ECLI:NL:RBDHA:2024:9032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/09/624187 / HA ZA 22-88
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een Settlement Agreement in het kader van intellectueel eigendomsrecht

In deze zaak vordert PrintAbout B.V. de vernietiging van een Settlement Agreement die in 2014 werd gesloten met Samsung Electronics Co., Ltd. en HP c.s. De overeenkomst hield in dat PrintAbout zich zou onthouden van de verhandeling van cartridges die inbreuk zouden maken op verschillende octrooien van Samsung. PrintAbout stelt dat de octrooien inmiddels zijn vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit, en dat zij daarom niet langer gebonden is aan de verplichtingen uit de Settlement Agreement. De rechtbank oordeelt dat Samsung niet onrechtmatig heeft gehandeld door de octrooien te handhaven, omdat er geen serieuze kans bestond dat deze in een nietigheidsprocedure ongeldig zouden worden verklaard. De rechtbank wijst de vorderingen van PrintAbout af, omdat de overeenkomst niet kan worden vernietigd op grond van de vernietiging van de octrooien. De rechtbank concludeert dat de partijen met de Settlement Agreement een einde hebben willen maken aan de onzekerheid over de geldigheid van de octrooien en dat PrintAbout niet kan terugkomen op de gemaakte afspraken. De proceskosten worden toegewezen aan Samsung en HP c.s.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/624187 / HA ZA 22-88
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
PRINTABOUT B.V.,
te Moordrecht,
eiseres,
advocaat: mr. Th.C.J.A. van Engelen te Utrecht,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
SAMSUNG ELECTRONICS CO., LTD.,
te Gyeonggi-do (Zuid-Korea),
gedaagde,
advocaat: mr. B.J. Berghuis van Woortman te Amsterdam,
en
1.
de rechtspersoon naar vreemd recht
HP, INC.,
te Palo Alto (Verenigde Staten van Amerika),
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
HP PRINTING KOREA CO., LTD.,
te Suwon (Zuid-Korea),
gevoegde partijen aan de zijde van gedaagde,
advocaat: mr. B.J. Berghuis van Woortman te Amsterdam.
De eisende partij zal hierna worden aangeduid als PrintAbout en de gedaagde partij als Samsung. De gevoegde partijen zullen hierna afzonderlijk HP Inc. en HP Printing worden genoemd en gezamenlijk HP c.s..
De zaak is voor PrintAbout behandeld door de advocaat voornoemd en voor Samsung en HP c.s. door mr. D.M. Termeulen, advocaat te Amsterdam, en de advocaat voornoemd.

1. Waar gaat deze zaak over?

1.1. PrintAbout en Samsung hebben in 2014 een Settlement Agreement gesloten, waarin PrintAbout zich verplichtte te stoppen met de verhandeling van verschillende cartridges waarmee zij volgens Samsung inbreuk maakte op vijf van Samsungs Europese octrooien en twee van haar Gemeenschapsmodellen. In rechterlijke uitspraken zijn vervolgens de Nederlandse delen van vier van de vijf Europese octrooien vernietigd en zijn de twee Gemeenschapsmodellen nietig verklaard. Met verwijzing naar deze uitspraken beoogt PrintAbout in deze procedure te komen tot het terzijde stellen van haar verplichtingen onder de Settlement Agreement. Zij heeft daartoe verschillende vorderingen ingesteld (tot onder meer vernietiging en ontbinding van de Settlement Agreement) met uiteenlopende grondslagen. Deze vorderingen wijst de rechtbank af. Zij legt hierna uit hoe en waarom zij tot dit oordeel is gekomen.

2. De procedure

2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 15 oktober 2021 aan Samsung uitgebrachte dagvaarding;
- de akte houdende overlegging producties behorende bij dagvaarding d.d. 15 oktober 2021, met producties 1 en 2;
- het op 2 februari 2022 aan Samsung uitgebrachte herstelexploot;
- het op 1 juni 2022 aan Samsung uitgebrachte herstelexploot;
- de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv [1] van HP c.s., waarbij HP c.s. hebben gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Samsung, met producties VP01 en VP02;
- het antwoord in incident van PrintAbout;
- de conclusie van antwoord in het voegingsincident ex art. 217 Rv van Samsung;
- het extract uit het audiëntieblad van de openbare terechtzitting van deze rechtbank, gehouden op 9 november 2022, waarin is opgenomen dat de rechtbank het verzoek van HP c.s. om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van Samsung, toewijst en verder dat de beslissing over de kosten in het incident wordt aangehouden en dat de hoofdzaak wordt verwezen naar de rol van 21 december 2022 voor conclusie van antwoord zowel aan de zijde van Samsung als aan de zijde van HP c.s.;
- de conclusie van antwoord van HP c.s., met productie VP03;
- de conclusie van antwoord van Samsung, met productie GP01;
- de conclusie tot wijziging van eis inzake de aan de zijde van Samsung gevoegde partijen HP Inc. en HP Printing Korea Co., Ltd.;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 14 juni 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald voor 25 april 2024;
- de conclusie tot wijziging van eis tevens akte houdende overlegging aanvullende producties, met producties 3 tot en met 6;
- de akte houdende overlegging productie van Samsung en HP c.s., met productie VP04;
- het e-mailbericht van de zijde van PrintAbout, met als bijlage de productie die in de dagvaarding is aangeduid als productie 2 [2] ;
- de akte houdende overlegging productie van PrintAbout, met productie 7 (een aanvullend proceskostenoverzicht ex artikel 1019h Rv);
- het e-mailbericht van Samsung en HP c.s. van 24 april 2024, met als bijlage een aanvulling op de reeds in een eerdere fase van de procedure gedane kostenopgave.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 april 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen eerst vragen van de rechtbank beantwoord. Hierna hebben zij hun standpunten, aan de hand van pleitnotities, nader toegelicht. Na het stellen van nog een aantal vragen door de rechtbank, hebben partijen gerepliceerd en gedupliceerd. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank vonnis bepaald op heden.

3. De feiten

3.1. Samsung is een wereldwijd opererend elektronicaconcern. Zij ontwikkelde, produceerde en verhandelde – onder meer – laserprinters waarvan de eerste letters van de
type-aanduidingen CLP, ML en SCX luidden (hierna: CLP-printers, ML-printers en
SCX-printers) alsmede verwisselbare tonercartridges die geschikt zijn voor gebruik in die printers.
3.2. Samsung heeft de afgelopen jaren Europese octrooien en Gemeenschapsmodellen waarvan zij houdster is/was, ingeroepen tegen diverse op de Nederlandse en Belgische markt actief zijnde partijen, die tonercartridges verkochten die gebruikt konden worden voor de CLP-printers, ML-printers en SCX-printers van Samsung en die volgens Samsung inbreuk maakten op haar Europese octrooien en/of Gemeenschapsmodellen. De marktpartijen waartegen Samsung ageerde, betroffen – onder meer – PrintAbout, Digital Revolution B.V. (hierna: Digital Revolution), Maxperian NL B.V. (hierna: Maxperian) en Yorcom Computers B.V. (hierna: Yorcom). Digital Revolution en Maxperian behoren tot hetzelfde concern en PrintAbout sinds 2021 ook.
3.3. De Europese octrooien die Samsung tegen deze marktpartijen inriep, waren de volgende:
- EP 2 037 327 (hierna: EP 327) voor een ‘
Image forming apparatus and the use of a developing device’;
- EP 2 256 559 (hierna: EP 559) voor een ‘
Developing device and an image forming apparatus’;
- EP 2 325 701 (hierna: EP 701) voor een ‘
Developing device, image forming apparatus and use of the developing device’;
- EP 1 975 744 (hierna: EP 744) voor een ‘
Developing unit and image forming apparatus having the same’;
- EP 2 357 537 (hierna: EP 537) voor een ‘
Developer and image forming apparatus including the same’.
3.4. Voor wat betreft de Gemeenschapsmodellen ging het om de volgende:
- een op 3 januari 2008 onder nummer 000853551-0001 geregistreerd Gemeenschapsmodel voor ‘Cartridges’ (hierna: GM 551);
- een op 8 maart 2010 onder nummer 001200687-0001 geregistreerd Gemeenschapsmodel voor ‘Developing devices for printers’ (hierna: GM 687).
3.5. EP 327 is verleend op 7 september 2011 op een aanvrage van 24 juli 2008, met een beroep op de prioriteitsdocumenten KR 20070091999 (prioriteitsdatum 11 september 2007) en KR 20080018969 (prioriteitsdatum 29 februari 2008). EP 327 telt 9 conclusies. Tegen de verlening van EP 327 is (door een derde) oppositie ingesteld bij het EOB [3] . Tijdens de daarop volgende oppositieprocedure heeft Samsung een aantal hulpverzoeken ingediend, waarvan het hoofdverzoek zag op conclusie 1 van EP 327 zoals verleend. Bij beslissing van 20 oktober 2014 heeft de Oppositie Afdeling van het EOB geoordeeld dat EP 327 conform het door Samsung ingediende hulp/hoofdverzoek geldig is en het octrooi in de aldus gewijzigde vorm in stand gehouden. Daartegen is door de opposant wél, maar door Samsung geen beroep ingesteld. Nadat de TKB [4] de beslissing van de Oppositie Afdeling had vernietigd en de zaak naar die Afdeling had terugverwezen voor een hernieuwde beoordeling, heeft de Oppositie Afdeling bij beslissing van 28 juni 2017 EP 327 wederom geldig bevonden. Van die beslissing is ook beroep ingesteld bij de TKB. Bij beslissing van 7 oktober 2021 heeft de TKB dit beroep verworpen (zie ook hierna onder 3.26).
3.6. EP 559 en EP 701, met respectievelijk 11 conclusies en 8 conclusies, zijn afsplitsingen van de aanvrage die heeft geleid tot de verlening van EP 327 en zijn respectievelijk verleend op 14 maart 2012 en 19 oktober 2011. Tegen de verlening van EP 559 en EP 701 is bij het EOB geen oppositie ingesteld.
3.7. EP 744 is verleend op 24 juli 2013 op een aanvrage van 11 maart 2008, met een beroep op het prioriteitsdocument KR 20070029973 en de prioriteitsdatum 27 maart 2007. EP 744 telt 13 conclusies. Tegen de verlening van EP 744 is (door een derde) oppositie ingesteld. Bij beslissing van de oppositiedivisie van het EOB van 23 maart 2016 is EP 744 in gewijzigde vorm in stand gehouden. Tegen die beslissing is geen beroep ingesteld.
3.8. EP 537 is verleend op 30 oktober 2013 op een aanvrage van 3 september 2010, met een beroep op de prioriteitsdocumenten KR 20100005758 (prioriteitsdatum 21 oktober 2010), KR 20100006500 (prioriteitsdatum 25 oktober 2010) en KR 201000070473 (prioriteitsdatum 21 juli 2010). EP 537 telt 14 conclusies. Tegen de verlening van EP 537 is bij het EOB oppositie ingesteld door Digital Revolution. De Oppositie Afdeling van het EOB heeft de oppositie bij beslissing van 11 juli 2016 verworpen.
3.9. In 2013 heeft Samsung een kort geding procedure en twee bodemprocedures aanhangig gemaakt tegen PrintAbout, Digital Revolution en Maxperian. In die procedure riep Samsung EP 744, EP 537, GM 551 en GM 687 in en stelde dat PrintAbout, Digital Revolution en Maxperian inbreuk op die octrooi- en modelrechten maakten door bepaalde tonercartridges te verhandelen die konden worden gebruikt voor de CLP-printers,
ML-printers en SCX-printers van Samsung. Hiertegenover stelden PrintAbout, Digital Revolution en Maxperian zich – onder meer – op het standpunt dat door de Samsung ingeroepen octrooi- en modelrechten (om meerdere redenen) niet geldig zijn en dat zij geen inbreuk maakten op die rechten.
3.10. Bij afzonderlijke vonnissen van 9 januari 2014 [5] heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, voor zover hier van belang, geoordeeld:
- dat het spoedeisend belang van Samsung bij de gevorderde maatregelen, voor zover deze betrekking hebben op de gestelde inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten, is komen te vervallen;
- dat voorshands moet worden aangenomen dat de conclusies 1, 2 en 12 van EP 744 niet nieuw zijn (in het licht van het Amerikaanse octrooi US 5,246,493) en dat de door PrintAbout, Digital Revolution en Maxperian verhandelde cartridges niet onder de beschermingsomvang van de conclusies 3 tot en met 11 van dat octrooi vallen (en er dus geen inbreuk werd gemaakt);
- dat voorshands moet worden aangenomen dat EP 537 geldig is (want nawerkbaar en nieuw en inventief in het licht van verschillende andere octrooien, octrooiaanvragen en algemene vakkennis) en dat PrintAbout, Digital Revolution en Maxperian inbreuk hebben gemaakt/maken op dat octrooi.
3.11. In juli 2014 hebben Samsung en PrintAbout een ‘Settlement Agreement’ gesloten waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen (Samsung en PrintAbout worden aangeduid als ‘Party’ of gezamenlijk als ‘Parties’):

