificatie van deze accounts. [38]
De accounts [account 15] en [account 16] waren door andere EncroChat-gebruikers opgeslagen
als ' [bijnaam 18] '. [39]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in de processen-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 6] is geweest die gebruik heeft gemaakt van de EncroChat-accounts [account 15] en [account 16] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door deze accounts ervan uitgaan dat het [naam 6] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnaam ‘ [bijnaam 18] ’ aan [naam 6] kan worden
toegeschreven.
4.3.10
[account 17]
In het dossier is [naam 5] (hierna: [naam 5] ) geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account [account 17] . De feiten en omstandigheden die aan deze identificatie ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het proces-verbaal van
identificatie van dit account. [40]
Uit een gesprek tussen [naam 6] en [alias 7] blijkt dat de gebruiker van het account [account 17] ook wel ' [bijnaam 19] ' werd genoemd. In een ander gesprek tussen [account 17] en [naam 2] noemde [account 17] zichzelf ' [bijnaam 20] '. [41]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de feiten en omstandigheden zoals
weergegeven in het proces-verbaal van identificatie, in onderling verband en samenhang
bezien, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het [naam 5] is geweest die gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account [account 17] . De rechtbank zal daarom in het vervolg van het vonnis bij de bespreking van berichten verzonden door dit account ervan uitgaan dat het [naam 5] is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat de bijnamen ‘ [bijnaam 19] ’ en ‘ [bijnaam 20] ’ aan [naam 5]
kunnen worden toegeschreven.

5.Beoordeling van de tenlastelegging

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot vrijspraak van feit 4 en tot bewezenverklaring van feiten 1, 2 en 3.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Feit 1 (uitvoer verdovende middelen)
De verdachte wordt verweten dat hij, verdeeld over drie zendingen, een totaal van
882,5 kilogram cocaïne naar Engeland heeft uitgevoerd. Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt de rechtbank hieronder tot de volgende conclusies:
er heeft een transportlijn bestaan vanuit Nederland naar Engeland;
via die transportlijn zijn twee dummyzendingen naar Engeland verstuurd;
vervolgens zijn er drie zendingen met cocaïne naar Engeland verstuurd;
de verdachte is als medepleger betrokken geweest bij die drie zendingen.
De rechtbank zal de redengevende feiten en omstandigheden opsommen die haar tot deze conclusies hebben gebracht.
5.3.1.1 Transportlijn
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 6 april 2020 [42]
De verdachte:
Right bro, I will try make it clear by message, as you know for the situation here as far as they know, its me T and D since today we taking money of [bijnaam 20] and working him out. As you know we have the other tp system we used 7 years. We have that all ready to go but we dont want be associated because they might have attention. So sunday have spoken and they said why we dont give the system to you and [bijnaam 24] (they dont know about me) and we tell our clients we sold it and we do half half. They dont know anyone to trust to give our guy at the company and system (…) The 2000 we ask would go 1000/1000. We would use [bijnaam 23] and my [bijnaam 17] to handle it here and pack it. And you or [bijnaam 24] would control by a new encro the distribution in uk.
(…)
[alias 8] :
So we get [naam 7] and your [bijnaam 17] to do it on flats. And then I think its best to use the old guys before.
(…)
Way me and d see it is
1/6 for me. 1/6 for d. 1/6 for d dutch. 1/6 for t. 1/3 for you.
De rechtbank stelt vast dat er in dit gesprek wordt gesproken over een transportlijn (‘tp’), waarbij naast de verdachte twee andere personen (‘T’ en ‘D’) betrokken zijn geweest. De verdachte stelt voor om ene ‘ [bijnaam 23] ’ en een neef in te zetten voor het inpakken aan de ene kant. [alias 8] of ‘ [bijnaam 24] ’ regelt de distributie aan de andere kant. De verdeling wordt door [alias 8] zo voorgesteld dat vier van de zes betrokkenen ieder 1/6de deel krijgen van de winst en de verdachte 1/3de deel.
Gesprek tussen de verdachte en [naam 10] op 10 april 2020 [43]
[naam 10] :
Maat even andere vraag, als ik mensen heb die ons tp willen gebruiken is dat optie?
De verdachte:
Tuurlijk maar we zeggen dat het niet van ons is alleen dat iemand hebben met goed tp
[naam 10] :
Ja logisch. En wat reken ik dan. En minimaal??
De verdachte:
2000 vragen wij nu omdat we hoop meer kosten hebben was eerst 1500
De verdachte:
We hebben vaste klanten nu die aantallen doen dus minimaal 20
[naam 10] :
Oke als ik vraag krijg dan weet ik dat. En waar aanpakken in uk?
De verdachte:
Dat is bij manchester in de buurt
Uit dit gesprek volgt dat de transportlijn (‘tp’) naar het Verenigd Koninkrijk loopt, in de buurt van Manchester.
5.3.1.2 Dummyzendingen
Gesprek tussen de verdachte en [naam 4] op 14 april 2020 [44]
De verdachte:
Hey vriendje kan jij morgen overal de spullen gaan halen om er een te maken? Je weet waar alles gehaald moet worden toch?
[naam 4] :
Ja is goed vriendje ja ik weet waar dat gehaald wordt ook de zakken?
(…)
De verdachte:
Ja doe alles maar. We gaan beginnen alleen doen we er 40 pakken bloem of suiker in verder alles zelfde
Gesprek tussen de verdachte en [naam 10] op 14 april 2020 [45]
[naam 10] :
Maat vergeet niet te melden als er gemaild is aub
De verdachte:
Word pas gemailt als we gaan sturen we gaan maandag een dummie sturen
Gesprek tussen de verdachte en [naam 10] op 20 april 2020 [46]
De verdachte:
Heb jij de mail van [bijnaam 10] de normale mail waar ik het bedrijf heen kan mailen?
[naam 10] :
[e-mail adres]
De verdachte:
Afgeleverd en mail verstuurd maat
[naam 10] :
Oke maat dummy toch dit? Even kijken hoe loopt
De verdachte:
Klopt zit niks in maar komt helemaal goed
In het criminele circuit is het gebruik van dummyzendingen, waarmee kan worden getest of de te versturen goederen worden onderschept, geen onbekend verschijnsel. [47]
[bedrijfsnaam 1] was gevestigd aan de [adres 3] in Den Haag, waar tevens een depot van DHL zat. De eigenaar van dit bedrijf was, volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel, [naam 3] . [48] Op basis van de bovengenoemde gesprekken trekt de rechtbank de conclusie dat er, onder ander door de verdachte, een dummyzending wordt voorbereid. De maandag volgend op 14 april 2020 – waar door de verdachte aan wordt gerefereerd in zijn gesprek met [naam 10] van die datum – is 20 april 2020. Op 21 april 2020 heeft de verdachte een gesprek met [naam 12] gevoerd, waarin het volgende is besproken:
Gesprek tussen de verdachte en [naam 12] op 21 april 2020 [49]
[naam 12] :
[code 1]
De verdachte:
Thats fast mate isnt it.
(…)
Been send yesterday
Uit dit gesprek concludeert de rechtbank dat de dummyzending ook daadwerkelijk is verstuurd op 20 april 2020. De door [naam 12] genoemde code is van DHL en is gekoppeld aan een pallet van in totaal 85 kilogram die op 24 april 2020 vanuit Den Haag in Oldbury (Engeland) is aangekomen.
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 24 april 2020 [50]
De verdachte:
Nee hij is er en goes.
Niks aan gedaan
[naam 2] :
Oke top volgende week weer doen en dan wavhtne tot hun ja zeggen
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 10] op 27 en 28 april 2020 [51]
De verdachte:
Maat het is dicht die jongen staat daar met die pallet zeg ff tegen je oom dat die snel komt
[naam 10] :
Die zit in zeeland winkel is dicht vandaag
(…)
De verdachte:
We zouden vandaag dummy sturen? Nou kunnen we volgendr week ook niet sturen
[naam 10] :
Kan toch morgen
De verdachte:
Jawel maar komt dir later aan
Maakt niet uit dan word weekje later maat ik laat hem ff ergens opslaan. Brengt die hem morgen
(…)
[naam 10] :
Morge maat. [bijnaam 9] zegt 12 uur beste.
En beter dat hij encro krijgt van jouw of gene die brengt
(…)
De verdachte:
Volgende week als voor het echt gaat krijgt hij de mail van de bezorger die dan komt
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 12] op 28 en 29 april 2020 [52]
De verdachte:
The dummy been send today because yesterday bank holiday and everything closed. Buts its there already.
