ECLI:NL:RBDHA:2024:9002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
NL24.15218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid en verlenging beslistermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.H. Yabasun, had op 26 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelde dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist, en dat hij daarom in beroep ging wegens niet tijdig beslissen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser onder de werking van WBV 2023/3 valt, wat betekent dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd. Dit houdt in dat de Staatssecretaris uiterlijk op 26 november 2024 op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 20 maart 2024 was ingediend, te vroeg was, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Kampschuur, en is openbaar gemaakt op 3 juni 2024. Eiser kan binnen vier weken na deze datum een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.15218
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.H. Yabasun), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. In dit kader verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van
12 december 2023.4 In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat asielaanvragen die na
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
26 juni 2023 zijn ingediend niet met negen maanden konden worden verlengd, omdat WBV 2023/3 op dat punt strijdig is met artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn. Nu de aanvraag van eiser ná 26 juni 2023 is ingediend, is de verlenging van de beslistermijn met negen maanden onrechtmatig. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 26 augustus 2023 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 26 november 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 20 maart 2024 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 juni 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.