BACKGROUND:
(A) Samsung is the registered holder of intellectual property rights relating to toner cartridges
for laser printers, including but not limited to the European patents with numbers EP
1.975.744, EP 2.357.537, EP 2.325.701, EP 2.256.559 and EP 2.037.327, which are
validated and in force in
(inter alia)The Netherlands, and the Registered Community
Designs with numbers 853551-0001 and 1200687-0001 ("
Intellectual Property");
(B) On 26 November 2013 Samsung sued PrintAbout in interim relief proceedings
(docket no.KG ZA 13/1342)and on 14 and 15 November 2013 in two main proceedings
(docket no's
13/1412 and 13/1413)for (inter alia) infringement of Samsung’s Intellectual Property by
PrintAbouts’s offering for sale of several types of private label toner cartridges compatible
with various Samsung printer models.
(C) In the interim relief proceedings mentioned under sub B, a decision was handed down on
9 January 2014. On 5 February 2014 Samsung appealed the said decision (appeal case no. 200.141.989).
(D) Parties now wish to enter into this settlement agreement (the "
Agreement") in order to settle the dispute and terminate all court proceedings set forth herein above.
HAVE AGREED AS FOLLOWS:

1.Cease-and-Desist

1.1
With immediate effect, PrintAbout will (exclusively) cease and desist from importing, holding in stock, offering for sale and selling any and all non-Samsung new built toner (generic) cartridges which are compatible with Samsung printers as listed on
Schedule 1.
PrintAbout shall pay a penalty sum of € 1,000 (in words: one thousand Euro) to Samsung
for each infringement or non-compliance with this Clause 1.1, and € 1,000 (in words: one
thousand Euro) for each day (including a part of the day) the infringement or noncompliance
endures, with a maximum of € 100,000 (in words: one hundred thousand Euro).
(…)

2.Damage compensation

PrintAbout shall pay a symbolic compensation of net € 10,000 (in words: ten thousand
euro) to Samsung which shall be due and payable by PrintAbout to Samsung within 14 (in
words: fourteen) calendar days after the execution of this Agreement. PrintAbout shall
transfer the amount to the trust account of Simmons & Simmons LLP.
(…)

4.4. Withdrawal of all pending proceedings and Discharge

4.1
After execution of this Agreement and receipt of the amount specified under Clause 2
herein above, Samsung and PrintAbout shall jointly request the District Court of The Hague and the Court of Appeal of The Hague to remove all proceedings set forth herein above from the respective cause lists
(doorhaling).
4.2
Through execution of this Agreement, the Parties hereto grant each other an irrevocable and unconditional final discharge in relation with the dispute and pending proceedings set out in the recitals above.
(…)

6.No dissolution

The Parties expressly waive the right to dissolve this Agreement in accordance with article
6:265 Dutch Civil Code.
(…)

8.Governing law and competent court

Dutch law is applicable to this agreement. Each dispute between Samsung and PrintAbout
that will derive from or is related to this agreement shall exclusively be submitted to the
District Court of The Hague, The Netherlands (or in the case of a preliminary injunction, to
the judge presiding over interlocutory proceedings).’
3.12.
De in de Settlement Agreement genoemde en aan die overeenkomst gehechte
Schedule 1 bevat een vier pagina’s lange lijst met type-aanduidingen van tonercartridges.
3.13.
Digital Revolution en Maxperian zijn ieder voor zich in hoger beroep gekomen van
het hiervoor genoemde vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9
januari 2014, voor zover daarin een oordeel is gegeven over (de geldigheid van en de
inbreuk op) EP 537. Samsung heeft incidenteel appel ingesteld. Bij arrest van 27 mei 2014 [6]
heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank
bekrachtigd. Tegen het arrest is geen cassatie ingesteld.
3.14.
In de bodemprocedure die Samsung in 2013 (in vervolg op de hiervoor genoemde
kort geding procedures) tegen Digital Revolution en Maxperian aanspande, heeft deze
rechtbank op 30 november 2016 (één) vonnis gewezen. [7] De rechtbank heeft in dat vonnis,
voor zover hier van belang, geoordeeld dat (de conclusies van) EP 744 en EP 537 geldig
zijn (want, kort gezegd, nawerkbaar, niet bevattend toegevoegde materie, industrieel
toepasbaar en nieuw en inventief in het licht van andere verleende octrooien en
octrooiaanvragen) en GM 551 en GM 687 evenzeer en dat Digital Revolution en Maxperian inbreuk maken op die octrooi- en modelrechten.
3.15.
Op 21 april 2020 heeft het gerechtshof Den Haag in het hoger beroep dat Digital Revolution en Maxperian tegen het vonnis van deze rechtbank van 30 november 2016 instelden, arrest gewezen. [8] Ten aanzien van EP 537 oordeelde het gerechtshof, net als de rechtbank, dat dit octrooi geldig is en dat Digital Revolution en Maxperian daarop inbreuk maken. Ten aanzien van de geldigheid van EP 744 overwoog het gerechtshof, voor zover hier van belang, als volgt:

Inventiviteit
4.3.1
De uitvinding volgens EP 744 heeft betrekking op een tonercartridge met een tonerbehuizing en een afvaltonerbehuizing waartussen voldoende ruimte bestaat om een laserstraal het fotogevoelig medium te laten beschrijven. Om te voorkomen dat de behuizing van de afvaltonerbehuizing vervormt door hitte en druk, strekt zich in de inwendige ruimte tussen de onderste en bovenste behuizing ten minste één draageenheid uit, die een aantal specifiek gepositioneerde dragers omvat, bestaande uit een draaguitsteeksel en uitsteekselopnemer die complementair op de overliggende oppervlakken van de bovenste en onderste behuizing zijn aangebracht.
4.3.2
DR c.s. heeft de inventiviteit van EP 744 bestreden, uitgaande van de CLP-600 cartridge zoals deze door Samsung op de markt is gebracht (hierna: CLP-600). Deze is niet door de OD in zijn beoordeling betrokken. Samsung heeft niet bestreden dat zij cartridges op de markt heeft gebracht met dit typenummer. Evenmin heeft zij, gelet ook op de ter zitting getoonde cartridges met daarop aangebracht de merknaam Samsung en het CLP-600 typenummer, gemotiveerd bestreden dat die eruit zagen zoals door DR c.s. afgebeeld en getoond. Zij heeft slechts bestreden dat deze cartridge op de prioriteitsdatum tot de stand van de techniek behoorde. Dat verweer wordt verworpen. DR c.s. heeft een factuur gedateerd 10 maart 2006 overgelegd waarop vier CLP600 cartridges (in verschillende kleuren, waarbij K staat voor zwarte toner) zijn vermeld, met daar achter de vermelding “(origineel)”. DR c.s. heeft een dergelijke cartridge voorts ter zitting getoond. Daarop is een ‘productidentificatie’ aangebracht met een raster met daarin de aanduiding ‘05’ tot en met ‘09’ (die kennelijk staan voor de jaartallen 2005 tot en met 2009) onder elkaar in de linker kolom en de cijfers 1 tot en met 12 naast elkaar in de bovenste kolom (die kennelijk staan voor de maanden van het jaar). Nu ‘05’ als eerste jaartal is genoemd kan met DR c.s. aangenomen worden dat de desbetreffende cartridge in elk geval voor de prioriteitsdatum (27 maart 2007) op de markt is gebracht. Samsung heeft daar alleen tegenovergesteld dat de getoonde cartridge niet is te relateren aan de factuur. Het hof acht dat evenwel in het licht van hetgeen DR c.s. heeft aangevoerd onvoldoende, in het bijzonder omdat Samsung niet heeft bestreden dát zij een cartridge onder het typenummer CLP-K600 op de markt heeft gebracht en evenmin (voldoende gemotiveerd) dat die er uitzag zoals de door DR c.s. afgebeelde en getoonde cartridge. Zij heeft alleen aangevoerd dat zij niet is staat geweest het door DR c.s. aangebrachte bewijs omtrent de datum waarop die op de markt is gebracht te verifiëren. Aangezien zij echter bij uitstek degene is die over de relevante informatie (in het bijzonder de datum van marktintroductie) had kunnen beschikken, moet dit voor haar rekening en risico blijven.
4.3.3
Ook het standpunt van Samsung dat de CLP-600 niet als meest nabije stand van de techniek zou kunnen worden aangemerkt, wordt verworpen. Deze cartridge heeft immers hetzelfde doel, heeft dezelfde relevante structurele kenmerken als de door EP 744 onder bescherming gestelde cartridge en kent ook hetzelfde probleem als dat waarvoor EP 744 een oplossing biedt. Onweersproken is immers dat de constructie van de CLP-600 dezelfde is, in die zin dat de laserbundel tussen de tonerbehuizing en de onderste behuizing van de afvaltonerbehuizing door gaat. Ook daar doet zich derhalve het probleem voor dat door warmte en druk vervorming van – met name de onderste behuizing van – de afvaltonerhouder kan optreden, met de diverse in EP 744 beschreven nadelige gevolgen.
4.3.4
DR c.s. heeft aan de hand van de duidelijke afbeeldingen gemotiveerd uiteengezet en ter zitting getoond dat de CLP-600 deelkenmerken 1 tot en met 1.10 openbaart. Samsung heeft bestreden dat in de CLP-600 steuneenheden in de zin van EP 744 zijn opgenomen, maar bij gebreke van enige toelichting waarom de uitsteeksels die aan de behuizing van de afvaltonerbehuizing zijn aangebracht niet als zodanig zouden kunnen worden aangemerkt, wordt dat ongemotiveerde verweer gepasseerd. Voor zover Samsung heeft bedoeld aan te voeren dat aan deelkenmerk 1.7 niet is voldaan, omdat de in de CLP-600 cartridge aan de behuizing van de afvaltonerbehuizing aangebrachte uitsteeksels niet met de tegenover gelegen behuizing daarvan zouden zijn verbonden, verwijst het hof naar en neemt het over hetgeen de rechtbank daarover in r.o. 4.45 – 4.48 van het bestreden vonnis heeft overwogen, leidend tot de slotsom dat er geen aanleiding is conclusie 1 zo beperkt uit te leggen dat de steuneenheid noodzakelijk met beide behuizingen van de afvaltonerbehuizing verbonden moet zijn en dat aan het deelkenmerk dat de “draageenheid zich in de inwendige ruimte en tussen de bovenste behuizing en de onderste behuizing uitstrekt” is voldaan indien de steuneenheid in aanraking is met de tegenover gelegen behuizing. Dat bij de CLP-600 de steuneenheid in aanraking is met de tegenover gelegen behuizing heeft Samsung niet gemotiveerd bestreden, zodat aangenomen moet worden dat aan deelkenmerk 1.7 is voldaan. Uit de afbeeldingen van de CLP-600 cartridge en de getoonde cartridge blijkt dat er meerdere dragers zijn (deelkenmerk 1.8) en dat deze zijn aangebracht op een positie dichterbij dan een afstand 1/2L zoals bedoeld in deelkenmerk 1.9.
4.3.5
Dat deelkenmerken 1.1 tot en met 1.6 en 1.10 in de CLP-600 worden geopenbaard, is niet bestreden. Niet ter discussie is ook dat deelkenmerk 1.11 in de CLP-600 cartridge niet wordt geopenbaard, omdat de dragers wel een draaguitsteeksel, maar niet een uitsteekselopnemer omvatten, die complementair aan het draaguitsteeksel op het overliggende oppervlak van de behuizing is aangebracht.
4.3.6
Er bestaat geen verschil van mening dat het effect van deelkenmerk 1.11 is dat deformatie van zowel de bovenste als onderste behuizing van de afvaltonerbehuizing, zowel in expansieve als compressieve richting wordt verminderd. Het daaruit volgende objectieve technische probleem is daarmee te formuleren als het voorkomen van deformatie van de gehele afvaltonerbehuizing van een tonercartridge. De vraag die ter beoordeling voorligt is of de gemiddelde vakman die zich voor dat probleem gesteld ziet, uitgaande van de CLP-600 cartridge, op de prioriteitsdatum zonder inventieve denkarbeid tot de cartridge volgens conclusie 1 van EP 744 zou zijn gekomen.
4.3.7
Samsung heeft betoogd dat ook voor de beoordeling van de inventiviteit van EP 744 uitgegaan moet worden van de gemiddelde vakman bestaande uit een team van een werktuigbouwkundig en elektrotechnisch ingenieur met enige jaren ervaring op de onderzoeksafdeling van een laserprinterfabrikant. DR c.s. heeft dat niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
4.3.8
Naar het oordeel van het hof moet het geacht worden tot de algemene vakkennis van een werktuigbouwkundig ingenieur te behoren, dat ter voorkoming van expansieve deformatie – het naar onderen uitzakken van de onderste behuizing van de afvaltonerhouder – de reeds aanwezige draageenheden die zich tussen de onderste en bovenste behuizing uitstrekken, met beide oppervlakken dienen te zijn verbonden, zodat deze behuizingen niet alleen niet naar elkaar toe kunnen bewegen, maar ook niet meer van elkaar af. Er zijn geen specifieke technische voordelen geopenbaard die zouden zijn verbonden aan het verbinden van de reeds aanwezige draaguitsteeksels aan de tegenovergelegen behuizing specifiek door het opnemen daarvan in uitsteekselopnemers die complementair aan de tegenovergelegen behuizing zijn aangebracht. Daarmee is deze specifieke maatregel een triviale keuze uit verschillende alternatieve mogelijkheden voor het tot stand brengen van die verbinding, die allemaal geacht moeten worden tot de algemene kennis van een werktuigbouwkundig ingenieur te behoren. In de keuze daarvoor kan geen inventiviteit zijn gelegen. De inventiviteitsaanval op conclusie 1 slaagt.
4.3.9
Samsung heeft zich tegen de inventiviteitsaanvallen op de onderconclusies verweerd door te stellen dat DR c.s. zich schuldig zou maken aan een
partial problemsbenadering, door de inventiviteit van ieder van de door de onderconclusies toegevoegde maatregelen afzonderlijk te beoordelen. Daarbij verliest Samsung uit het oog dat die benadering alleen niet is toegelaten indien en voor zover daadwerkelijk sprake is van een combinatie-uitvinding. Daarvoor is vereist dat met de verschillende maatregelen van een conclusie een gecombineerd synergetisch effect wordt bereikt. Indien de verschillende maatregelen enkel zijn samengevoegd, zonder dat sprake is van een gecombineerd effect dat boven de optelsom van de individuele effecten van de afzonderlijke maatregelen uitstijgt, is geen sprake van een combinatie-uitvinding en dient de inventiviteit van de verschillende maatregelen afzonderlijk te worden beoordeeld.
4.3.10
De door de onderconclusies toegevoegde maatregelen zien op de plaatsing van de dragers op de respectievelijke onderste en bovenste behuizing (conclusies 2, 6), de specifieke vormgeving van de draageenheid als zodanig (conclusies 3-5, 7, 8) en positionering van de tonerbehuizing ten opzichte van de afvaltonerbehuizing (conclusie 9). DR c.s. heeft aangevoerd dat niet is in te zien – en Samsung heeft daarop (met uitzondering van conclusie 6, zie daaromtrent r.o. 4.3.11) niet onderbouwd – dat deze maatregelen bijdragen aan de verbeterde structuur van de afvaltonerbehuizing ter voorkoming van deformatie van de hele afvaltonerbehuizing, die wordt bereikt met de in conclusie 1 geclaimde maatregelen. Aldus kunnen de onderconclusies niet als een combinatie-uitvinding worden beschouwd en dient de inventiviteit van de additionele maatregelen die in die onderconclusies onder bescherming zijn gesteld, afzonderlijk te worden beoordeeld.
4.3.11
Ten aanzien van conclusie 6 heeft Samsung wel aangevoerd dat de plaatsing van de dragers gelijkmatig op afstand langs een lijn in linker, midden en rechter posities, bijdraagt aan de geclaimde verbeterde structuur van de afvaltonerbehuizing. DR c.s. heeft er echter terecht op gewezen dat deze maatregel reeds in de CLP-600 cartridge was geopenbaard. Samsung heeft dat slechts bestreden door betwisting dat deze cartridge dragers in de zin van deelkenmerk 1.7 openbaart. Nu dat standpunt hiervoor reeds is verworpen, is van de juistheid van de verder niet bestreden stelling van DR c.s. uit te gaan, zodat in de door conclusie 6 toegevoegde maatregel evenmin inventiviteit kan zijn gelegen.
4.3.12
DR c.s. heeft de inventiviteit van de afzonderlijke, door de conclusies 2 tot en met 5 en 9 toegevoegde, maatregelen gemotiveerd bestreden. Samsung heeft de inventiviteit daarvan niet verdedigd. Daar komt bij dat het door conclusie 3 onder bescherming gestelde kruisvormige insteekdeel, als ook de maatregel van conclusie 9 dat de tonerbehuizing onder de afvaltonerbehuizing is aangebracht, reeds in de CLP-600 cartridge was geopenbaard, zodat die maatregelen al daarom inventiviteit ontberen.
4.3.13
Ten aanzien van conclusies 7 en 8 heeft DR c.s. onweersproken gesteld dat de CLP-600 is voorzien van draagribben met een schuin oppervlak. Deze draagribben strekken zich niet uit vanaf de draaguitsteeksels. Samsung heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door DR c.s. nagelaten te onderbouwen – en het hof ziet ook niet in – waarom in de enkele positionering van deze draagribben ter hoogte van de steunuitsteeksels, inventiviteit zou zijn gelegen, zodat die maatregel als triviaal moet worden aangemerkt. Ook daaraan kan daarom geen inventiviteit worden toegedicht.
4.3.14
Samsung heeft ten slotte na de gemotiveerde inventiviteitsaanval van DR c.s. de geldigheid van conclusie 10 alleen verdedigd met verwijzing naar de gestelde inventiviteit van conclusies 1 tot en met 9. Nu dat standpunt, zoals volgt uit het voorgaande, geen stand kan houden, kan ook die conclusie bij gebrek aan inventiviteit niet in stand blijven.
Slotsom EP 744
4.3.15
De slotsom luidt dat alle conclusies van EP 744 dienen te worden vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit.’
3.16.
De Gemeenschapsmodellen van Samsung achtte het gerechtshof in het arrest van 21 april 2020 nietig op de grond dat alle uiterlijke kenmerken van die modellen uitsluitend technisch zijn bepaald.
3.17.
De CLP-600 cartridge van Samsung die een rol speelde in het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020, speelde geen rol in de procedures over EP 744 die aan dat arrest voorafgingen.
3.18.
Bij arrest van 23 december 2022 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep dat Digital Revolution en Maxperian instelden tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020 en het incidenteel cassatieberoep dat Samsung daartegen instelde, verworpen. [9]
3.19.
In een door Samsung tegen Yorcom, Maxperian en Digital Revolution aanhangig gemaakte bodemprocedure, waarin Samsung zich beriep op EP 327, EEP 559 en EP 701 en stelde dat Yorcom, Maxperian en Digital Revolution inbreuk op die octrooien maakten en Yorcom, Maxperian en Digital Revolution zich onder meer verweerden met het betoog dat de betreffende octrooien niet geldig zijn, heeft deze rechtbank op 17 oktober 2018 vonnis gewezen. [10] De rechtbank overwoog, voor zover hier van belang, als volgt:
‘Inventiviteit EP 327
4.9