(…)
[naam 12] :
Cheers I’ll get the code tomorrow
(…)
[naam 12] :
[EIN-code]
Op 28 april 2020 is – kennelijk een dag later dan gepland vanwege Koningsdag – opnieuw een dummyzending verstuurd. De door [naam 12] genoemde code is in het systeem van DHL gekoppeld aan een zending van één pallet van 92 kilogram die vanuit Den Haag op 5 mei 2020 in Oldbury is aangekomen. Dat brengt het totaal aantal dummyzendingen op twee. In combinatie met het feit dat de communicatie over deze zendingen ging via PGP-telefoons en het feit dat de verdachte op 28 april 2020 schrijft dat ze de week erop ‘voor het echt gaan’ stelt de rechtbank vast dat deze dummyzendingen gebruikt zijn om een transportlijn voor illegale goederen, zoals verdovende middelen, naar Engeland te testen.
5.3.1.3 Drie zendingen met cocaïne
5.3.1.3.1 Eerste zending
Gesprekken tussen de verdachte en [alias 6] op 3 en 4 mei 2020 [53]
[alias 6] :
[bijnaam 26] – 20 bits
(…)
[adres 8] (…) [plaats 3] . 9:30.
[bijnaam 12] – 117.5 bits.
(…)
[adres 8] (…) [plaats 3] . 10:00
De verdachte:
(…)
For the delivery and packing its important the bits are marked good so we will have p 1 and p 2 on boxes written so we know what is for who.
[bijnaam 13] will report you end of packing what signs on the boxes are for who
Exemple our bits are T
[bijnaam 25] is W
[alias 6] :
Okay cool. [bijnaam 12] has given two bags.
(…)
[alias 6] :
(…) [bijnaam 13] knows all this yeah?
De verdachte:
Yes and my [bijnaam 17] does this for years so all goes by itself
(…)
[alias 6] :
Do I need to send total amount on tp to each client?
De verdachte:
Need finalise things for this one this week then from next week on next tp
(…)
No for this clients its all good. They know us all for years
[alias 6] :
The total on this is 182.5
Just so I know.
22 [bijnaam 25] . 23 us. 117.5 [bijnaam 12] . 20 [bijnaam 26] .
De verdachte:
Plus 10 mexi
Gesprek tussen de verdachte en [naam 12] op 6 mei 2020 [54]
[naam 12] :
Its only been shipped from the port today it won’t be on the system till tomorrow.
(…)
EIN-EC-2615769
Tussen de verdachte en [alias 6] wordt besproken dat op het eerste transport in totaal 192,5 ‘bits’ zijn ingelegd door verschillende klanten. De door [naam 12] genoemde DHL-code is gekoppeld aan een zending van drie pallets die vanuit Den Haag op 12 mei 2020 in Oldbury is afgeleverd en in totaal 411 kilogram woog. [55]
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 12 mei 2020 [56]
[naam 2] :
Alles goed vriend
De verdachte:
Alles goed vriene zit in de auto tussen 11 en 12 moet er zijn
(…)
De verdachte:
[bijnaam 27] .
Alles aangekomen
[naam 2] :
Lekker zeggg.
Alles al geregeld ook?
De verdachte:
Ja nog 1.
Dan is het klaar
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 14 mei 2020 [57]
[naam 2] :
Jo amigo alles goed [bijnaam 18] zij dat die op moest hale. Vandaag wat maar hij zij 42 of zo klopt dat
De verdachte:
Ja moet veel meer halen maar iedereen zit te kutten met wissel
[naam 2] :
Ja maar kan die niet beter halen dan als het er is.
Gewoon in een keer wachten we even denk jij.
Is risico voor niks mee eens
(…)
De verdachte:
Morge komt iemand met grote wagen al die dingen terug brengen van overkant vriensje
[naam 2] :
Dat is top hebbe we wel even genoeg topbgeregeld vrjend
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 15 mei 2020 [58]
De verdachte:
[bijnaam 12] zegt nu dat die niet wist dat het 2000 was maar ik heb het echt duidelijk gezegd en ik geloof jij ook nog
[naam 2] :
Hebben we gezegt duidelijk
(…)
gewoon zeggen dan hebben wij zelf niks hij moet maar omhoog wij niet naar beneden omgekeerde wereld
Gesprek tussen [naam 2] en [naam 1] op 16 mei 2020 [59]
[naam 2] : (de rechtbank: [naam 2] stuurt een foto van een beeldscherm met daarop het volgende weergegeven)
tp
5000 pand / huiss
2500 homo bedrijf tp kosten
- 1200 [bijnaam 15] spullen
- 1500 encro qw (…)
- 1000 [bijnaam 23]
- 1500 [bijnaam 15] encro
- 1500 [bijnaam 22] encro
- 560 bus huren + schade
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 2] van 16 t/m 18 mei 2020 [60]
[naam 2] :
Vriend ik moet even alkes hebben kostem enz en wat open staat nog.
(…)
En mail even goeveel er gegaan is en wat we nog krijgen enz.
[account 8] is bijna hier.
En hou je tel even bij je da
(…)
De verdachte:
112,5 [bijnaam 12] heeft 1500 betaald ipv 2000
20 x deur betaald
20 x sco betaald.
33 x keer T
10 x sasa
Voor de eerste keer moeten we die man 15 ps geven maar daar gaan we tocb nieg meer verder dus eenmalig die al die pakhuizen enzo heb geregeld daar
(…)
[naam 2] :
Maar ik heb [account 8] hebben het erover hun moeten zelf even hier im de biurt pakhuis regelen en wij moeten dit niet doen wij moeten alleen ons deel krijgen klaar [bijnaam 15] mag niet naar [bijnaam 11] ook [bijnaam 18] niet t ze man moet pap colecteren en ons ons deel geven en t ze man moet inleveren bij [bijnaam 11] nu zitten wij met berg pap hier nog steeds.
(de rechtbank: [naam 2] stuurt in dit gesprek een foto van een grote hoeveelheid eurobiljetten)
[bijnaam 18] moet dat halen bedoelen we.
En [alias 3] moet effe pand regelen anders 1x nijmegen weer doen
(…)
[naam 2] :
Is get een idee om onze winst eraf te hale. En de rwst aan [bijnaam 18] te geven zegt [account 8]
De verdachte:
Ja gped.
Das best
[naam 2] :
Oke top hij zit nu uit te rekenen voor me wij houden altikd met alles eraf 700 over maar we sturen je zo berekening
(…)
Hoeveel was het nou precies
De verdachte:
192,5 vriendje
(…)
De verdachte:
Wat zeg jij 5 pallets doen of 4?
Kunnen 400 stuks doen
??
[naam 2] :
Pfff vijf is wel verleidelijk maat nog nooit gedaan he
De verdachte:
Heb het op 4 gehouden vriendje
(…)
De verdachte:
Vriendke had jij mijn geld apart gelegd?
Welk geld heb [bijnaam 18] ?
[naam 2] :
Nee die heeft [bijnaam 18] mee die brengt het tich altijd weg voor jou
De verdachte:
Hoeveel van mij zit erin dan en de rest voor T dan toch
[naam 2] :
128350 gedeeld door drie.
De verdachte:
Okido en de rest?
[naam 2] :
128350 totaal maar daar gaat nog den en al. Vanaf dat is elf bij elkaat volgens min.
De rest heeft [bijnaam 18] maar de rest is van [naam 2] plus kosten erbij van pakhuis en xo hun moeten alleen even die engelsman strand laten betalen niet [bijnaam 15] maar echt die gozer.
Dan de rest voor hun
In de bovenstaande chats leest de rechtbank de (financiële) afhandeling van de eerste zending en de eerste aanloop naar het plannen van de tweede zending.
5.3.1.3.2 Tweede zending
Gesprekken tussen [naam 12] en [alias 6] op 17 en 19 mei 2020 [61]
[naam 12] :
You sending tommorow
[alias 6] :
Yeah bro. Nearly full one
(…)
[naam 12] :
[code 2]
De tweede zending van 18 mei 2020 volgt onder meer uit het bovenstaande gesprek. De DHL-code was gekoppeld aan een zending van vier pallets van in totaal 647 kilogram die op 22 mei 2020 vanuit Den Haag in Oldbury waren geleverd.
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 2] op 19 en 21 mei 2020 [62]
[naam 2] :
Hoe is het vriend kan jij niet beter terug komen dat we alles op goede banen kunne leiden en even samen beslisse.
(…)
Ik heb [bijnaam 12] gesproken hij xeg ik heb alkes al gebravht naar ster ze meisje dus hij vroeg als die die openstaande bedrag steeds in mag lopen.
Dat ikdat even kon vragen
(…)
De verdachte:
Ja ik ga het zo vragen maar dan wel gewoon in 2e dus deze week 30 en volgende week 30 en volgende 30 toch of max 3 x 20.
(…)
Morge geleverd zegt [alias 14] net vriendje
[naam 2] :
Dat is goed niuews
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 27 mei 2020 [63]
De verdachte: (de rechtbank: de verdachte stuurt een foto van een papier waarop aantekeningen staan, voor zover relevant uitgewerkt in de tabellen hieronder).
Dat hebben we van vorige week vriendje.
