ECLI:NL:RBDHA:2024:9002
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid en verlenging beslistermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.H. Yabasun, had op 26 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelde dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist, en dat hij daarom in beroep ging wegens niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser onder de werking van WBV 2023/3 valt, wat betekent dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd. Dit houdt in dat de Staatssecretaris uiterlijk op 26 november 2024 op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 20 maart 2024 was ingediend, te vroeg was, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Kampschuur, en is openbaar gemaakt op 3 juni 2024. Eiser kan binnen vier weken na deze datum een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.