Yorcom c.s. bestrijdt vanuit verschillende invalshoeken de geldigheid van het octrooi, onder meer met een inventiviteitsaanval. Naar het oordeel van de rechtbank treft deze aanval doel, zodat EP 327 in de vorm waarin het in stand is gehouden op deze grond dient te worden vernietigd. Dit zal hierna worden toegelicht aan de hand van de zogeheten
problem-and-solution-approach.
De vakman en het relevante vakgebied
4.1
Nu partijen daarover verder niets naar voren hebben gebracht, gaat de rechtbank bij de persoon van de gemiddelde vakman uit van een ervaren werknemer met een afgeronde universitaire technische opleiding (ingenieur), die werkzaam is bij een fabrikant van laserprinters en die zich daar bezighoudt met het ontwerpen, ontwikkelen en verbeteren van laserprinters en de bijbehorende cartridges.
4.11
Mede tegen deze achtergrond verwerpt de rechtbank voor wat betreft het relevante vakgebied het door Samsung ontwikkelde betoog dat uitsluitend gekeken dient te worden naar de technologie rond de developing cartridges (cartridges zonder photoconductive medium) en niet (ook) die rond process cartridges (cartridges met photoconductive medium). Het procedé van het laserprinten is immers in beide gevallen hetzelfde, waarbij het gebruik van het ene of andere type in de eerste plaats afhangt van de keuze voor de plaats van het photoconductive medium (fotogeleidend medium): in de printer of in de cartridge. Nu bovendien niet is gesteld of gebleken dat aan één van beide types bijzondere voor- of nadelen zijn verbonden, moet het er voor worden gehouden dat het gaat om gelijkwaardige alternatieven. Het mag zo zijn dat beide type cartridges op onderdelen verschillende eisen stellen en specifieke problemen kennen, maar dit laat onverlet dat meerdere problemen die in het octrooi worden benoemd, voor beide type cartridges gelden.
4.12
Dat geldt in de eerste plaats voor het gevaar van beschadiging van de memory unit bij het inbrengen van de cartridge en het gevaar van beschadiging van de memory unit door de hitte die wordt gegenereerd door de fixing device. Dat deze problemen evenzeer gelden voor een process cartridge ligt voor de hand en dat dit anders zou zijn, is ook niet gesteld. Het geldt bovendien ook voor het probleem dat trillingen veroorzaakt door de driving force reception unit een bedreiging kunnen vormen voor een stabiele verbinding tussen de memory unit en de printer, nu uit de door Samsung zelf overgelegde meetgegevens blijkt dat deze trillingen zich in beide typen cartridges voordoen. Dat tonerdeeltjes zich bij een developing cartridge gemakkelijker zouden kunnen verspreiden door de printer (en over de elektrische contacten) dan bij een process cartridge, zoals Samsung stelt, betekent niet dat dit zich niet bij die laatste cartridges voordoet. Ook in de behuizing van een process cartridge zitten immers openingen waaruit tonerdeeltjes kunnen ontsnappen.
4.13
De rechtbank merkt bij dit alles voorts nog op dat het octrooi het door Samsung bepleite strikte onderscheid ook niet maakt, nu het onder [0011] van de beschrijving expliciet afbakent van US-A-2005/0789978 betreffende een process cartridge. Onder [0012] van de beschrijving van het octrooi lijkt de terminologie zelfs te zijn verwisseld, zoals Yorcom c.s. terecht opmerkt, omdat de daar bedoelde Japanse cartridge een photoconductive medium bevat (volgens de systematiek van Samsung is dat dus een process cartridge), terwijl deze in die paragraaf van het octrooi evenwel met developing cartridge wordt aangeduid.
4.14
Dat zich, zoals Samsung in dit verband ook heeft aangevoerd, als gevolg van het feit dat het photoconductive medium nooit volledig rond is, bij developing cartridges nog een afzonderlijk vibratieprobleem zou voordoen, noopt niet tot een ander oordeel. Dit vibratieprobleem (dat volgens Samsung wordt veroorzaakt doordat, kort gezegd, de developing roller door middel van zogeheten ‘gap rings’ op een vaste afstand van het photoconductive medium wordt gehouden, waardoor deze roller de onregelmatigheden van het photoconductive medium volgt en de cartridge bijgevolg in de lengterichting heen en weer beweegt) wordt nergens in het octrooi beschreven. Er zijn (dan) ook geen maatregelen in de conclusies te ontwaren die dit probleem adresseren. Bovendien volgt uit de eigen stellingen van Samsung dat het ‘onrondheidsprobleem’ van het photoconductive medium zich evenzeer voordoet bij process cartridges, zij het dat het probleem daar wordt ondervangen door een aantal maatregelen in de cartridge. Anders dan Samsung meent, onderstreept dit eerder nogmaals dat process cartridges en developing cartridges niet als twee strikt te scheiden vakgebieden vallen aan te merken.
4.15
Gelet op dit alles staat weliswaar vast dat verschillen bestaan tussen een developing cartridge en een process cartridge, maar dat neemt niet weg dat zij beide tot hetzelfde relevante vakgebied behoren. Het door Samsung eerst bij pleidooi gedane bewijsaanbod van het onderscheid tussen beide type cartridges wordt dan ook als niet ter zake dienend gepasseerd.
Reële stand van de techniek
4.16
Bij het bepalen van de stand van de techniek gaat de rechtbank uit van 29 februari 2008, zijnde de tweede prioriteitsdatum van EP 327. In navolging van Yorcom c.s. is ook Samsung in haar processtukken consequent van deze datum uitgegaan. Dat zij dit slechts heeft gedaan “ter stroomlijning van het debat” en “ter vergemakkelijking van de discussie” doet daaraan niet af.
4.17
Uitgaande van deze prioriteitsdatum en het hiervoor omschreven relevante vakgebied heeft Yorcom c.s. primair aangevoerd dat de hieronder afgebeelde (process)cartridge van Samsung voor de Samsung-printers ML-1630 en ML-1631 moet worden aangemerkt als de meest nabije stand van de techniek, waarbij niet in geschil is (Samsung spreekt in de stukken (ook) over de ML-1630/1631-cartridge) dat de cartridge voor de ML-1630 printer dezelfde is als de cartridge voor de ML-1631 printer:
[hierna volgen enkele afbeeldingen, toevoeging rechtbank]
4.18
Yorcom c.s. heeft gemotiveerd en met producties onderbouwd aangevoerd dat deze cartridge al voor 29 februari 2008 op de markt was en dus reeds openbaar was gemaakt. Daarbij heeft zij in het bijzonder gewezen op twee aankondigingen op (de nieuwspagina’s van) de Duitse websites www.chip.de en www.TecChannel.de en de als productie 39 overgelegde factuur van 123inkt.nl. Op deze Duitse websites wordt op 30 augustus 2007 respectievelijk 4 september 2007 aangekondigd dat de laserprinter ML-1630 medio september 2007 op de markt zal verschijnen. De overgelegde factuur van 123inkt.nl ziet vervolgens op een met die aankondigingen te rijmen levering op 20 december 2007 van een (originele) cartridge van het type ML-1630. Samsung heeft weliswaar vraagtekens geplaatst bij de authenticiteit van deze factuur, maar dat heeft zij slechts gedaan door te wijzen op de aanmaakdatum van het digitale bestand (2 maart 2015) van productie 39 van Yorcom c.s. zoals dat aan de rechtbank is overgelegd. Die datum zegt op zichzelf niets over de authenticiteit van de factuur, maar ziet op de datum waarop de factuur ten behoeve van dit dossier tot een digitaal (pdf-)bestand is gemaakt. De datum 2 maart 2015 strookt ook met de roldatum van de akte van Yorcom c.s. waarbij die factuur aan de rechtbank is overgelegd (18 maart 2015). De stelling van Samsung dat de factuur als niet-authentiek buiten beschouwing dient te worden gelaten, wordt dan ook gepasseerd.
4.19
Samsung heeft tegen voornoemde aankondigingen en daarop volgende factuur verder niet meer ingebracht dan dat dit alles “niets bewijst”, zonder daarbij aan te geven wanneer de printers van het type ML-1630/1631 (met cartridges) dan wel voor het eerst op de markt zouden zijn verschenen. Gelet op hetgeen Yorcom c.s. ter onderbouwing van haar stelling heeft overgelegd, had dit zonder meer op haar weg gelegen. De bij pleidooi gegeven verklaring dat Samsung deze informatie niet meer kan achterhalen omdat het, kort gezegd, “te lang geleden is”, is in dit verband niet steekhoudend, temeer nu Samsung omtrent diverse andere punten wel over gedetailleerde informatie blijkt te kunnen beschikken. Bij die stand van zaken moet de conclusie dan ook zijn dat Samsung het betoog van Yorcom c.s. omtrent de eerste openbaarmaking van de ML-1630/1631 cartridge onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Er dient daarom vanuit te worden gegaan dat deze inderdaad vanaf medio september 2007 op de markt beschikbaar was. Tot die conclusie kwam overigens ook de Oppositie Afdeling van het EOB in haar beslissing van 28 juni 2017 (zie r.o. 2.8 van dit vonnis, r.o. 8.4-8.4.8 van die uitspraak).
4.2
Voor zover Samsung aanvoert dat de bij de ML-1630 en ML-1631 printers behorende cartridge niet als uitgangspunt kan dienen omdat het niet de meest nabije stand van de techniek is, kan dit haar niet baten. Het is immers vaste rechtspraak dat een geoctrooieerde uitvinding inventief moet zijn ten opzichte van ieder reëel uitgangspunt [hierna volgt een verwijzing naar een voetnoot, toevoeging rechtbank]. Zoals blijkt uit het voorgaande maakt de omstandigheid dat deze cartridges geen developing cartridges zijn maar process cartridges (de groene rol van het photoconductive medium op de plaatjes is zichtbaar binnen de cartridgebehuizing) niet dat deze cartridges geen reëel uitgangspunt kunnen vormen. In dit opzicht oordeelt de rechtbank anders dan de Oppositie Afdeling van het EOB (zie r.o. 2.8), omdat die alle openbaarmakingen van process cartridges (waaronder derhalve ML-1630 en ML-1631) voor inventiviteit ter zijde heeft geschoven reeds omdat die cartridges geen ‘most promising starting point’ vormen (r.o. 12.2.1- 12.2.8 van die uitspraak), terwijl de rechtbank ze niettemin als een reëel uitgangspunt beschouwt.
Inventiviteit conclusie 1 EP 327
4.21
Tussen partijen is niet in geschil dat de cartridges van het type ML-1630/1631 vele kenmerken bezitten van de cartridge waarvan in conclusie 1 van EP 327 het gebruik wordt geclaimd, waaronder de positionering van de aandrijfkrachtopname-eenheid, de vermogensopname-eenheid en de geheugeneenheid ten opzichte van elkaar. Ten opzichte van de ML-1630/1631-cartridge kent conclusie 1 van het octrooi daarmee de volgende set (van elkaar afhankelijke) verschilmaatregelen:
A. de plaats van het photoconductive medium (buiten de cartridge); en (daarmee)
B. de developing roller (niet achter de photoconductive medium maar) aan de voorzijde.
4.22
De onder A en B genoemde verschilmaatregelen hangen naar het oordeel van de rechtbank louter samen met de keuze voor het type printer waarin de cartridge wordt gebruikt, te weten een printer waarin het photoconductive medium is opgenomen (en niet in de cartridge zit). Zoals hiervoor reeds werd overwogen, zijn deze typen printers en de daarin te gebruiken cartridges alternatieven. Het betreft hier een keuze uit (slechts) twee gebruikelijke alternatieven. Samsung heeft in deze procedure bovendien niet aangevoerd dat aan de keuze voor het ene of het andere alternatief bijzondere technische voordelen zijn verbonden, terwijl dit in deze procedure ook niet anderszins is gebleken. Deze maatregelen hebben daarmee dan ook geen, althans geen relevant, technisch effect. Daarmee valt conclusie 1.
4.23
Op het voorgaande stuit ook af het betoog van Samsung dat door van de process cartridge een developing cartridge te maken, tonervervuiling en trillinghinder zullen toenemen (6.50 conclusie van dupliek in reconventie). Dat een en ander is immers inherent aan de (voor de hand liggende) keuze voor het ene of het andere alternatief die beide hun inherente voor- en nadelen hebben. Een vakman zal zich daardoor niet laten weerhouden.
Inventiviteit volgconclusies
4.24
Na de per volgconclusie onderbouwde stelling van Yorcom c.s. (bij conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie) dat ook de volgconclusies van EP 327 niet inventief zijn, heeft Samsung niet gemotiveerd welke maatregelen in de volgconclusies inventiviteit aan die conclusies zouden kunnen verlenen, behalve de in volgconclusies 5, 6 en 8
7voorgeschreven specifieke volgorde van de verschillende terminals van de geheugeneenheid. Het verschil in volgorde van de terminals van de geheugeneenheid van de cartridge volgens volgconclusies 5, 6 en 8 ten opzichte van die in de ML-1630/1631-cartridge bestaat hierin dat de voor de datacommunicatie tussen de geheugeneenheid en de printer belangrijkste terminal – de data transmission terminal – relatief nog verder verwijderd is van de aandrijfkrachtopname-eenheid (en dichter bij de vermogensopname-eenheid, conclusie 8). In de ML-1630/1631-cartridge is het aansluitelement voor gegevenscommunicatie immers het tweede element (zie de laatste afbeelding onder r.o. 4.17 “DATA”), terwijl datzelfde element in volgconclusies 5, 6 en 8 het eerste element (181a) is. Met Samsung zal worden aangenomen dat de trillingen bij de data transmission terminal daardoor verder verminderd zijn waardoor die verbinding stabieler is en fouten in de communicatie verder worden verminderd.
Het objectieve technische probleem voor volgconclusies 5, 6 en 8
4.25
Vervolgens dient, uitgaande van dit effect, het objectieve technische probleem te worden geformuleerd dat met de uitvinding volgens volgconclusies 5, 6 en 8 wordt opgelost. Daarbij geldt dat dit objectieve technische probleem zo dicht mogelijk dient aan te sluiten bij het probleem dat het octrooi zelf stelt te hebben opgelost en zo specifiek mogelijk dient te worden geformuleerd aan de hand van de vastgestelde verschilmaatregelen. De formulering mag daarbij evenwel geen pointer(s) naar de oplossing bevatten, maar anderzijds ook weer niet zo algemeen worden geformuleerd dat punten van overeenstemming met en aanwijzingen in de stand van de techniek worden genegeerd.