(…)
Hij heeft het verschil van [bijnaam 12] gedeeld is ook logisch eigenlijk dus als [bijnaam 12] inloopt weer is helft voor ons helft voor hun
[naam 2] :
Ja zeiden wij ook al
Tabel 1
[alias 9]
20 x 2000
40000
Paid
[bijnaam 12]
196 x 2000
392000
Week 1 owes 40000
Week 2 owes 67360
[bijnaam 26]
64 x 2000
128000
paid
[alias 10]
23 x 1100
25300
Remove from wages
[alias 11]
40 x 2000
80000
paid
Total
343 bits
686000
Tabel 2
[bijnaam 23]
25 x 343
8575
[bijnaam 17]
25 x 343
8575
UK
400 x 343
137200
-25300
111900
[alias 12]
150 x 343
51450
[account 15]
2500 p/w
Tabel 3
Total
183000
Costs
503000
Total
/2
251500
Tabel 5
DTM
251500
- costs job 1
216600
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 28 mei 2020 [64]
[naam 2] : (de rechtbank: [naam 2] stuurt een foto van een tafel vol met stapels eurobiljetten).
(…)
Hoeveel moest het wezen. Ik heb nu 205630
(…)
De verdachte:
216600
Dan missen we 10k ong
(…)
[naam 2] :
Ik tel nog een keer stapels nu twee min wacht.
(de rechtbank: [naam 2] stuurt een foto van een tafel vol met stapels eurobiljetten).
205630
Met de hand geteld kan iets schelen maar niet zoveel denk.
Even nog niet verdelen en door machine heen halen als die ander terug is.
5.3.1.3.3 Derde zending
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 2] op 25 en 26 mei 2020 [65]
De verdachte:
Amigo praat jij straks ff met [bijnaam 7] ook die zich overal mee aan het bemoeien en doen vandaag zijn er weer 347 gegaan krijg vandaag of morge overzicht van vandaag en tas met geld laten wij ons aub erbuiten houden toch.
[bijnaam 18] gaat T dan weer berichten met moet een overzicht T zegt wat is dit allemaal.
Omdat [bijnaam 7] heb gevraagd om een lijst.
(…)
dt – 27 bits (dt on bits)
(…)
9.3
[alias 10] – 28 bits (j on bits)
(…)
10
[bijnaam 25] – 50 bits (w on bits)
(…)
11.3
[bijnaam 26] – 75 bits (da on bits)
(…)
11.30-11.45 [bijnaam 12] – 117 bits (P1 – 88, P2 – 19, P3 – 10)
(…)
12
[alias 13] – 50 bits (bi on bits)
(…)
[naam 2] :
Ik voel me er zelf rot bij dat hijndat doet.
(…)
Gaat allemaal goed dit komt over als wantrouw.
Maar als die ons nou ook eerst stuurt voordat die wat van plan is gewoon eigen houtje ook samen beslissen tich even
Gesprek tussen de verdachte en [naam 12] op 26 mei 2020 [66]
De verdachte:
Allright mate no worries u got the codes yesterday?
[naam 12] :
Yea bro.
[code 3]
Voor de derde zending is een derde DHL-code verstuurd. Deze was gekoppeld aan een lading van 4 pallets, in totaal 648 kilogram, die op 29 mei 2020 vanuit Den Haag in Oldbury zijn aangekomen. [67]
Gesprekken tussen de verdachte en [naam 2] op 29 en 31 mei 2020 [68]
De verdachte:
Happy days vriendje
[naam 2] :
Lekker zegggggg heeerlijkkkkk
(…)
De verdachte:
Gaat niet goed [alias 14] reageerd al niet meer 35 minuten hij moest er nog 2 doen.
Politie.
Zijn vingerafdrukken nemen op auto
[naam 2] :
Meen je niet kanker zooi.
(…)
Pakhuis nog goed?
De verdachte:
Is gepakt politie bij pakhuis ook
(…)
De verdachte:
Jo vriendje.
[alias 14] loaded up van with both last 2 customers work bro left his cousin at the unit… [alias 14] got grabbed about 12,30 then at 1,15 police turned up at unit grabbed his cousin who was waiting for [alias 14] .
Alles is weg kk zooi pfff
(…)
Ik ben bang dat die aflever bon daar ligt.
Dan kunnen ze terug kijken alle zendingen.
Hij zit 18 maanden deze unit
(…)
[naam 2] :
Oke pf maar wat dnek je dat we okm niks meer kunne doe.
Met [bijnaam 11]
(…)
De verdachte:
Dit word overgedragen aan de speciale dienst van die engelse
[naam 2] :
Ja ja en nee ze kunne nooit bewijzen dat in die andere zendingen wat heeft gezeten.
Laten we wek voor de zekerheid allemaal andere telneme iedereen.
(…)
Hoeveel was er wel gelukt dan eigelijk
(…)
De verdachte:
Op [bijnaam 12] 88 en 75 na
Gesprek tussen de verdachte en [naam 11] op 6 juni 2020 [69]
De verdachte:
Ik kan je alle namen geven zeg maar welke je wil
[naam 11] :
Naam van [naam 12]
De verdachte:
(…)
[naam 11] :
Is die man tog waar met die 88 stuk
De verdachte:
Ja dat is hij
In bovenstaande gesprekken tussen de verdachte en [naam 2] van 29 en 31 mei 2020 is eerst een jubelstemming te lezen: de derde zending wordt gevierd met de term ‘happy days’, waarmee op 12 mei 2020 (met de kennelijke verschrijving ‘ [bijnaam 27] ’) ook de eerste zending werd gevierd. De stemming slaat echter om als de politie erbij komt. Een deel van de zending lijkt te zijn mislukt. De politie heeft in deze informatie aanleiding gezien om navraag te doen in Engeland.
5.3.1.4 Operatie Belshazzar
Op 29 mei 2020 waren Engelse agenten aanwezig in Oldbury. Zij hadden informatie gekregen dat daar mogelijk een partij verdovende middelen overgedragen zou worden. Deze agenten hebben waargenomen dat twee voertuigen vlak achter elkaar geparkeerd stonden: een grijze Audi A6 en een witte Vauxhall Combo. De bestuurder van de Combo, die later [naam 12] bleek te zijn, was bezig met het overladen van een kartonnen doos van de Combo naar de Audi. In beide auto’s stonden dozen. [naam 12] is daarop aangehouden. In zijn broekzak werd een mobiele telefoon aangetroffen met een SIM-nummer dat overeenkwam met het SIM-nummer van het EncroChat-account [account 18] . [70]
Op 29 mei 2020 is ook een Citroën bestelauto doorzocht in de [straatnaam 1] , [postcode 2] . In een geheime ruimte zijn dozen met blokken aangetroffen.
De dozen in alle drie de auto’s zijn door de Engelse politie onderzocht. [71] Daaruit kwam naar voren dat er blokken met cocaïne in de dozen zaten. Deze waren in de volgende hoeveelheden en gelabeld aangetroffen:
  • 88 blokken in de Combo, gelabeld met ‘P1’;
  • 74 blokken in de Audi, gelabeld met ‘DA’;
  • 49 blokken in de Citroën, gelabeld met ‘W’.
Alle 211 blokken bleken cocaïnehydrochloride te bevatten. [72]
De Engelse agenten hebben ook waargenomen dat [naam 12] uit de richting van de Safestorage [locatie 2] , [straatnaam 2] , [postcode 3] kwam. In dit bedrijfsgebouw werd de toen 17-jarige [naam 13] aangetroffen. Hij verklaarde dat hij op zijn neef [naam 12] stond te wachten. [naam 13] heeft de agenten de weg gewezen naar een unit in het bedrijfsgebouw waarin pallets met dozen met kleinere doosjes met printertoners zijn aangetroffen. In het midden van de pallets lagen dozen die leken op de dozen die waren gezien bij de overdracht vanuit de Combo naar de Audi. [73]
Van de Safestorage zijn camerabeelden onderzocht. Op de dagen 5, 12, 22 en 29 mei 2020 zijn bij de unit activiteiten te zien. Op alle vier de dagen wordt een man gezien van wie wordt aangenomen dat het [naam 12] is (samen met [naam 13] ) die bezig is met pallets met dozen. [74]
5.3.1.5 Doorzoeking [adres 4]
Op 13 april 2021 hebben verschillende doorzoekingen plaatsgevonden. Eén daarvan was aan de [adres 4] in Den Haag. Aan dat adres was [bedrijfsnaam 1] , eigendom van [naam 3] , gevestigd. Onder meer de volgende schriftelijke bescheiden zijn in beslag genomen: [75]
- een DHL-factuuroverzicht met daarop één zending door [bedrijfsnaam 1] . De zending was op 20 april 2020 verzonden naar [bedrijfsnaam 2] , [adres 5] , [postcode 4] Oldbury. De zending bestond uit één pallet;
- een DHL-factuuroverzicht met daarop één zending door [bedrijfsnaam 1] . De zending was op 28 april 2020 verzonden naar [bedrijfsnaam 2] , [adres 5] , [postcode 4] Oldbury. De zending bestond uit één pallet;
- een DHL-factuuroverzicht met daarop twee zendingen door [bedrijfsnaam 1] . Eén van de zendingen was op 4 mei 2020 verzonden naar [bedrijfsnaam 2] , [adres 5] , [postcode 4] Oldbury. De zending bestond uit drie pallets;
- een DHL-factuuroverzicht met daarop één zending door [bedrijfsnaam 1] . De zending was op 18 mei 2020 verzonden naar [bedrijfsnaam 2] , [adres 5] , [postcode 4] Oldbury. De zending bestond uit vier pallets;
- een DHL-factuuroverzicht met daarop één zending door [bedrijfsnaam 1] . De zending was op 25 mei 2020 verzonden naar [bedrijfsnaam 3] , [adres 6] , [postcode 4] Oldbury. De zending bestond uit vier pallets.