4.26
Met inachtneming van deze kaders dient het objectieve technische probleem te worden geformuleerd als: het verminderen van fouten in de communicatie tussen de geheugeneenheid en de printer als gevolg van trillingen, veroorzaakt door de aandrijfkrachtopname-eenheid. Anders dan Samsung wil, is het probleem niet te formuleren als enkel het verminderen van fouten in de communicatie, zonder derhalve de door de aandrijfkrachtopname-eenheid veroorzaakte trillingen te noemen. Het te formuleren objectieve probleem zou daarmee ongerechtvaardigd breed worden. De technische bijdrage van het octrooi ten opzichte van de ML-1630/1631-cartridge is immers enkel dat de communicatie wordt verbeterd door die trillinghinder verder terug te dringen. Bij de ML-1630/1631-cartridge is de geheugeneenheid met contacten namelijk al aan de linkerachterkant geplaatst, terwijl de aandrijfkrachtopname-eenheid aan de rechtervoorkant en de vermogenopname-eenheid linksvoor zit, steeds bezien vanuit de montagerichting. De geheugeneenheid is daarmee volgens Samsungs eigen gedachtegang al goeddeels trillingvrij opgesteld (conform conclusie 1 van EP ‘327). Het past dan niet om het probleem weer onnodig breed te formuleren.
Inventiviteit conclusies 5, 6 en 8
4.27
Aangenomen moet worden dat de hiervoor omschreven vakman die dat probleem (verder) wil oplossen, uitgaande van de ML-1630/1631-cartridge zonder inventieve denkarbeid zou (would, niet alleen could) zijn uitgekomen op de in conclusie 5, 6 en 8 van EP 327 geclaimde volgorde van de aansluitelementen op de geheugenunit. Anders dan Samsung betoogt, weet die vakman vanuit zijn algemene vakkennis dat, hoe verder een punt is verwijderd van de bron van de trilling, hoe minder trilling op dat punt zal optreden. De door Samsung in dit verband gegeven voorbeelden van de wijze waarop een trilling zich verplaatst door een stalen plaat gaan daarbij niet op, nu het bij een cartridge gaat om een rigide constructie van hard kunststof. De door Yorcom c.s. opgeworpen vraag of inderdaad significante demping van de trillingen optreedt omdat de cartridge van hard plastic is gemaakt, kan de rechtbank in dit licht laten rusten. Samsung heeft ook niet aangevoerd dat de plaatsing van de geheugeneenheid zover mogelijk van de aandrijfkrachtopname-eenheid een andere technische reden zou hebben. De stap naar een verdere verbetering door voor de datacommunicatie gebruik te maken van de terminal van de geheugeneenheid die ook weer het verst is gelegen van de aandrijfkrachtopname-eenheid ligt dan voor de hand. Op die wijze ligt die terminal dichter bij de vermogensopname-eenheid conform conclusie 8.
4.28
De conclusie is derhalve dat de conclusies 1 tot en met 9 van EP 327 zoals deze thans gelden (volgens het hoofdverzoek derhalve, zie r.o. 2.7) niet inventief en dus niet geldig zijn.
Hulpverzoeken
4.29
De door Samsung in haar akte van 8 juli 2015 ingediende hulpverzoeken voor conclusie 1 van EP 327 maken dat niet anders. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3
Inhoudelijk kunnen de voorgestelde beperkingen van EP 327 het octrooi niet redden, voor zover Samsung heeft nagelaten nader te motiveren in welk opzicht de voorgestelde wijzigingen dit inventief maken. Zij heeft dit nagelaten voor de wijzigingen volgens het in deze procedure ingediende eerste (door Samsung, nu zij in de oppositieprocedure al drie hulpverzoeken had ingediend, genoemde vierde) hulpverzoek, alsook voor alle wijzigingen volgens het in deze procedure ingediende tweede, derde en vierde (door Samsung genoemde vijfde, zesde en zevende) hulpverzoeken, met uitzondering van de conclusie-elementen A en B. Enkel ten aanzien van de conclusie-elementen A en B heeft Samsung een onderbouwing gegeven.
4.31
Deze conclusie-elementen A en B, luiden:
A. the image forming apparatus including a main body (10) and a main body cover (11) pivotably mounted to the main body to open and close the main body, the developing device being able to be mounted and separated with respect to the main body with the main body cover opened,
en
B. wherein the main body cover includes terminal contact points (13) and a pressing member (12), wherein, when the developing device is mounted to the main body and the main body cover (11) is in a closed state, the pressing member (12) elastically presses the rear end (101) of the developing device (100) with a predetermined elasticity and the terminal contact points (13) are electrically and elastically connected with the terminals of the memory unit (180).
4.32
Volgens Samsung ligt in deze elementen, in het bijzonder door het geclaimde gebruik van pressing members en elastische contactpunten, besloten dat het octrooi een “zwevende fixering” van de cartridge mogelijk maakt, waardoor het (tevens) een oplossing biedt voor de vibraties die kunnen ontstaan als gevolg van de al eerder genoemde ‘onrondheid’ van het fotogeleidend medium. De rechtbank gaat hier echter aan voorbij nu zoals gezegd noch in de oorspronkelijke aanvraag noch in het octrooi zelf met een woord wordt gerept over deze problematiek, terwijl ook niet is gesteld dat de vakman dit rechtstreeks en ondubbelzinnig uit het octrooi zou kunnen begrijpen.
4.33
Slotsom uit het voorgaande moet dan ook zijn dat EP 327 niet – ook niet in gewijzigde vorm – in stand kan blijven. Yorcom c.s. heeft daarmee geen belang meer bij beoordeling van haar bezwaar tegen de late indiening van de hulpverzoeken.
EP 559 en EP 701
4.34
Vast staat dat EP 559 en EP 701 afsplitsingen zijn van EP 327. Het verschil tussen de octrooien is dat EP 559 en EP 701, anders dan EP 327, zijn geformuleerd als inrichtingsoctrooien. Inhoudelijk beschrijven de octrooien evenwel dezelfde (type) cartridge(s), dezelfde problematiek en dezelfde oplossingen. Nu Samsung verder ook niet duidelijk heeft gemaakt wat deze octrooien meer of anders brengen ten opzichte van EP 327, moet de conclusie dan ook zijn dat deze eveneens inventiviteit ontberen en derhalve nietig zijn.
4.35
Ook hier geldt dat de door Samsung in deze procedure ingediende hulpverzoeken dit niet anders maken. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen hiervoor in r.o. 4.29 tot en met 4.32 werd overwogen ten aanzien van de voorgestelde beperkingen ten aanzien van EP 327.
Slotsom t.a.v. de octrooien
4.36
Slotsom uit al het voorgaande is dat de Nederlandse delen van EP 327, EP 559 en EP 701 dienen te worden vernietigd.’
3.20.
Samsung en de HP Printing hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Bij arrest van 25 februari 2020 heeft het gerechtshof Den Haag Samsung en HP Printing
niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep omdat zij geen grieven tegen het vonnis hebben voorgedragen. [11] Tegen dit arrest hebben Samsung en HP Printing geen cassatie ingesteld.
3.21.
In een op 12 februari 2018 gedateerde ‘Declaration for the purpose of NL ligitation’ waarin als ondertekenende partijen worden vermeld de rechtspersoon naar vreemd recht
S-Printing Solution Co., Ltd (gevestigd in Zuid-Korea, hierna: S-Printing), Samsung en
HP Inc., staat, voor zover hier van belang, het volgende:
3.22.
In november 2017 heeft Samsung haar aandelen in S-Printing overgedragen aan HP Inc. S-Printing is na naamswijziging HP Printing gaan heten.
3.23.
In een op oktober 2019 gedateerde ‘Confirmation of mandate’ waarin als ondertekenende partijen worden vermeld HP Printing en Samsung is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
3.24.
Bij e-mailbericht van 6 oktober 2021 heeft Samsung PrintAbout laten weten dat er geen (onthoudings)verplichtingen meer bestaan ten aanzien van de vernietigde Nederlandse delen van EP 327, EP 559 en EP 701 en dat de boeteclausule, wat de Nederlands delen van die octrooien betreft, niet meer geldt. Dit e-mailbericht volgde op vragen van de kant van PrintAbout over genoemde verplichtingen. Een dergelijk (e-mail)bericht heeft Samsung niet aan PrintAbout verstuurd nadat de Hoge Raad arrest wees op 23 december 2022 (en het doek ook voor het Nederlandse deel van EP 744 definitief viel).
3.25.
Na het e-mailbericht van Samsung van 6 oktober 2021 heeft PrintAbout de verhandeling van de tonercartridges die haar onder artikel 1.1 van de Settlement Agreement, voor zover dat artikel ziet op EP 327, EP 559 en EP 701, niet meer was toegestaan, hervat.
3.26.
In de beslissing van de TKB van 7 oktober 2021 (zie ook hiervoor onder 3.5) overwoog de TKB, voor zover hier van belang, als volgt: [12]
‘7.3 Prior use "Samsung" as closest prior art
Prior use "Samsung" was presented as a further closest prior art. This prior use, which was not questioned by the respondent, relates to an image forming apparatus using process cartridges instead of developing cartridges. However, the line of argumentation starting from prior use "Samsung" is not further considered, since its choice as the closest prior art is, as will be detailed in the following, inappropriate.
Process cartridge type printers and developing cartridge type printers are significantly different categories of printers which are incompatible with each other. A developing cartridge cannot be used in a process cartridge type printer and vice versa. Major constructional modifications of a printer and its
cartridges would be necessary to transform a process cartridge type cartridge and printer into a developing cartridge type cartridge and printer and vice versa. Therefore, the skilled person would not consider an image forming apparatus using process cartridges for arriving at the claimed subject-matter.’
De TKB overwoog verder dat als wordt uitgegaan van de Amerikaanse octrooi-aanvrage
US 6,898,402 B2 als ‘closest prior art’, de oplossing voor het technische probleem dat
EP 327 beschrijft, voor de gemiddelde vakpersoon niet voor de hand ligt als hij hetgeen in die octrooiaanvrage onder bescherming wordt gesteld, combineert met de ‘prior use Samsung’.
3.27.
Bij e-mailbericht van 13 oktober 2021 heeft PrintAbout Samsung gewezen op het vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2018, het arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 februari 2020 en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020 en Samsung voorts als volgt bericht:
3.28.
Na het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2022 heeft PrintAbout de verhandeling van cartridges die zij op grond van artikel 1.1 van de Settlement Agreement, voor zover dat artikel ziet op EP 744, had moeten staken, hervat.
4. Het geschil
4.1.
PrintAbout vordert – na wijzigingen van eis – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: [13] A. voor recht verklaart dat de Settlement Agreement tegenover Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, rechtsgeldig met terugwerkende kracht buitengerechtelijk is vernietigd, althans een zodanige verklaring voor recht uitspreekt als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
B. voor zover nodig of nog van belang, de Settlement Agreement tegenover Samsung en/HP c.s. met terugwerkende kracht vernietigt dan wel ontbindt, althans voor recht verklaart dat de onthoudingsverplichtingen van artikel 1 van de Settlement Agreement niet van toepassing zijn betreffende de Octrooien, althans een in goede justitie te bepalen wijze van vernietiging, ontbinding of buiten toepassing verklaring;
C. Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, veroordeelt de door PrintAbout betaalde schadevergoeding van € 10.000,-- aan PrintAbout, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2014, te betalen en bepaalt dat betaling daarvan dient te geschieden binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis respectievelijk binnen zeven zagen na betekening van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan daarover wettelijke rente verschuldigd zal worden ex artikel 6:119 BW [14] vanaf de dag van het te wijzen vonnis tot en met de dag der algehele voldoening, althans een in goede justitie uit te bepalen veroordeling;
D. voor recht verklaart dat Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, door het nalaten PrintAbout volgend op het 2018 Vonnis te informeren dat EP 701, EP 559 en EP 327 waren vernietigd en volgend op het 2020 Arrest te informeren dat EP 744 was vernietigd en GM 551 en GM 687 nietig waren verklaard, onrechtmatig heeft/hebben gehandeld en aansprakelijk is/zijn voor de daardoor door PrintAbout geleden schade en Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van die schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018 respectievelijk 21 april 2020, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
E. voor recht verklaart dat Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, onrechtmatig heeft/hebben gehandeld door het in het lichaam van de dagvaarding bedoelde verzwijgen van de daar bedoelde informatie inzake de relevante stand van de techniek voor de Octrooien bij zowel het verwerven van de Octrooien als het handhaven daarvan in de procedures en middels de Settlement Agreement en voor recht verklaart dat Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, aansprakelijk is/zijn voor de daardoor veroorzaakte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2014, en Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
F. Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van PrintAbout, zoals bedoeld in artikel 1019h Rv en zoals nader aangegeven in de loop van de procedure, inclusief nakosten, althans Samsung en/of HP c.s., ieder hoofdelijk, veroordeelt in de kosten van het geding, inclusief nakosten, en bepaalt dat betaling van alle bedoelde kosten dient te geschieden binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan daarover wettelijke rente verschuldigd zal worden ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van het te wijzen vonnis tot en met de dag der algehele voldoening, althans een in goede justitie te bepalen kostenveroordeling.
4.2.
Samsung en HP c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van PrintAbout in haar vorderingen dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van PrintAbout in de kosten van deze procedure, indien van toepassing op de voet van artikel 1019h Rv, alsmede in de gebruikelijke nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.3.
Op hetgeen PrintAbout aan haar vorderingen ten grondslag legt en het verweer van Samsung en HP c.s. wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De beoordeling
In de hoofdzaak
Bevoegdheid
5.1.
De rechtbank is internationaal en relatief bevoegd om van de vorderingen van PrintAbout, voor zover ingesteld tegen Samsung, kennis te nemen op grond van het bepaalde in artikel 25 lid 1 Brussel I-bis Vo. [15] PrintAbout en Samsung hebben in de Settlement Agreement immers een forumkeuzebeding opgenomen (artikel 8), waarin is bepaald dat alle geschillen die voortvloeien uit de Settlement Agreement worden voorgelegd aan de rechtbank Den Haag. De bevoegdheid van deze rechtbank is overigens niet bestreden.
5.2.
Ook de internationale en relatieve bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van PrintAbout, voor zover gericht tegen de partijen die zich aan de zijde van Samsung hebben gevoegd, te weten HP c.s., is niet bestreden. Die bevoegdheid kan daarom worden gegrond op het bepaalde in artikel 26 Brussel I-bis Vo.
Vooraf
5.3.
In deze zaak staat de vraag centraal of gevolgen moeten worden verbonden aan de aanvankelijke handhaving van octrooi- en modelrechten die nadien met terugwerkende kracht ongeldig zijn bevonden en zo ja, welke gevolgen dat zouden moeten zijn.
5.4.
Uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de rechtbank duidelijk geworden dat partijen met het sluiten van de Settlement Agreement een einde hebben willen maken aan de discussie over de door Samsung gestelde inbreuk door PrintAbout op de in de considerans van de Settlement Agreement onder (A) genoemde octrooien (EP 744, EP 537, EP 701, EP 559 en EP 327) en modelrechten van Samsung. Om die reden hebben partijen in de Settlement Agreement afgesproken dat PrintAbout (overigens zonder dat zij daarmee de door Samsung gestelde inbreuken heeft erkend) zich zou onthouden van de verhandeling van alle in Schedule I genoemde (door PrintAbout op dat moment verhandelde) cartridges.
5.5.
EP 537 is in de gerechtelijke procedures die hierover zijn gevoerd tot in laatste instantie geldig bevonden. Dit brengt in ieder geval mee dat de vorderingen van PrintAbout er niet toe kunnen leiden dat de Settlement Agreement volledig kan worden vernietigd, ontbonden of anderszins terzijde gesteld.
5.6.
PrintAbout heeft een veelheid aan vorderingen ingesteld met diverse grondslagen. Reeds op deze plaats overweegt de rechtbank dat PrintAbout geen belang heeft bij toewijzing van de vordering onder B, voor zover deze vordering ertoe strekt dat voor recht wordt verklaard dat de onthoudingsverplichtingen van artikel 1.1 van de Settlement Agreement niet van toepassing zijn voor zover het gaat om EP 327, EP 559, EP 701 en
EP 744. Samsung heeft immers reeds in oktober 2021 aan PrintAbout te kennen gegeven dat de verhandeling van een deel van de cartridges die op grond van de Settlement Agreement niet verkocht mochten worden door PrintAbout, hervat kon worden. Dit betreft de cartridges die volgens Samsung inbreuk maakten op EP 327, EP 559 en EP 701. Daarnaast heeft Samsung in deze procedure te kennen gegeven dat dit ook is toegestaan waar het gaat om de cartridges met de verhandeling waarvan volgens Samsung inbreuk werd gemaakt op
EP 744.
5.7.
De vorderingen die resteren en de daarbij ingeroepen grondslagen, zal de rechtbank hierna ieder afzonderlijk bespreken, te beginnen met de vorderingen die op de octrooien betrekking hebben, waarbij de rechtbank zal beginnen bij de vordering onder E.
5.8.
Bij de beoordeling van de vorderingen van PrintAbout neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de Settlement Agreement moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Partijen hebben ook niet anders betoogd.
5.9.
De rechtbank zal in het hiernavolgende spreken over “Samsung” en niet ook steeds HP c.s. noemen. De inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van PrintAbout ten aanzien van HP c.s. is niet anders dan die ten aanzien van Samsung. Zie over de rol van HP c.s. in deze procedure voorts onder 5.55.
Ten aanzien van de vernietigde Europese octrooien van Samsung
Heeft Samsung onrechtmatig gehandeld?
5.10.
Aan het gevorderde onder E legt PrintAbout ten grondslag dat Samsung onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Meer in het bijzonder stelt PrintAbout in dit verband dat Samsung bij het aangaan van de Settlement Agreement wist, dan wel diende te beseffen, dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond:
- dat EP 327, EP 559 en EP 701 zouden worden vernietigd wegens een gebrek aan inventiviteit ten opzichte van eigen cartridges van Samsung, namelijk de cartridges voor Samsung-printers ML-1630 en ML-1631 (hierna: de ML-1630-cartridge en de
ML-1631-cartridge);
- dat EP 744 zou worden vernietigd wegens een gebrek aan inventiviteit ten opzichte van een eigen cartridge van Samsung, namelijk de cartridge voor Samsung-printer CLP-600 (hierna: de CLP 600-cartridge),
en zij dit destijds (dus) heeft verzwegen.
Dit maakt, aldus PrintAbout, dat Samsung niet het recht had van haar te vergen zich te onthouden van de verhandeling van cartridges die volgens Samsung onder de beschermingsomvang van EP 327 en/of EP 559 en/of EP 701 en/of EP 744 vielen. Samsung is dus, aldus nog steeds PrintAbout, schadeplichtig jegens haar. PrintAbout verwijst in dit verband, voor wat betreft EP 744, naar het (in kracht van gewijsde gegane) arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020 en, voor wat betreft EP 327, EP 559 en EP 701 naar het (ook in kracht van gewijsde gegane) vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2018.
5.11.
De rechtbank stelt voorop dat juist is dat sprake is van onrechtmatig handelen van een octrooihouder als deze zich beroept op een octrooi dat geen stand houdt in een nietigheidsprocedure, als de octrooihouder wist dan wel diende te beseffen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat het octrooi dit lot ten deel zou vallen. De rechthebbende handelt dan immers tegen beter (hebben moeten) weten in, hetgeen onzorgvuldig is. Of hiervan sprake is, moet steeds beoordeeld worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. [16] Handhaving van een vooronderzocht octrooi (waarvan in deze zaak sprake is) is bijvoorbeeld minder snel onrechtmatig te achten dan wanneer sprake is van een niet-vooronderzocht octrooi. Voorts zal handhaving jegens afnemers van een concurrent eerder onrechtmatig zijn dan handhaving, zoals in het onderhavige geval, jegens de concurrent zelf [17] ; de directe concurrent van een octrooihouder kan immers zelf een afweging maken of de pretenties van de octrooihouder geldig zijn. Enige terughoudendheid bij het aannemen van onrechtmatigheid is op zijn plaats om de octrooihouder niet te ontmoedigen in de uitoefening van zijn rechten, hetgeen de prikkel om uitvindingen te doen, zou kunnen verminderen.
5.12.
De rechtbank benadrukt volledigheidshalve dat de hiervoor uiteengezette ‘Bakel/Stork-norm’ een andere is dan de risicoaansprakelijkheid die (in beginsel) bestaat voor diegene die, naar achteraf blijkt, ten onrechte door dreiging met executie van een kort geding vonnis zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven verbod te gedragen. [18] De rechtbank stelt verder voorop dat het feit dat in rechte wordt vastgesteld dat een geclaimde uitvinding voor de hand lag (en dus niet inventief wordt geacht), iets anders is dan de (rechterlijke) vaststelling dat de niet-inventiviteit voor de houder van het octrooi van meet af aan voor de hand lag (en deze zich dus zou hebben schuldig gemaakt aan handhaven tegen beter (behoren te) weten in).
5.13.
Voor EP 327, EP 559 en EP 701 is in de rechterlijke procedure die hierover is gevoerd, het doek voor het Nederlandse deel daarvan gevallen wegens een gebrek aan inventiviteit ten opzichte van eigen cartridges van Samsung, te weten de cartridges
ML-1630 en ML-1631.
5.14.
Uit het (in kracht van gewijsde gegane) vonnis van deze rechtbank 17 oktober 2018 volgt dat, anders dan PrintAbout lijkt te veronderstellen, de rechtbank het gebrek aan inventiviteit niet – laat staan uitsluitend – heeft gebaseerd op het vóór de prioriteitsdatum op de markt aanwezig zijn van genoemde Samsung-cartridges. De rechtbank kwam tot haar oordeel omtrent het gemis aan inventiviteit – en Samsung heeft hier ook terecht op
gewezen – na het doorlopen van verschillende stappen.
5.15.
Allereerst beantwoordde de rechtbank de vraag naar de technologie van welke typen cartridges moest worden gekeken. Volgens Yorcom, Maxperian en Digital Revolution moest dit de technologie rond zowel
developing cartridges(cartridges zonder fotogeleidend medium) als
process cartridges(cartridges met fotogeleidend medium) zijn, terwijl Samsung betoogde dat alleen
developing cartridgesin de beoordeling moesten worden betrokken. De rechtbank volgde Yorcom, Maxperian en Digital Revolution in hun betoog. Vervolgens lag de vraag ter beantwoording voor of de Samsung-cartridges ML-1630 en ML-1631, beide
process cartridges, al vóór de relevante prioriteitsdatum (29 februari 2008) op de markt waren, hetgeen Yorcom, Maxperian en Digital Revolution stelden en Samsung betwistte. De rechtbank oordeelde dat Samsung onvoldoende had ingebracht tegen de onderbouwing van Yorcom, Maxperian en Digital Revolution op dit punt. Hierna paste de rechtbank de zogenoemde
problem-and-solution-approachtoe op ieder van de conclusies van EP 327. Achtereenvolgens (i) bepaalde de rechtbank welke openbaarmaking uit de stand van de techniek beschouwd kan en mag worden als ‘de meest nabije stand van de techniek’, (ii) stelde de rechtbank ‘het objectieve technische probleem dat EP 327 beoogt op te lossen’ vast (aan de hand van een analyse van de verschillen tussen de meest nabije stand van de techniek en hetgeen in de verschillende conclusies van EP 327 is geclaimd) en (iii) beoordeelde de rechtbank tot slot of de door EP 327 geclaimde oplossing op grond van de meest nabije stand van de techniek en het objectieve technische probleem voor de gemiddelde vakpersoon voor de hand liggend is. Yorcom, Maxperian en Digital Revolution enerzijds en Samsung anderzijds namen ten aanzien hiervan ieder ook verschillende standpunten in. De rechtbank volgde Yorcom, Maxperian en Digital Revolution in hun betoog dat bij toepassing van de
problem-and-solution-approachEP 327 (zoals verleend) inventiviteit ontbeert. Tot slot moest de rechtbank nog beoordelen of het hulpverzoek dat Samsung inriep voor conclusie 1 van EP 327, dat octrooi kon redden. De rechtbank beantwoordde deze vraag ontkennend. Ten aanzien van EP 559 en EP 701 en de hulpverzoeken die Samsung ter zake die octrooien inriep, kwam de rechtbank tot eenzelfde conclusie als zij kwam ten aanzien van EP 327 (omdat ervan uit moest worden gegaan, nu dit tussen partijen geen punt van discussie was) dat deze octrooien dezelfde (type) cartridge(s), dezelfde problematiek en dezelfde oplossingen beschrijven).
5.16.
Gelet op de beoordeling die voorlag en de verschillende stappen daarin, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd – en daarin volgt zij Samsung – dat Samsung, toen zij de Settlement Agreement met PrintAbout sloot, wist, dan wel diende te beseffen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat EP 327, EP 559 en EP 701 het in een nietigheidsprocedure niet zouden redden op inventiviteit. Uit het vonnis volgt dat over veel van de te nemen stappen debat mogelijk was en discussie kon bestaan. PrintAbout heeft ook niet gesteld dat hetgeen Samsung aanvoerde, niet pleitbaar was, kansloos, evident onhoudbaar of in redelijkheid niet vol te houden. Hierbij weegt de rechtbank ook nog mee dat het hier gaat om vooronderzochte octrooien en dat, zoals Samsung terecht naar voren heeft gebracht, het oordeel betreffende gemis aan inventiviteit naar zijn aard subjectief gekleurd is, althans in ieder geval subjectiever dan het geval is bij een nieuwheidsgebrek.
5.17.
Uit het voorgaande volgt ook dat niet kan worden gezegd, zoals PrintAbout stelt, dat Samsung bij het aangaan van de Settlement Agreement wezenlijke informatie die in de weg stond aan de geldigheid van de octrooirechten die zij inriep, voor PrintAbout heeft verzwegen.
5.18.