5.3.1.6 Conclusie ten aanzien van de drie zendingen met cocaïne
Op 3 mei 2020 stuurt [alias 6] aan de verdachte een overzicht met namen en aantallen ‘bits’. De verdachte schrijft in reactie daarop onder meer dat de ‘bits’ moeten worden gemarkeerd, zodat duidelijk is van wie de desbetreffende ‘bits’ zijn. Op 26 mei 2020 stuurt de verdachte een soortgelijk overzicht aan [naam 2] met onder meer de naam ‘ [bijnaam 12] ’, waarbij 117 ‘bits’ in drie partijen horen, gemarkeerd met P1 t/m P3. De partij P1 bestaat uit 88 bits. Deze hoeveelheid komt exact overeen met de 88 blokken cocaïne die met P1 gemarkeerd waren en op 29 mei 2020 door de Engelse politie in de Opel Combo zijn aangetroffen. Ook de hoeveelheden cocaïne in de andere twee door de Engelse politie onderzochte auto’s komt, op één blok na, overeen met de aantallen en labels die de verdachte noemt in het overzicht van 26 mei 2020. De rechtbank stelt daarom vast dat met een ‘bit’ een blok cocaïne wordt bedoeld. Rondom alle drie de zendingen wordt gesproken over ‘bits’.
Ook het bewijs van de zendingen van 4 en 18 mei 2020 volgt uit de chatgesprekken. De inhoud van die chatgesprekken wordt ondersteund door de DHL-informatie waaruit blijkt dat de pallets daadwerkelijk zijn verzonden en aangekomen in Oldbury. Daarnaast is op de camerabeelden van de aankomstdata van de zendingen te zien dat vermoedelijk [naam 12] aan het sjouwen is met pallets en kartonnen dozen. De pallets zijn via [bedrijfsnaam 1] , eigendom van [naam 3] , overgedragen aan DHL en vervolgens naar Oldbury getransporteerd. Al met al acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er in drie zendingen respectievelijk 192,5, 343 en 347 kilogram cocaïne is uitgevoerd naar Engeland.
5.3.1.7 Daadwerkelijke cocaïne in de drugstransporten
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat hetgeen is uitgevoerd naar Engeland cocaïne heeft bevat. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de twee transporten die volgens de officier van justitie zijn geslaagd niet aan een test zijn onderworpen. Daarbij moet ook de Kokosnoot-jurisprudentie worden betrokken. In de Kokosnoot-zaak heeft de Hoge Raad de bewezenverklaring (erop neerkomend dat cocaïne werd ingevoerd) vernietigd. Het Engelse rapport dat betrekking heeft op het onderzoek naar de aangetroffen goederen van het onderschepte transport is een schriftelijk bescheid dat blijkens de inhoud niet is bedoeld als wettig bewijsmiddel. Indien de rechtbank overweegt dit rapport voor het bewijs te bezigen, heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht de zaak aan te houden teneinde via een rechtshulpverzoek aan de Engelse autoriteiten te vragen wat de bewijswaarde van dit rapport is.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [alias 8] op 6 april 2020 via EncroChat hebben gesproken over een transportlijn (‘tp system’), waarbij, naast de verdachte, meerdere personen betrokken zijn geweest. De verdachte stelt voor deze te delen met [alias 8] en een ander en de kosten voor het transport te delen. Verder wordt gesproken over regelen (‘handle’) en inpakken (‘pack it’) aan de ene zijde (‘here’: de rechtbank begrijpt uit de context van de berichten: de Nederlandse zijde) en het distribueren door [alias 8] en die ander in Engeland. [alias 8] stelt een verdeling van de winst voor.
Verder volgt uit via PGP-telefoons verstuurde berichten dat er op 20 en 28 april 2020 twee dummyzendingen via DHL vanuit [bedrijfsnaam 1] aan de [adres 3] in Den Haag naar Oldbury in Engeland zijn verzonden. Daarbij wordt ook gesproken over het regelen van stashauto’s. Op de dag van de tweede dummyzending heeft de verdachte een bericht dat er ‘volgende week’ ‘voor het echt’ wordt gegaan.
Deze gang van zaken duidt, zoals vermeld, op de voorbereiding van een transportlijn van illegale goederen, bijvoorbeeld verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat vervolgens op 6, 18 en 25 mei 2020 op dezelfde wijze transporten zijn verzonden: pallets met een steeds groter wordende lading die via DHL vanuit Nederland worden verzonden en enkele dagen later in Oldbury worden afgeleverd (respectievelijk op 12, 22 en 29 mei 2020). De transporten van 6 en 18 mei 2020 zijn niet onderschept, maar die van 25 mei 2020 wel. Na verkregen informatie over drugshandel hebben Engelse verbalisanten op 29 mei 2020 in Oldbury waargenomen dat dozen vanuit een voertuig naar een ander voertuig werden overgeladen. In de dozen zaten in plasticfolie gewikkelde blokken met een substantie. In een verborgen ruimte van een andere auto zijn ook dozen met blokken met een substantie aangetroffen. Alle genoemde blokken bleken na onderzoek cocaïnehydrochloride, de chemische benaming voor cocaïne (in poedervorm), te bevatten. Op de dozen stonden afkortingen, zoals ‘P1’, ‘DA’ en ‘W’.
De rechtbank deelt niet de conclusie van de verdediging dat uit citaten uit dit (Engelse) rapport zou volgen dat het indicatieve testen betreft en dat het rapport niet voor het bewijs in een strafzaak gebruikt zou mogen worden. Bovendien is het aan de rechtbank om te oordelen over onder meer de betrouwbaarheid en waarde van bewijsmiddelen, ook als het bewijsmiddelen betreft die in het buitenland zijn opgemaakt. De rechtbank zal derhalve het voorwaardelijk verzoek, inhoudende om via een rechtshulpverzoek aan de Engelse autoriteiten te vragen wat de bewijswaarde van dit rapport is, afwijzen, omdat zij daarvan de noodzaak niet aanwezig acht. Uit de resultaten van Operatie Belshazzar (het Engelse politieonderzoek dat aan Nederland is overgedragen) blijkt genoegzaam waar de goederen in beslag zijn genomen, hoe daarmee is omgegaan, hoe het forensisch onderzoek daarnaar heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn. De rechtbank acht zich op dat punt voldoende voorgelicht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het bij de twee niet onderschepte transporten anders zou zijn gegaan, in die zin dat die geen cocaïne zouden hebben bevat. Integendeel, uit de bewijsmiddelen volgt dat de wijze van de drie transporten overeenkomt, dat de gesprekken op elkaar aansluiten, dat van de vijf transporten vergelijkbare bescheiden zijn aangetroffen in [bedrijfsnaam 1] , dat na het eerste gelukte transport wordt gecommuniceerd over (verdeling van) grote geldbedragen en dat na het eerste gelukte transport foto’s van grote geldbedragen worden gestuurd. Daar komt bij dat op camerabeelden van een Safestorage in Oldbury niet alleen op 29 mei 2020, maar ook op 5, 12 en 22 mei 2020 veel activiteiten bij een unit te zien waren, in het bijzonder een man, van wie wordt aangenomen dat het [naam 12] is, die dozen naar buiten brengt en in een stationwagen laadt. Het SIM-nummer van een bij hem aangetroffen telefoon komt overeen met het SIM-nummer van EncroChat-gebruiker [account 18] , met wie de verdachte meerdere gesprekken over bovengenoemde transporten heeft gevoerd. [naam 12] is op 29 mei 2020 als bestuurder van een van de genoemde voertuigen aangehouden, terwijl hij kwam uit de richting van de genoemde unit.
Ook komen de afkortingen op de dozen terug in een EncroChat-bericht d.d. 26 mei 2020 van de verdachte over personen die ‘bits’ leveren. Op 3 mei 2020 heeft de verdachte geschreven: “for the delivery and packing its important the bits are marked”.
De vergelijking met het Kokosnoot-arrest (HR 15 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1300) gaat niet op. In die zaak is in de haven een hoeveelheid van ongeveer 20 kilo cocaïne in een partij ingevoerde kokosnoten aangetroffen. De betreffende verdachte kwam pas meer dan een maand later in beeld toen hij, samen met een ander, zakken met kokosnoten in een busje heeft geladen en heeft vervoerd. Uit de bewijsmiddelen in die zaak bleek niet dat nog cocaïne in de kokosnoten aanwezig was toen de verdachte in beeld kwam. De feiten in de zaak tegen de verdachte zijn niet hiermee te vergelijken.
5.3.1.8 De verdachte is medepleger
Nu de verdachte zelf de cocaïne niet naar Engeland heet gebracht, geldt hij niet als pleger van de uitvoer. Gelet op het onderstaande kan hij wel als medepleger worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook worden geleverd in de vorm van diverse gedragingen voor, tijdens en/of na het strafbare feit. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist dat de verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij het plegen van het feit. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Kortom, de vraag of er sprake is van medeplegen ziet met name op de mate waarin door de verdachten is samengewerkt en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Wel kan er slechts van medeplegen worden gesproken als de bijdrage van de verdachte aan het delict, zij het intellectueel of materieel, van voldoende gewicht is geweest.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij feit 1 het volgende af.
Er zijn in totaal twee dummyzendingen zonder en drie zendingen met cocaïne naar Oldbury verstuurd via de transportlijn in de tenlastegelegde periode. De verdachte heeft daarbij een initiërende en leidende rol gespeeld. Hij heeft bijvoorbeeld op 6 april 2020, na overleg met ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 5] ’, contact met [alias 8] over het (her)starten van een transportlijn naar Engeland. In dat gesprek wordt een plan uiteengezet voor, wat later blijkt, het vervoeren van cocaïne. Ook wordt de verdachte bijvoorbeeld door [naam 10] gevraagd of anderen hun transportlijn mogen gebruiken, waarop hij instemmend reageert. Hij stemt met [naam 10] het gebruik van het e-mailadres van [bedrijfsnaam 1] af en hij stuurt [naam 4] aan in het gereedmaken van de eerste dummyzending. Uit gesprekken van 6 april 2020 en
3 mei 2020 blijkt dat [naam 7] (mede) door de verdachte wordt aangestuurd in zijn rol in de transporten, evenals [naam 6] , over wie [naam 2] en de verdachte op 16 mei 2020 bespreken dat hij (‘ [bijnaam 18] ’: [naam 6] dus) geld moet ophalen.
De verdachte wordt ook steeds geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het transport en is samen met [naam 2] en [naam 1] betrokken bij de financiële afhandeling. Hij is de schakel tussen de Engelse kant en de Nederlandse kant. Als een transport onderweg is, is het in vier van de vijf gevallen de verdachte die van [naam 12] de DHL-code krijgt toegestuurd en het is geregeld de verdachte die (onder andere met de term ‘happy days’) bij [naam 2] aankondigt dat de zending in Engeland is aangekomen. Het is ook de verdachte die als eerste aan de Nederlandse kant op de hoogte lijkt te zijn van het feit dat de derde zending met cocaïne in Oldbury (deels) is onderschept.
Tekenend voor de positie van de verdachte bij het organiseren van de zendingen cocaïne acht de rechtbank ook de verdeling van de winst. Uit het gesprek van 6 april 2020 tussen de verdachte en [alias 8] volgt dat vier van de vijf betrokkenen die meedelen in de winst ieder één zesde deel krijgen. De verdachte heeft als enige recht op het dubbele, één derde, omdat hij kennelijk een belangrijke positie inneemt aan zowel de Nederlandse kant als de Engelse kant van de lijn.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachte gold met [naam 2] en [naam 1] als het brein achter de transporten en was betrokken bij de (her)start van de lijn, het nemen van belangrijke beslissingen, het aansturen van anderen, het onderhouden van contact met Engeland en het regelen van de financiële afhandeling van de zendingen. De verdachte heeft daarmee een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht geleverd.
Het tenlastegelegde medeplegen is daarmee bewezen. Voor het vaststellen van de pleegperiode volgt de rechtbank de tenlastelegging. De EncroChat-berichten die gaan over de transportlijn dateren immers van die periode.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van in totaal 882,5 kilogram cocaïne naar Engeland en, in het verlengde daarvan, het medeplegen van het vervoeren van deze hoeveelheid cocaïne.
5.3.2
Feit 2 (criminele organisatie)
Onder feit 2 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele
organisatie, die tot doel had om strafbare feiten te plegen zoals bedoeld in artikelen 10, 10a, 11 en 11a van de Opiumwet (OW).
5.3.2.1 Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat de jurisprudentie die betrekking heeft op artikel 140 van het
Wetboek van Strafrecht (Sr) ook van toepassing is wanneer artikel 11b OW ten laste is
gelegd.
Volgens bestendige jurisprudentie [76] moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr
respectievelijk artikel 11b OW worden verstaan: een samenwerkingsverband, met een
zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die
organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend
moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de
samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor
de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of
andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden.
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen
bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke
besluitvorming, een taakverdeling of een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Een organisatie wordt pas een criminele organisatie als vast komt te staan dat de organisatie
het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende
dat het plegen van misdrijven wordt beoogd. Voor bewijs van het bestanddeel oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, en meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Het is niet vereist dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de
organisatie was gericht. De verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie
het oogmerk had tot het plegen van misdrijven.
Om van deelnemen aan een criminele organisatie te kunnen spreken, dient de verdachte te
behoren tot de organisatie en moet hij een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning bieden
aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank zal aan de hand van dit juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van
een duurzaam samenwerkingsverband, of de onderhavige organisatie als oogmerk had het
plegen van misdrijven ter zake de Opiumwet en of de verdachte heeft deelgenomen aan de
criminele organisatie.
5.3.2.2 Duurzame samenwerking
Zoals in het voorgaande is overwogen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte, samen
met diverse andere verdachten in het onderzoek Kiwi, zich schuldig heeft gemaakt aan het
uitvoeren van cocaïne naar Engeland en in het verlengde daarvan het vervoeren van die
cocaïne.
Hieruit kan reeds worden afgeleid dat sprake was van een samenwerking tussen de
verdachte en de andere verdachten. Deze samenwerking was ook intensief. Uit de
EncroChat-berichten blijkt dat veelvuldig overleg plaatsvond tussen de verdachte en andere personen, waarbij de verdachte deze anderen aanstuurde en een bepalende rol had. Er was sprake van een duidelijke onderlinge taakverdeling, waarbij de verdachte, samen met [naam 2] en [naam 1] , de opdrachten gaf en anderen deze uitvoerden.
De samenwerking was ook duurzaam en bestendig. De bewezen verklaarde feiten hebben
plaatsgevonden gedurende twee maanden, te weten van 27 maart 2020 tot en met 29 mei
2020, waarbij sprake was van nauwe afstemming van de planmatige activiteiten. Er was
sprake van een structuur en een bepaalde hiërarchie en rolverdeling binnen de organisatie.
Wanneer deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang worden
bezien is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
5.3.2.3 Crimineel oogmerk van de organisatie
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de organisatie tussen de verdachten het oogmerk had om misdrijven te plegen. Dat de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven met betrekking tot de uitvoer van cocaïne via een transportlijn naar Engeland, blijkt onder meer uit de hiervoor bewezen verklaarde drugstransporten. De rechtbank verwijst naar de inhoud, de veelheid en de frequentie van de EncroChat-berichten. Mede daaruit kan het oogmerk van de organisatie op het plegen van Opiumwetdelicten worden afgeleid.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzing dat de criminele organisatie oogmerk had op het opzettelijk verwerken, verkopen, vervoeren, enz. van een (grote hoeveelheid van een) middel als bedoeld op lijst II bij de Opiumwet dan wel voorbereidingshandelingen tot het plegen van dergelijke feiten als bedoeld in artikel 11a OW. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
5.3.2.4 Leden van de organisatie en hun rol daarin
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat van de criminele organisatie – in elk geval – deel hebben uitgemaakt: de verdachte, [naam 2] , [naam 1] , [naam 10] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] . [77]
De verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, samen met [naam 2] en [naam 1] , een leidende en coördinerende rol had binnen de criminele organisatie (zoals ook reeds volgt uit paragraaf 5.3.1.8). Deze leiders namen alle belangrijke beslissingen, zoals de prijzen voor het transport, de beloningen voor de overige leden van de organisatie, hoeveel pallets werden getransporteerd en wie wat in de organisatie moest regelen. Daarnaast beheerden zij de financiën en werden zij steeds op de hoogte gehouden van de drugstransporten. De leiders kregen alle drie 1/3e deel van de winst aan Nederlandse zijde. Daarnaast deelde de verdachte als enige ook mee in de winst aan Engelse zijde: hiervoor ontving hij ook 1/3e van de winst. De verdachte was degene die contact had met de Engelse tak van de transportlijn. Hij had met hen het delen van de transportlijn besproken en onderhandeld over de kosten en de winst. De verdachte was ook degene die als eerste op de hoogte was dat in Engeland een deel van het transport was onderschept. Hij informeerde daarop meteen [naam 2] en [naam 1] en ondernam actie. De verdachte hield zich daarnaast, samen met [naam 2] , bezig met het regelen van cryptotelefoons en stashauto’s. [78] De verdachte maakte, net als [naam 2] en [naam 1] , gebruik van PGP-telefoons en EncroChat om met leden van de organisatie te communiceren.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte, qua hiërarchie in de criminele organisatie, een essentiële, leidende rol vervulde.