Dat Samsung EP 327 verdedigde op gronden die niet pleitbaar, kansloos, evident onhoudbaar of in redelijkheid niet vol te houden waren, volgt ook uit de beslissing van de TKB van 7 oktober 2021. Daarin oordeelde de TKB, in navolging van de Oppositie Afdeling en anders dan de rechtbank in het hiervoor besproken vonnis van 17 oktober 2018, dat EP 327 wél inventief is in het licht van de ML-1630-cartridge en de ML-1631-cartridge. Die cartridges vormen volgens de TKB geen realistisch uitgangspunt voor een inventiviteitsbeoordeling en staan volgens de TKB ook als secundaire stand van de techniek (gecombineerd met andere stand van de techniek) niet aan inventiviteit in de weg. Zoals Samsung heeft aangevoerd en PrintAbout niet heeft bestreden, is aan te nemen dat de TKB ten aanzien van EP 559 en EP 701 tot eenzelfde oordeel zou zijn gekomen, als de geldigheid van die octrooien ook aan haar zou zijn voorgelegd. Dat aan de beslissing van het TKB in dit verband geen betekenis toekomt, zoals PrintAbout tijdens de mondelinge behandeling lijkt te hebben willen betogen, volgt de rechtbank niet.
5.19.
Dit alles, mét de omstandigheid dat Samsung de (deels) vernietigde octrooien
EP 327, EP 559 en EP 701 handhaafde jegens concurrenten en niet jegens afnemers, maakt dat van onrechtmatig handhaven van deze later vernietigde octrooien geen sprake is.
5.20.
Dit brengt de rechtbank bij EP 744. In de rechterlijke procedures die over dat octrooi zijn gevoerd, is het Nederlandse deel van dit octrooi uiteindelijk (ook) vernietigd wegens een gebrek aan inventiviteit.
5.21.
Digital Revolution en Maxperian bestreden de inventiviteit van de onder bescherming van EP 744 gestelde tonercartridge uitgaande van – onder meer – de CLP-600 cartridge die door Samsung op de markt was gebracht.
5.22.
In de beslissing waarin het lot van het Nederlandse deel van EP 744 definitief werd beslecht, werden, in dit geval door het gerechtshof Den Haag (waarvan de beslissing in cassatie overeind bleef), verschillende stappen doorlopen alvorens tot de conclusie te komen dat EP 744 niet geldig is wegens een gebrek aan inventiviteit. Allereerst beoordeelde het gerechtshof of genoemde cartridge, zoals Digital Revolution en Maxperian stelden en Samsung bestreed, op de prioriteitsdatum tot de stand van de techniek behoorde. Het gerechtshof kwam tot de conclusie dat Digital Revolution en Maxperia hun betoog voldoende hadden onderbouwd en Samsung dit niet voldoende gemotiveerd had weerlegd. Het gerechtshof beoordeelde de inventiviteitsaanval van Digital Revolution en Maxperian vervolgens aan de hand van de hiervoor al genoemde
problem-and-solution-approach. In het kader daarvan lag voor (i) of de CLP-600 cartridge als meest nabije stand van de techniek kon worden aangemerkt, (ii) welke kenmerken van de conclusies van EP 744 in de CLP-600 cartridge worden geopenbaard, (iii) wat, uitgaande van de gedetecteerde verschilkenmerken, is te beschouwen als het objectieve technische probleem dat EP 744 beoogt op te lossen en tot slot (iv) of de gemiddelde vakpersoon die zich voor dat probleem gesteld ziet, uitgaande van de CLP-600 cartridge, op de prioriteitsdatum zonder inventieve denkarbeid tot de cartridge volgens de conclusies van EP 744 zou zijn gekomen. Op veel van deze punten verschilden partijen, zo volgt uit het arrest, van mening. Dit brengt de rechtbank tot dezelfde slotsom als waartoe zij hiervoor onder 5.16 ten aanzien van EP 327 (en EP 559 en EP 701) is gekomen; niet kan worden gezegd – en ook daarin volgt de rechtbank Samsung – dat Samsung ten tijde van het sluiten van de Settlement Agreement wist, dan wel diende te beseffen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat EP 744 het in een nietigheidsprocedure niet zou redden op inventiviteit.
5.23.
Voor het voorgaande vindt de rechtbank ook nog steun in de omstandigheid dat de CLP-600 cartridge van Samsung noch in de bodemprocedure bij deze rechtbank (die leidde tot het vonnis van 30 november 2016) noch in de aan die procedure voorafgaande kort geding procedure bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en het gerechtshof Den Haag en evenmin bij het EOB een rol speelde in het kader van de vraag of EP 744 een geldig octrooi is (omdat geen van de betrokken partijen dit aandroegen). Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank ook op dat het niet zonder meer voor de hand lag dat bedoelde cartridge enige relevantie had in het kader van die geldigheid. Hierbij weegt de rechtbank verder nog mee dat een octrooi op de voet van het EOV [19] wordt verleend na een grondige toetsing van de materie waarvoor octrooi wordt aangevraagd, aan de vereisten van octrooiverlening en dat het EOB als verlenende instantie daarbij ambtshalve de relevante (octrooi)literatuur op mogelijke voor de octrooiverlening bezwaarlijke materie onderzoekt. Destijds heeft dergelijk onderzoek kennelijk niet in de weg gestaan aan het verlenen van het octrooi EP 744.
5.24.
Uit het voorgaande volgt dat ook met betrekking tot EP 744 niet kan worden gezegd dat Samsung bij het aangaan van de Settlement Agreement wezenlijke informatie die in de weg stond aan de geldigheid van dit octrooi voor PrintAbout heeft verzwegen. Dit alles, mét de omstandigheid dat Samsung het (deels) vernietigde octrooi EP 744 handhaafde jegens concurrenten en niet jegens afnemers, leidt tot de conclusie dat van onrechtmatig handhaven van dit later vernietigde octrooi evenmin sprake is. De vordering van PrintAbout onder E zal dan ook worden afgewezen.
Het beroep op artikel 3:44 BW (bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden)
5.25.
De rechtbank komt dan toe aan de beoordeling van de vorderingen sub A en B, voor zover PrintAbout zich beroept op de vernietigingsgronden van artikel 3:44 BW.
5.26.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat Samsung bij het aangaan van de Settlement Agreement geen wezenlijke informatie over de geldigheid van haar octrooien heeft verzwegen, omdat Samsung ten tijde van het sluiten van de Settlement Agreement niet wist, en evenmin behoorde te beseffen, dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat EP 327, EP 559, EP 701 en EP 744 zouden stranden op een gebrek aan inventiviteit.
5.27.
Dit brengt mee dat evenmin gezegd kan worden dat, zoals PrintAbout ook stelt, Samsung zich bij het aangaan van de Settlement Agreement, schuldig heeft gemaakt aan bedrog (door wezenlijke informatie omtrent de geldigheid van de door haar ingeroepen octrooien willens en wetens te verzwijgen) en/of misbruik van omstandigheden (omdat Samsung wist of moest begrijpen dat PrintAbout door bijzondere omstandigheden tot het sluiten van de Settlement Agreement werd bewogen, ofschoon hetgeen Samsung wist of moest begrijpen haar van het bevorderen van die rechtshandeling had moeten weerhouden).
5.28.
Van bedreiging met enig nadeel in goed zoals bedoeld in artikel 3:44 lid 1 BW is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Zo al moet worden aangenomen dat het onderhandelen over en het sluiten van een Settlement Agreement met een concurrent kan worden aangemerkt als het in het vooruitzicht stellen van (financieel) nadeel zoals bedoeld in voormelde bepaling, kan een beroep op genoemd artikellid niet slagen. Nu hiervoor is geoordeeld dat geen sprake was van het handhaven van octrooien tegen beter (behoren te) weten in door Samsung, valt niet in te zien waarom het onderhandelen over en sluiten van de Settlement Agreement onrechtmatig was, zoals artikel 3:44 lid 2 BW vereist.
Het beroep op artikel 6:228 lid 1 en lid 2 BW (dwaling)
5.29.
PrintAbout heeft, ter onderbouwing van haar vorderingen onder A en B, ook betoogd dat zij verschoonbaar heeft gedwaald bij het tot stand komen van de Settlement Agreement.
5.30.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is, voor zover hier van belang, vernietigbaar als de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij of indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten (artikel 6:228 lid 1 en lid 2 BW).
5.31.
In haar conclusie van antwoord heeft Samsung zich tegen het betoog van PrintAbout verweerd stellende dat:
- zij voorafgaand of tijdens de totstandkoming van de Settlement Agreement geen inlichtingen aan PrintAbout heeft verstrekt die aan de zijde van PrintAbout tot een onjuiste voorstelling van zaken hebben geleid, waarbij zij aantekent dat partijen de geldigheid van de octrooirechten van Samsung bewust tot uitgangspunt hebben genomen en er op dat moment ook nog daadwerkelijk sprake was van geldige rechten;
- van haar redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij PrintAbout op voorhand, dat wil zeggen voorafgaand aan het sluiten van de Settlement Agreement, in algemene zin informeerde over mogelijke gronden voor een geldigheidsaanval op haar octrooien.
5.32.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting van Samsung heeft PrintAbout nadien niets meer, ook niet bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, ingebracht. Het beroep op verschoonbare dwaling faalt dan ook, mede gelet op het oordeel van de rechtbank dat Samsung bij het aangaan van de Settlement Agreement geen wezenlijke informatie over de geldigheid van haar octrooien heeft verzwegen.
Het beroep op artikel 6:229 BW
5.33.
PrintAbout heeft voorts betoogd dat de Settlement Agreement vernietigd moet worden op grond van het bepaalde in artikel 6:229 BW.
5.34.
Artikel 6:229 BW bepaalt dat een overeenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een tussen partijen bestaande rechtsverhouding vernietigbaar is, als deze rechtsverhouding ontbreekt, tenzij dit in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van degene die zich op dit ontbreken beroept, behoort te blijven.
5.35.
PrintAbout heeft aangevoerd dat de Settlement Agreement voortbouwt op de rechtsverhouding van Samsung als rechthebbende van de in de considerans onder (A) genoemde octrooirechten enerzijds en PrintAbout als van inbreuk betichte partij anderzijds. De vernietiging van de octrooien heeft tot gevolg dat de veronderstelde rechtsverhouding tussen partijen ontbreekt en de Settlement Agreement (gedeeltelijk) vernietigbaar is, aldus Printabout. Samsung heeft hier – onder meer – tegenin gebracht dat de rechtsverhouding tussen partijen nog wel bestaat omdat EP 537 nog steeds geldig is.
5.36.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:229 BW met betrekking tot een vaststellingsovereenkomst met terughoudendheid moet worden toegepast. Voorts neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat een vaststellingsovereenkomst op de voet van artikel 6:229 BW alleen vernietigbaar is, als partijen de geldigheid van de onderliggende rechtsverhouding als vaststaand hebben aangenomen. Als partijen met de vaststellingsovereenkomst nu juist aan onzekerheid over de (geldigheid van de) onderliggende rechtsverhouding een einde wilden maken, dan kan de vaststellingsovereenkomst niet met een beroep op artikel 6:229 BW worden vernietigd als de onderliggende rechtsverhouding nietig of vernietigbaar blijkt te zijn, omdat dit gelet op de aard van de overeenkomst voor rekening behoort te blijven van degene die zich op de nietigheid of vernietigbaarheid beroept.
5.37.
De rechtbank constateert dat ten tijde van het sluiten van de Settlement Agreement werd geprocedeerd over door Samsung gestelde inbreuken op de in de considerans onder (A) genoemde octrooirechten en de door (onder meer) PrintAbout ingeroepen ongeldigheid van die octrooirechten. Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen met de Settlement Agreement onder meer een einde hebben willen maken aan onzekerheid over dit aspect van hun rechtsverhouding (te weten; het wel of niet zijn van rechthebbende en het wel of niet zijn van inbreukmaker). PrintAbout kan dus niet met succes op de voet van artikel 6:229 BW de (partiële) vernietiging van de Settlement Agreement inroepen, aangezien de vernietiging van (het Nederlandse deel van) de vier octrooien en het daarmee gedeeltelijk wegvallen van de in de Settlement Agreement (bewust) veronderstelde rechtsverhouding tussen partijen, gelet op de aard van de overeenkomst, voor rekening van Printabout moet blijven.
5.38.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen onder A en B voor zover die zien op (partiële) vernietiging van de Settlement Agreement, zullen worden afgewezen.
Het beroep op de artikelen 6:258 BW en 6:248 lid 2 BW
5.39.
Volgens PrintAbout bestaat grond voor (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 6:258 BW en voor het buiten toepassing laten van de artikelen 1.1 (cease-and-desist-verplichting) en 2 (schadevergoedingsverplichting) van de Settlement Agreement op grond van het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW.
5.40.
In artikel 6:258 lid 1 BW is neergelegd dat de rechter op vordering van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
5.41.
Artikel 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.42.
Samsung heeft hierover betoogd dat de Settlement Agreement en het daarin opgenomen finale kwijtingsbeding er – onder meer – toe strekte een einde te maken aan de geschillen tussen partijen over de octrooien van Samsung en daarmee aan een onzekere toestand. Partijen namen daarbij, aldus Samsung, de geldigheid van de octrooien tot uitgangspunt, maar wisten beiden ook, en hadden dat in ieder geval moeten weten, dat er altijd een mogelijkheid bestaat dat de betreffende rechten in een later stadium zouden kunnen worden vernietigd. Dat dat, zo betoogt Samsung verder, bij een aantal van de in de Settlement Agreement genoemde octrooien is gebeurd, is geen onvoorziene omstandigheid, maar een voorzienbare mogelijkheid die door PrintAbout op de koop toe is genomen. PrintAbout heeft er ondanks deze mogelijkheid, aldus nog steeds Samsung, bewust voor gekozen niet voort te procederen over de octrooien, maar het ontstane geschil te beëindigen middels het sluiten van de Settlement Agreement. Die keuze kan later niet worden teruggedraaid met een beroep op onvoorziene omstandigheden of de redelijkheid en billijkheid, zo besluit Samsung.
5.43.
Ook tegen dit gemotiveerde verweer van Samsung, neergelegd in haar conclusie van antwoord, heeft PrintAbout vervolgens niets meer ingebracht, ook niet tijdens de mondelinge behandeling. De vorderingen van PrintAbout onder A en B, voor zover gebaseerd op de grondslagen als hier aan de orde, kunnen om die reden evenmin worden toegewezen, zeker nu de maatstaf van 6:258 BW en helemaal die van 6:248 BW voor de partij die zich daarop beroept zekere eisen stelt aan de onderbouwing van dat beroep.
Bestaat grond voor terugbetaling van het symbolische bedrag van € 10.000,--?
5.44.
PrintAbout vordert onder C terugbetaling van de door haar op grond van de Settlement Agreement aan Samsung betaalde symbolische vergoeding van € 10.000,--. Zij stelt dat billijkheidsoverwegingen zoals bedoeld in artikel 75 lid 6 ROW [20] hiertoe nopen. Samsung heeft dat betwist en voert aan dat de € 10.000,-- moet worden gezien als een symbolische schadevergoeding (vergoeding van “nuisance value”) die geen direct verband houdt met specifieke octrooirechten die zouden zijn geschonden.
5.45.
Op het beginsel dat vernietiging van een octrooi terugwerkende kracht heeft, bestaat de uitzondering dat dit niet geldt voor overeenkomsten die vóór vernietiging zijn gesloten en uitgevoerd; daarop heeft de vernietiging geen invloed. Hierop bestaat weer de uitzondering dat op grond van billijkheidsoverwegingen terugbetaling kan worden gevorderd van hetgeen op grond van de overeenkomst is betaald in de mate als door de omstandigheden gerechtvaardigd is. Een en ander ligt besloten in artikel 75 lid 6 ROW.
5.46.
PrintAbout meent, zo begrijpt de rechtbank, dat het onrechtmatige karakter van het handelen van Samsung moet meebrengen dat het bedrag van € 10.000,-- weer in haar handen komt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het handelen van Samsung, volgt de rechtbank haar daarin echter niet. Andere billijkheidsoverwegingen die een afwijking van het door de wetgever gekozen uitgangspunt kunnen rechtvaardigen, heeft PrintAbout niet genoemd. De vordering onder C tot terugbetaling van het bedrag van
€ 10.000,-- komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Gelet hierop kan het betoog van PrintAbout dat de beperkingen op de terugwerkende kracht van octrooivernietiging die zijn verwoord in artikel 75 lid 6 ROW in strijd zijn met artikel 1 van het Verdrag van Straatsburg, onbesproken worden gelaten.
Schending informatieverplichting?
5.47.
PrintAbout betoogt ook dat Samsung in strijd met haar uit de Settlement Agreement voortvloeiende verplichtingen heeft nagelaten PrintAbout volgend op het vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2018 en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020 te informeren dat de octrooien die daarin aan de orde waren, waren vernietigd en dat PrintAbout voor wat betreft die octrooien niet langer gebonden was aan de ‘cease-and-desist-verplichtingen’ van de Settlement Agreement. Nu dit nalaten van Samsung aan haar kan worden verweten en haar kan worden toegerekend, althans in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval voor rekening van Samsung moet blijven, is Samsung, aldus PrintAbout, gehouden haar schade te vergoeden. Ten aanzien hiervan vordert PrintAbout onder D een verklaring voor recht.
5.48.
Samsung heeft betwist dat uit de Settlement Agreement een informatieverplichting voor haar voortvloeit. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij PrintAbout op 6 oktober 2021 desgevraagd wel degelijk over de vernietiging van de Nederlandse delen van EP 327,
EP 599 en EP 701 en de gevolgen daarvan voor de verplichtingen van PrintAbout onder de Settlement Agreement heeft geïnformeerd (waarna PrintAbout volgens haar eigen verklaring de verhandeling van de betreffende cartridges heeft hervat). Samsung heeft voorts betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door na de vernietiging van de octrooien PrintAbout daarvan niet meteen (uit eigen beweging) op de hoogte te stellen.
5.49.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.50.
Partijen, die werden bijgestaan door deskundige (octrooi)advocaten, hebben met het ondertekenen van de Settlement Agreement uit vrije wil een regeling getroffen waarin zij, kort gezegd, – onder meer – zijn overeengekomen dat PrintAbout de verhandeling van cartridges waarmee zij volgens Samsung inbreuk maakte op EP 537, EP 701, EP 559 en EP 744 staakte. Zij hebben daarmee willens en wetens een streep gezet onder hetgeen hen tot dan toe verdeeld hield en ook al onderwerp was van juridische procedures, te weten de vraag of aan die octrooien geldigheid toekwam en de verhandeling van bepaalde cartridges door PrintAbout gold als inbreuk op die octrooien. Partijen zijn ook overeengekomen dat zij elkaar finale kwijting verlenen betreffende claims die in relatie staan tot hetgeen hen verdeeld hield en tot hetgeen in bedoelde juridische procedures voorlag. Ook kwamen zij overeen dat PrintAbout een symbolisch bedrag aan Samsung zou voldoen. In de Settlement Agreement is niet opgenomen dat Samsung PrintAbout op de hoogte zou moeten houden van de uitkomst van de juridische procedures die ten tijde van het sluiten van de Settlement Agreement al liepen en daarna nog zouden worden aangespannen.
5.51.
Gelet op dit alles heeft PrintAbout onvoldoende onderbouwd dat de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval meebrengen dat Samsung PrintAbout had moeten vertellen hoe in de verschillende juridische procedures over de octrooien die ook onderwerp waren van de Settlement Agreement, was geoordeeld. Daarbij weegt mee dat in de Settlement Agreement alleen de verplichting tot een eenmalige betaling van een ‘lump sum’ bij het aangaan van de overeenkomst is opgenomen. Van enige nadere (periodieke) betalingsverplichting, die bijvoorbeeld nog is nagekomen na vernietiging van de octrooien, is geen sprake. De grondslag van schending van een informatieverplichting kan de vordering van PrintAbout onder D daarom niet dragen.
Ten aanzien van de nietig verklaarde Gemeenschapsmodelrechten van Samsung
5.52.
PrintAbout heeft in het geheel niet uitgewerkt waarom de nietigverklaring van de Gemeenschapsmodellen (bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020) op de grond dat de uiterlijke kenmerken van die Gemeenschapsmodellen uitsluitend technisch bepaald zijn, toewijzing van haar vorderingen op één of meer van de hiervoor besproken grondslagen rechtvaardigt. De rechtbank begrijpt uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht dat PrintAbout in het kader van de nietigverklaarde Gemeenschapsmodellen ter onderbouwing van haar vorderingen een redenering voert langs dezelfde lijnen als haar betoog in het kader van de (deels) vernietigde octrooien.
5.53.
Aangenomen dat het onder 5.11 uiteengezette juridisch kader over – kort gezegd – het onrechtmatig handhaven van octrooien ook geldt voor het onrechtmatig handhaven van Gemeenschapsmodelrechten, geldt dat PrintAbout onvoldoende heeft onderbouwd dat Samsung ten tijde van het sluiten van de Settlement Agreement wist of behoorde te beseffen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat de Gemeenschapsmodelrechten nietig verklaard zouden worden wegens – kort gezegd – technische bepaaldheid. Van de vorderingen voor zover die hun basis vinden in de nietigverklaring van de Gemeenschapsmodellen, moet dus, conform hetgeen de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld in het kader van de octrooien, ook afwijzing volgen.
Slotsom
5.54.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat alle vorderingen van PrintAbout moeten worden afgewezen.
5.55.
Dit betekent dat de vraag of HP Printing is getreden in de uit de Settlement Agreement (voor Samsung) voortvloeiende rechten en verplichtingen, hetgeen Samsung en HP c.s. stellen en PrintAbout betwist, onbesproken kan blijven. Hetzelfde geldt voor de vraag of PrintAbout enige vordering kan richten tot HP Inc..
5.56.
De conclusie tot afwijzing van de vorderingen van PrintAbout leidt er ook toe dat het ter zitting gedane verzoek van Samsung en HP c.s. tot het nemen van een nadere akte om te reageren op nieuwe/aangevulde stellingen van PrintAbout, zal worden afgewezen. Samsung en HP c.s. hebben daarbij bij deze stand van zaken immers geen belang.
Proceskosten
5.57.
PrintAbout moet, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Samsung maakt aanspraak op vergoeding van de door haar betaalde advocatenhonoraria op de voet van artikel 1019h Rv, voor zover de rechtbank zou oordelen dat dat artikel in de onderhavige zaak van toepassing is.
5.58.
Een procedure dient te strekken tot handhaving van rechten van intellectuele eigendom (IE-rechten) wil zij vallen onder de reikwijdte van artikel 1019h Rv. Het moet dan gaan om procedures waaraan (i) een op een IE-recht gebaseerde vordering ten grondslag ligt en die (ii) tot doel hebben een inbreuk daarop te voorkomen, te doen staken of te verhelpen. [21] Als de procedure een verweer is tegen (dreigende) handhaving, dan is toepassing van artikel 1019h Rv ook denkbaar.
5.59.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de onderhavige procedure geen betrekking op handhaving van IE-rechten in vorenbedoelde zin. PrintAbout beoogt met haar vorderingen de Settlement Agreement, die voortkomt uit handhaving van de zijde van Samsung van háár intellectuele eigendomsrechten, op diverse verbintenisrechtelijke gronden (al dan niet gedeeltelijk) te vernietigen, te ontbinden of terzijde te stellen. Dit is geen vordering die strekt tot het voorkomen, doen staken of verhelpen van een inbreuk, en behelst ook geen verweer tegen dreigende handhaving van IE-rechten. De advocatenhonoraria aan de zijde van Samsung en HP c.s. zullen daarom conform het toepasselijke liquidatietarief worden begroot.
5.60.
De aan Samsung en HP c.s. toe te wijzen proceskosten zijn dan de volgende:
- advocatenhonoraria: € 1.535,-- (€ 614,-- (tarief II) x 2,5 punt);
- griffierecht: € 5.674,--;
- nakosten: € 178,-- plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing.
Ter toelichting van de berekende punten merkt de rechtbank op dat Samsung zich in haar conclusie van antwoord heeft aangesloten bij het verweer en de stellingen van HP c.s. en Samsung en HP c.s. bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gezamenlijk zijn opgetreden, bijgestaan door dezelfde advocaten. De rechtbank heeft daarom één punt gerekend voor de conclusie van antwoord van HP c.s., een halve punt voor de conclusie van antwoord van Samsung en één punt voor de mondelinge behandeling voor Samsung én HP c.s. gezamenlijk.
Voor wat betreft het griffierecht merkt de rechtbank op dat Samsung en HP c.s. ieder een bedrag van € 2.837,-- (dus samen € 5.674,--) hebben voldaan.
5.61.
De gevorderde wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In het incident
5.62.
Bij beslissing van 9 november 2022 heeft de rechtbank in het door HP c.s. opgeworpen voegingsincident de beslissing over de proceskosten aangehouden. Over die kosten moet thans nog een beslissing worden genomen.
5.63.
HP c.s. hebben gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Samsung. Samsung heeft tot toewijzing van de incidentele vordering geconcludeerd. PrintAbout heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet hierop, geen van de betrokken partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. De rechtbank zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het incident draagt.
6. De beslissing
De rechtbank:
In de hoofdzaak:
6.1.
wijst de vorderingen van PrintAbout af;
6.2.
veroordeelt PrintAbout in de proceskosten van Samsung en HP c.s., tot op heden begroot op een totaalbedrag van € 7.387,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,-- plus de kosten van betekening als PrintAbout niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt PrintAbout tot betaling van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In het incident:
6.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen doormr. J.E. Bierling, mr. L. Kelkensberg en mr. L. Anemaet en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.De bij de akte houdende overlegging producties behorende bij dagvaarding d.d. 15 oktober 2021 gevoegde productie 2 betreft een andere productie dan deze productie.
3.Europees Octrooibureau
4.Technische Kamer van Beroep
5.Alle gepubliceerd als IEPT20140109
6.IEPT20140527
7.IEPT20161130
9.IEPT20221223
11.IEPT20200225
12.Met ‘prior use Samsung’ worden hier de ML-1630 en ML-1631 cartridges van Samsung bedoeld.
13.Met ‘de Octrooien’ doelt PrintAbout op EP 327, EP 559, EP 701, EP 744 en EP 537, met ‘het 2018 Vonnis’ op het vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2018 en met ‘het 2020 Arrest’ op het arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 april 2020.
14.Burgerlijk Wetboek
15.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)
16.HR 29 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6098, r.o. 5.8 (CFS Bakel/Stork Titan)
17.Vergelijk rechtbank Den Haag d.d. 16 december 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12865, r.o. 4.42 met verwijzing naar de conclusie van de Advocaat-Generaal CFS Bakel/Stork Titan, ECLI:NL:PHR:2006:AU6098, r.o. 38
18.HR 16 november 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4901, (Ciba Geigy/Voorbraak), r.o. 3.4 en HvJ EU 11 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:8 (Mylan/Gilead)
19.Europees Octrooiverdrag
20.Rijksoctrooiwet
21.HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:721 (Becton/Braun) r.o. 3.3.3 en 3.3.4