[naam 2] en [naam 1]
Uit het voorgaande volgt dat ook [naam 2] en [naam 1] een leidende en coördinerende rol hadden binnen de criminele organisatie. Ten aanzien van [naam 2] kan daaraan worden toegevoegd dat hij in meerdere chatberichten de andere leden van de organisatie instructies gaf of om instructies werd gevraagd. Ten aanzien van [naam 1] heeft te gelden dat hij op 29 mei 2020 door de verdachte op de hoogte werd gebracht van het feit dat [account 18] was opgepakt, waarna vervolgens werd besproken wat er moest gebeuren om te voorkomen dat de politie bij de ‘unit’ in Engeland zou komen. [79] had ook, naast de verdachte en [naam 2] , een belangrijke stem in de discussie over deelname van [naam 5] aan een samenwerkingsverband in het kader van Opiumdelicten. [80]
[naam 10]
fungeerde als tussenpersoon tussen de leiders van de criminele organisatie en zijn oom [naam 3] . [naam 10] had een essentiële rol binnen de organisatie, omdat de organisatoren door hem niet rechtstreeks konden worden gelinkt aan de uitvoer van cocaïne via DHL. Alle communicatie met betrekking tot de transporten liep via [naam 10] . In een chatgesprek tussen [naam 10] en de verdachte spreekt [naam 10] ook over ‘onze lijn’. [81] Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 10] een bemiddelende rol speelde in de criminele organisatie waarin hij diende als buffer tussen de leiding en de uitvoering.
[naam 3]
was de eigenaar van het DHL-depot aan de [adres 3] in Den Haag. Dit was het DHL-depot vanuit waar de drugstransporten naar Engeland zijn vervoerd. De transporten werden uitgevoerd op naam van het bedrijf [adres 3] , een onderdeel van [bedrijfsnaam 1] van [naam 3] . Hij kreeg via zijn neef, [naam 10] , instructies van de leiders van de criminele organisatie. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 3] een essentiële, uitvoerende rol speelde binnen de criminele organisatie.
[naam 4]
hield zich bezig met het ophalen, inpakken en verstoppen van verdovende middelen. Hij werkte hierbij nauw samen met [naam 7] . De verdachte gaf regelmatig instructies aan [naam 4] , bijvoorbeeld over het ophalen van spullen. [naam 4] maakte gebruik van PGP-telefoons en EncroChat om met leden van de organisatie te communiceren. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 4] een ondersteunende en vooral uitvoerende rol vervulde.
[naam 7]
is in opdracht van de Engelse tak van de transportlijn naar Nederland gekomen, om samen met [naam 4] de drugs voor de transportlijn aan te nemen, in te pakken en te verstoppen. [naam 7] maakte gebruik van PGP-telefoons en EncroChat om met leden van de organisatie te communiceren. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 7] een ondersteunende en vooral uitvoerende rol vervulde.
[naam 6]
was verantwoordelijk voor het rondrijden van het geld dat werd verdiend met de drugstransporten. [naam 6] reed met tonnen aan euro’s in een stashauto. Hierdoor vormde hij een belangrijke en essentiële schakel binnen de organisatie. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 7] een ondersteunende en vooral uitvoerende rol vervulde.
[naam 5]
is, na betaling van een geldbedrag, weer deel uit gaan maken van de criminele
organisatie. Hij had een meer uitvoerende en ondersteunende rol en had kennis van bepaalde
zaken. Zo werd hem gevraagd om pakhuizen leeg te halen en wist hij wie van "ons" nog
busjes en stashauto's hadden. Hij vertelde de verdachte over iemand die vroeg naar het
transport en wat hij daarop moest antwoorden. Hij wordt na de aanhouding in Engeland meteen op de hoogte gebracht en dacht daarbij mee over wat vervolgens te doen. [82] Hiermee heeft [naam 5] handelingen verricht die dienstbaar waren aan het criminele oogmerk van de organisatie door inlichtingen te verschaffen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [naam 5] een ondersteunende rol vervulde.
5.3.2.5 Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de
rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
5.3.3
Feit 3 primair (medeplegen van poging tot uitlokken van moord)
Onder feit 3 primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij samen met een (onbekend gebleven) ander heeft geprobeerd om een (onbekend gebleven) ander uit te lokken om F.D. [naam 8] van het leven te beroven.
Chatgesprekken
Uit meerdere chatgesprekken blijkt dat [naam 8] door onder andere de verdachte verantwoordelijk werd gehouden voor het onderscheppen van (onder andere) het drugstransport in Engeland. [83] De rechtbank zal de redengevende chatgesprekken opsommen die zien op het medeplegen van poging tot uitlokking van moord. Veel van die gesprekken zijn verstuurd door EncroChat-gebruiker [account 3] . Zoals hierboven is overwogen zal de rechtbank bij de bespreking van berichten die zijn verzonden door dit account ervan uitgaan dat het de verdachte is geweest die deze berichten heeft verzonden.
Gesprek tussen de verdachte en [account 19] op 7 juni 2020 [84]
De verdachte:
Maat vraagje ik ga die homo regelen maar hij jij iemand die ergens een schone [vuurwapen emoticon] kan leggen dat die jongen hem ergens pakt ?
[account 19] :
Die jongens zitte vast man
De verdachte:
(…) maar ik regel wat komt goed
Uit eerdere chatgesprekken tussen de verdachte en [alias 1] is gebleken dat met ‘homo’ [naam 8] werd bedoeld. Zo heeft de verdachte op 9 april 2020 gestuurd:
Bro our guy adds you now his name is [alias 3] and he is a fag.
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 7 juni 2020 [85]
De verdachte:
Yo vriendje ik weet zo goed als zeker dat tp is verraden door die homo. [bijnaam 11] had de factuur naar het verkeerde mail gestuurd en daar stond het adres op. We hebben van iemand hier doorgehad dat het door een belletjr vanaf nederland is getipt. ln ieder geval er is iemand morge naar nl om hem te doen. Kan jij alleen aan die marokaan vragen of die ergens een nieuw ding kan achterlaten dat hij die ergens oppakt
(…)
[naam 2] :
Yo vriend bsb bedoel je
De verdachte:
ja
(…)
[naam 2] :
Ik ga het vragen
De verdachte:
Top laat me weten vriendje die jongen is er morgen anders moet ik wat anders regelen. En een motorscooter gestolen als die daaraan kan komen
Gesprek tussen de verdachte en [account 20] op 7 juni 2020 [86]
De verdachte:
Heb jij 1 keer voor mij het adres van bsb en die foto
[account 20] :
[afbeelding van een persoon]
De verdachte:
(…) ik had hem toen gevraagd een bedrijfje op zetten voor mijn engelse tp. En hij zat toen al elke keer te neuzen in de mail nadat ik wachtwoord had veranderd. Bleef die me sturen voor geld. Vrijdag na 8 jaar gepakt door anonieme tip uit nederland.
(…)
156 kilo weg en die jongens krijgen 20 jaar en heel groot onderzoek.
(…)
Hij hoeft ook niet meer te betalen tis klaar
Door [account 20] werden een foto van een man en een foto met gegevens gestuurd. Op deze gegevens staan onder andere het adres [adres 7] in [plaatsnaam] en een emailadres met daarin de naam [naam 8] . Uit politiesystemen blijkt dat op de [adres 7] in [plaatsnaam] [naam 8] woont. Een verbalisant heeft vastgesteld dat de politiefoto van deze [naam 8] dezelfde persoon betreft als de man op de foto die [account 20] heeft doorgestuurd.
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 7 juni 2020 [87]
De verdachte:
[dezelfde afbeeldingen van de man en de gegevens]
BMW 4 serie black M-line
(…)
How do we pass location for scooter and thingi when ready ?
[alias 8] :
Wickr
De verdachte:
Ok hes been seen last yesterday
(…)
[alias 8] :
The person who gives the tool. Also need him to give a blade. Kind of Rambo one. Thick one that won't snap in case get close. Also need to know if bike is stolen and good only for job or also good for surveillance
De verdachte:
The bike will be stolen.
The tool will be in the bike with keys under the tire.
Can u send me a picture of a rambo knife so im sure they get what i want
[alias 8] :
[afbeelding van mes]
Something that won't snap when you stab.
Not thin like kitchen knife
De verdachte:
Ok perfect
De hierboven genoemde afbeeldingen die door de verdachte werden gestuurd, betroffen de foto van [naam 8] en een foto met gegevens van [naam 8] , die kort daarvoor waren ontvangen van [account 20] .
Gesprek tussen [alias 8] en [account 21] op 7 juni 2020 [88]
[alias 8] :
We gonna send [alias 1] to fix this in flats. It needs to get done now.
So he gonna go up tomorrow.
(…)
I’m gonna give rich 5k tonight. He coming to see me now for details.
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 8 juni 2020 [89]
[naam 2] :
Vriend hij kan wel regelen denk die maar niet zo snel net zoals vandaag al
(…)
De verdachte:
[bijnaam 19] heb een nieuwe thuis leggen maar heb liever niet dat hij het weet toch.
(…)
Wil jij [bijnaam 19] ff vragen dan moet ik alleen nog motorscooter regelen
Gesprek tussen de verdachte en [account 22] op 8 juni 2020 [90]
[account 22] :
Bsb is disconnected
(…)
De verdachte:
I know bsb dont come online anymore
Gesprek tussen de verdachte en [naam 2] op 9 juni 2020 [91]
[naam 2] :
Ik zie [bijnaam 19] zo maar weet je wel zeker dat hijnhet is want je bentbwat van plan is wel heftig dit en beter dat we het er even over hebben onder mekaar want en zijn meer opties dan alleen hij wat denk je van fie twee of die ouwe. Mischien we moeten wel zeker weten
De verdachte:
Ik weet zeker dat hij het is. Ze wisten de unit en niet het nummer. Op het moment dat op internet stond aangekomen is er gebeld dus het is gezien op de track and trace maar daar zit 3 uur vertraging in. En niemand heeft dat track an trace nummer behalve de mensen die de factuur zien en dat ben ik en [bijnaam 11] heb hem naar de verkeerde mail gestuurd en die is gezien door hem. Als ik 1% twijfel had had ik het niet gedaan. En daarbij heb je nog het verhaal van aus waarbij die het toegegeven wat die probeerde’
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 9 juni 2020 [92]
[alias 8] :
[alias 1] is there BTW bro.
Please make sure the bike is filled up with gas also.
And let me know when he can collect the bike, knife and tool all together pls
De verdachte:
On it bro
Gesprek tussen de verdachte en [account 23] op 9 juni 2020 [93]
[account 23] :
Hoe ist met die gekke vriebd vsn dovr afgelopen
(…)
De verdachte:
Niet ze naam zeggen kijk vd week het nieuws maar
Gesprek tussen [alias 8] en [account 21] op 9 juni 2020 [94]
[alias 8] :
[bijnaam 24] needs to sort this bike and tool and blade out for [alias 1] asap. Rich gonna do obbo on the house today and tomorrow
[account 21] :
Is he there already
(…)
[alias 8] :
Yeah course
[account 21] :
Pffff lad don’t play about
(…)
[alias 8] :
Yeah he is, staying in hotel far away. With his sponsors of crossfit. Going to the crossfit gyms there.
(…)
Cos the car he rented has all details of him and weren't time. So said to go to all the boxes.
Leave his phone at the box while he does the job. Make sure in cameras in box obviously.
(…)
[account 21] :
Mate. The guy is top.
[alias 8] : a
nd I've told him to clear his hotel room of passport phone etc when he does job in case hes caught
Gesprek tussen de verdachte en [account 22] op 10 juni 2020 [95]
[account 22] :
[alias 3] is out of line
De verdachte:
Yes course. Theres someone for him there I just need a bike to sort it. they waiting for that and he is gone.
(…)
I cant forget [alias 3] sorry he is going to get me in so much trouble.
(…)
He destroyed my tp to England fucked up the skippy I dont know what he is saying. Or wat u think pff
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 10 juni 2020 [96]
[alias 8] :
I expect news in a bit for [alias 1] .
(…)
Hes ready. Hea staying in Antwerp. Cycled 5 hours there today. Said its on main street. But behind the card is parked correct. Now waiting for tool etc and hes good to go
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 11 juni 2020 [97]
[alias 8] :
Bro. Any news on stuff for [alias 1]
De verdachte:
Im asking someone for the bike ... Idiots.
But im on it.
[alias 8] :
Just sort tool and blade. Dont think he needs bike now
(…)
De verdachte:
Ok perfect makes all easy. He has today end of the day
(…)[alias 8] :
Hes asked if we can get electric mountain bike. He said would make it loteasierDe verdachte:
Ok I tell them now.[alias 8] :
Try and get bike sorted asap so we can get this job dont bro x.
And tool and blade pls.
De verdachte:
I know im on the phone all day doin as fast as i can x
Gesprek tussen de verdachte en [account 23] op 11 juni 2020 [98]
[account 23] :
Stond probleem al in pers
De verdachte:
Nee maar niet meer ovef hebben voor ons allebei. Je snapt wat ik bedoel hij komt niet meer
Gesprek tussen de verdachte en [alias 8] op 12 juni 2020 [99]
[alias 8] :
[afbeelding]
De verdachte:
What a legend he is
Op deze afbeelding is te zien dat iemand die opgeslagen staat onder de naam [alias 2] een bericht stuurt aan [alias 8] . Met deze [alias 2] wordt zeer waarschijnlijk [alias 1] bedoeld, die [alias 2] als dekmantel/alibi gebruikt om een klus te doen. De strekking van het bericht is dat [alias 2] zich het komende weekend als dakloze in de omgeving op gaat houden om de routine te achterhalen waarmee het huis betreden en verlaten wordt. [alias 2] geeft aan dat hij het niet erg vindt dat er vertraging is omdat hij het weekend nodig heeft om te leren.
Einde gebruik EncroChat 12 juni 2020 [100]
Op 12 juni 2020 heeft het bedrijf EncroChat middels een pushbericht aan alle gebruikers
kenbaar gemaakt dat de servers mogelijk gehackt waren, met het advies om het toestel zo spoedig mogelijk uit te zetten en weg te gooien.
Conclusie
Uit de chats, bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte [naam 8] verantwoordelijk houdt voor het onderschepte transport in Engeland. Vervolgens werd besproken dat [naam 8] ‘geregeld’ moest worden, dat ‘iemand hem komt doen’, dat hiervoor een vuurwapen en een mes nodig waren en dat hij dan ‘gone’ zou zijn en ‘niet meer komt’. Gelet op deze bewoordingen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het de bedoeling was dat [naam 8] om het leven moest worden gebracht. De verdachte zou hiervoor een gestolen motorscooter of elektrische mountainbike, een vuurwapen en een mes regelen. Daarnaast heeft de verdachte een foto van [naam 8] , zijn adres- en contactgegevens en het type auto van [naam 8] naar een onbekend gebleven andere persoon ( [alias 8] ) doorgestuurd, die het vervolgens zou delen met de uitvoerder van de moord ( [alias 1] ). [alias 8] zou aan [alias 1] een geldbedrag (5k) hebben gegeven voor de uit te voeren moord. Gelet op deze handelingen en het veelvuldige contact tussen de verdachte en [alias 8] was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. [naam 8] is uiteindelijk niet om het leven gebracht, waardoor het enkel bij een poging is gebleven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot uitlokking van moord.
5.3.4
Feit 4 (wapenhandel)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat feit 4 niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van27 maart 2020 tot en met 29 mei 2020
te 's-Gravenhage, althansin Nederland en/
ofSpanje en/
ofEngeland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
althans alleenopzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekten
ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer192,5 kilogram en
of343 kilogram en
of347 kilogram
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2
hij in
of omstreeksde periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juni 2020
te 's-Gravenhage, althansin Nederland, als
oprichter,leider
en/of bestuurderheeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en
of[naam 7] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid,
11 derde, vijfde lid en/of 11aOpiumwet;
3
hij in
of omstreeksde periode van 7 juni 2020 tot en met 12 juni 2020
te [plaatsnaam] , althansin Nederland en
ofSpanje en
ofEngeland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
althans alleenheeft gepoogd om een onbekend gebleven perso
(o
)n
(en)(met het alias [alias 1] en
of[alias 2] ), door (een) gift(en),
beloftenen/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en
/ofinlichtingen, te bewegen om [naam 8] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven te beroven, door:
- die onbekend gebleven persoon een geldbedrag ("5k") te betalen, althans aan die onbekend gebleven persoon een betaling in het vooruitzicht te stellen,
- een foto van die [naam 8] en
/ofadres-/contactgegevens en
/ofhet type auto (BMW 4 serie black M-line) van die [naam 8] ter beschikking te stellen/delen,
- te berichten/delen dat die [naam 8] op 6 juni 2020 voor het laatst was gezien,
- een motorscooter/elektrische mountainbike, vuurwapen en
/ofmes
ter beschikking te stellen en/ofin het vooruitzicht te stellen,
- over de overdracht van die/dat motorscooter/elektrische mountainbike, vuurwapen en
/ofmes en
/ofde uitvoering van die moord met die onbekend gebleven persoon af te spreken (verder) te communiceren via Wickr.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 (het medeplegen van de poging tot uitlokking van een moord) op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van vrijwillige terugtred.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van vrijwillige terugtred en dat de verdachte dus strafbaar is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Uit het dossier volgt dat de plannen om [naam 8] van het leven te beroven zijn gemaakt in de periode van 7 juni 2020 tot en met 12 juni 2020. Op 12 juni 2020 hebben alle gebruikers van EncroChat een bericht gekegen dat de servers waren gehackt. Vanaf die datum bevinden zich geen gesprekken meer in het dossier.
De rechtbank stelt vast dat [naam 8] , ondanks de plannen daartoe, niet om het leven is gebracht. Voor een geslaagd beroep op artikel 46b Sr moet er sprake van zijn dat de liquidatiepoging niet is doorgegaan ten gevolge van omstandigheden die van de wil van de verdachte afkomstig waren. De verdachte heeft zich consequent beroepen op zijn zwijgrecht en heeft dus niets verklaard over waarom de liquidatie uiteindelijk niet is uitgevoerd. Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt voor een scenario waarin de liquidatiepoging slechts niet is doorgegaan door omstandigheden die van de wil van de verdachte afkomstig waren, zal de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred dan ook verwerpen.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, een gevangenisstraf op te leggen van ten hoogste acht jaren. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de detentieperiode in Dubai, het feit dat niet is gebleken van een gewelddadige sfeer binnen de criminele organisatie en de overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft leiding gegeven aan een criminele organisatie, die tot doel had het overtreden van de Opiumwet. Hij heeft zich in die hoedanigheid schuldig gemaakt aan drie internationale drugstransporten van in totaal 882,5 kilo cocaïne die is geëxporteerd naar Engeland. De transporten vonden plaats in een periode van slechts drie weken.
Internationale harddrugshandel vormt een gevaar voor de openbare veiligheid en de volksgezondheid. De verdachte streefde enkel grote vermogensvoordelen na en hield geen rekening met de gezondheid van de individuele gebruikers, met de randcriminaliteit die drugshandel en -gebruik meebrengen en met de gevaren voor de openbare veiligheid die voortkomen uit de grote financiële belangen die op het spel staan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot uitlokking van moord. De verdachte had samen met anderen het plan gevormd om de persoon die verantwoordelijk werd gehouden voor het onderscheppen van een drugstransport om het leven te laten brengen. Er heeft uiteindelijk geen aanslag op het leven van het beoogde slachtoffer plaatsgevonden. Desondanks rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk geweld tegen een ander te gebruiken, waarbij hij zich om het lot van het slachtoffer en zijn eventuele nabestaanden volstrekt niet heeft bekommerd. De rechtbank acht het uiterst kwalijk dat de verdachte geen enkel moment heeft geaarzeld om aan iemand opdracht te geven om tegen een geldelijke vergoeding een persoon om het leven te brengen. Het schijnbare gemak waarmee de liquidatie door de verdachte via chatberichten werd voorbereid vindt de rechtbank uiterst zorgelijk.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 april 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in Frankrijk voor drugsgerelateerde feiten is veroordeeld.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf om te beginnen aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Deze oriëntatiepunten gaan bij de uitvoer van meer dan 20 kilogram harddrugs in georganiseerd verband uit van een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Daarnaast heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot uitlokking van moord. Voor dit feit zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar, maar het zorgt ervoor dat de verdachte een fors hogere straf krijgt dan die aan de eerder veroordeelde leden van de criminele organisatie is opgelegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar uitspraken van andere rechtbanken en gerechtshoven in zaken over vergelijkbare strafrechtelijke verwijten. Ten aanzien van de verdachte houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de leidinggevende rol die hij binnen de criminele organisatie en bij de uitvoer van de cocaïne had.
De rechtbank zal rekening houden met het feit dat de verdachte anderhalf jaar in voorarrest heeft gezeten in Dubai. De rechtbank is van oordeel dat van het openbaar ministerie in deze zaak meer had kunnen verwacht om de uitlevering van de verdachte naar Nederland te bespoedigen. De verdachte heeft in zijn laatste woord uitvoerig toegelicht hoe de detentieomstandigheden in Dubai waren. Vooral in de eerste maand en de laatste veertig dagen waren de detentieomstandigheden kennelijk slecht. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met die eerste maand en laatste veertig dagen. De rechtbank zal het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om een proces-verbaal van bevindingen op te laten maken over de detentieomstandigheden in Dubai afwijzen, nu de rechtbank meegaat in het verzoek van de raadsman om met deze detentieomstandigheden in strafmatigende zin rekening te houden.
Daarnaast zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 11 oktober 2021, het moment dat de verdachte in Dubai is aangehouden. De redelijke termijn is dan ook overschreden met ongeveer acht maanden. De overschrijding van de redelijke termijn kwam deels doordat het lang duurde voordat de verdachte werd uitgeleverd naar Nederland, en deels doordat de raadsman een keer verhinderd was en meerdere keren onderzoekswensen had.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 17 jaar passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de detentieomstandigheden in Dubai zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke
invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Het inbeslaggenomen voorwerp

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, zal de rechtbank de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikelen:
  • 47, 57, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 11b van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
het als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 3 primair:
medeplegen van poging tot uitlokking van moord;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (ZESTIEN) JAREN en 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak uitleveringsdetentie, in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten een telefoontoestel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
mr. E. Boot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2024.

Voetnoten

1.Joint Investigation Team (gemeenschappelijk onderzoeksteam). Zie verder onder ‘juridisch kader’.
2.Liverpool Crown Court, december 2020, R v. Goggins.
3.De onderdelen 1, 2 en 5 tot en met 7 zijn ontleend aan HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, en HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192.
4.Omdat de verweren vooral lijken in te houden dat EOB’s hadden moeten worden uitgevaardigd en dat de EOB-richtlijn van toepassing is, wordt hierop verder niet specifiek ingegaan.
5.PbEG 2002, L 162/1.
6.PbEU 2014, L 130/1.
7.Rechtbank: Artikel 20 van de EU-rechtshulpovereenkomst bevat een vergelijkbare verplichting.
8.Zie rechtsoverwegingen 115-119.
9.Zie rechtsoverweging 124.
10.Zie rechtsoverweging 131.
11.Zie ook HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192, r.o. 5.2.
12.Zie ook HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.23.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het procesdossier onderzoek Kiwi, onderzoeksnummer DHRAA20027 van de districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 6099).
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2222-2231 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2232-2240.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2245-2250.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4715-4756.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1656-1658 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 1668-1669.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1665.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1952-1953.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1952-1953.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2531-2535.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2784-2799.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2784-2799.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4023-4032.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4023-4032.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3415-3418.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3415-3418.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3203-3212 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 3214-3223.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3203-3212 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 3222-
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3471-3480 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 3481-3487.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3471-3480 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 3486-
40.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4364-4373.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4365-4372.
42.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 587-590.
43.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 551.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3218.
45.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 553.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 553.
47.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 813.
48.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 851-854.
49.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 813.
50.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 517.
51.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 555 en 556.
52.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 815.
53.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 571 en 579.
54.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 816.
55.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 859.
56.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 518 en 519.
57.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 520.
58.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 521-522.
59.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1722.
60.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 522-524 en 526.
61.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 860.
62.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 529-530.
63.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 530-531.
64.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 532 en 533.
65.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 535 en 538.
66.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 861.
67.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 861.
68.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 540-542.
69.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4178.
70.Het vertaalde proces-verbaal van verbalisant [naam 14] als getuige van 31 juli 2020, p. 1232.
71.Het vertaalde forensische rapport inzake onderzoek Belshazzar van de deskundige K. Patel opgemaakt op 30 september 2020, p. 1207-1210.
72.Het vertaalde forensische rapport inzake onderzoek Belshazzar van de deskundige K. Patel opgemaakt op 30 september 2020, p. 1210.
73.Het vertaalde proces-verbaal van verhoor van verbalisant [verbalisant] als getuige van 29 mei 2020, p. 1162-1165.
74.Het proces-verbaal van bevindingen relaas onderzoek Engeland, p. 1138-1139.
75.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1030-1033.
76.Zie onder meer HR 10 februari 2015, ECLl:NL:HR:2015:264, HR 14 maart 2017,
77.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1500-1501.
78.Proces-verbaal van bevindingen, p. 514 en 536-537.
79.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1725.
80.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1699.
81.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1707.
82.Proces-verbaal van verdenking, p. 4350 t/m 4358.
83.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1555.
84.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1556.
85.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1556 en 1557.
86.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1557-1560.
87.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1561-1563.
88.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1563.
89.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1563-1564.
90.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1564.
91.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1564-1565.
92.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1565.
93.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1566.
94.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1566-1567.
95.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1567-1568.
96.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1568-1569.
97.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1571-1572.
98.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1572.
99.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1572-1573.
100.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1573.