ECLI:NL:RBDHA:2024:1859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid verlenging beslistermijn asielaanvragen door staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 februari 2024, wordt geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn voor asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 27 februari 2023 een asielaanvraag ingediend en stelde de staatssecretaris in gebreke omdat er geen tijdige beslissing was genomen. De staatssecretaris had echter de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2023/3 (WBV 2023/3), wat volgens de rechtbank rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat er geen grote snelle piek in het aantal asielaanvragen vereist is voor de toepassing van deze verlengingsbevoegdheid. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiseres te vroeg was ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak bevestigt dat de staatssecretaris binnen de nieuwe termijn van negen maanden, die eindigt op 27 mei 2024, een beslissing moet nemen op de aanvraag van eiseres.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33170
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de staatssecretaris volgens eiseres niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Inleiding en standpunten van partijen

2. Eiseres heeft op 27 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. Op 2 oktober 2023 heeft zij de staatssecretaris in gebreke gesteld, omdat deze nog geen beslissing op haar asielaanvraag had genomen. Op 19 oktober 2023 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
2.1.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling al was verstreken en, gelet daarop, of het daarna ingediende beroep ontvankelijk is.
2.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op het moment van indiening van de ingebrekestelling nog niet was verlopen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden is namelijk met negen maanden verlengd op grond van Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2023/3 (WBV 2023/3)1 en eindigt voor eiseres pas op 27 mei 2024. Volgens de staatssecretaris is het beroep van eiseres daarom niet-ontvankelijk.
2.3.
Eiseres voert aan dat de wettelijke beslistermijn niet rechtsgeldig is verlengd met WBV 2023/3. De staatssecretaris heeft de verlenging niet mogen baseren op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat geen sprake is van een situatie als bedoeld in deze bepaling. Daarnaast is de verlenging onrechtmatig, omdat deze op onjuiste wijze bekend is gemaakt. Volgens eiseres is de ingebrekestelling dan ook niet te vroeg ingediend. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de staatssecretaris op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.

Juridisch kader

3. In artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw staat dat de staatssecretaris de termijn om te beslissen op een asielaanvraag met ten hoogste negen maanden kan verlengen als een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Dit is een implementatie van artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn (Pri).2
3.1.
Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/223 van kracht. Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023.
3.2.
Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht, waarbij onderdeel A betreffende onder meer de verlenging van de beslistermijn met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 in werking is getreden. Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
4. In de uitspraak van 24 maart 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat WBV 2022/22 rechtmatig is.

Overwegingen

5. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beslistermijn met WBV 2023/3 rechtsgeldig heeft verlengd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Over de uitleg van 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw
6. De rechtbank heeft in de genoemde uitspraak van 24 maart 2023 overwogen dat het voor de toepassing van de bevoegdheid in artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Pri, zoals geïmplementeerd in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, niet vereist is dat sprake is van een grote snelle piek in het aantal asielaanvragen. Ook een graduele verhoging van het aantal asielaanvragen binnen een zekere periode kan het moeilijk maken om binnen de termijn van zes maanden te beslissen. De rechtbank ziet geen reden om van het voorgaande terug te komen. De verlengingsmogelijkheid draagt bij aan de doelen van zorgvuldige besluitvorming en het bieden van flexibiliteit aan de lidstaten.5 De rechtbank ziet voorts geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van eiseres
dat de verlengingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast indien sprake is van een onverwachte toename van het aantal asielaanvragen. Een dergelijk criterium volgt namelijk niet uit de tekst van artikel 31 van de Pri, de totstandkomingsgeschiedenis of de doelstellingen van de Pri. Ook als een hoge instroom van asielaanvragen voorzienbaar is, kan het in de praktijk moeilijk zijn om binnen zes maanden op een asielaanvraag te beslissen.
Over de motivering van WBV 2023/3
7. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beslistermijn met WBV 2023/3 met negen maanden heeft mogen verlengen, omdat zich een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw voordoet.
7.1.
De rechtbank acht daarvoor van belang dat de totale asielinstroom ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 naar verwachting onverminderd hoog zou blijven ten opzichte van 2022. Dit blijkt uit de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 3 februari 2023.6 Ter onderbouwing daarvan is verwezen naar de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 4 november 20227. Uit laatstgenoemde brief blijkt dat de totale asielinstroom8 in 2023 naar verwachting uitkomt op 50.650 in het medio scenario. Uit de geactualiseerde prognoses in de kamerbrieven van 13 juli 20239 en 10 november 202310, blijkt voorts dat de totale asielinstroom nog hoger uitviel: 67.000 respectievelijk 60.000 in het medio scenario. Het totale instroomcijfer van het aantal asielaanvragen dat uiteindelijk daadwerkelijk is ingediend in 2023 bedraagt 49.892 ten opzichte van 47.991 in 2022.11 De daadwerkelijke cijfers bevestigen daarmee de verwachting dat de asielinstroom in 2023 ten opzichte van 2022 onverminderd hoog zou blijven.
7.2.
De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de toename van de asielinstroom maatregelen genomen. Het betreft onder meer maatregelen om kansrijke en kansarme asielaanvragen te versnellen. Ook is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het vergroten van de besliscapaciteit.12 De personele bezetting in fte’s is toegenomen van 5.034 aan het einde van april 2022 tot 5.607 aan het einde van april 2023.13 Dit betekent echter niet dat de besliscapaciteit in dezelfde mate is toegenomen. Het opleiden van nieuwe hoor- en beslismedewerkers vraagt capaciteit van ervaren medewerkers en het aantal complexe zaken is de afgelopen jaren toegenomen. De rechtbank constateert dat de verhouding tussen de besliscapaciteit en het aantal asielaanvragen in april 2023 niet wezenlijk anders is dan in april 2022. Daarnaast is het tijdsverloop tussen de datum van inwerkingtreding van WBV 2022/22 en WBV 2023/3 slechts iets meer dan drie maanden. Van de staatssecretaris kon binnen deze beperkte periode niet worden verwacht de besliscapaciteit van de IND zodanig te verhogen dat hij op asielaanvragen ingediend in 2023 weer binnen zes maanden kon beslissen. In artikel 4 van de Pri staat dat de lidstaat ervoor zorgt dat de beslisautoriteit over passende middelen beschikt met inbegrip van voldoende personeel dat bekwaam is.
Anders dan eiseres heeft aangevoerd, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris alleen aan deze bepaling voldoet als hij, ongeacht de omvang van de asielinstroom, binnen zes maanden kan beslissen.
Over de wijze van publicatie
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de staatssecretaris de verlenging individueel aan haar bekend had moeten maken. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 december 201614 volgt dat een individuele
kennisgeving geen vereiste is om de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw te verlengen. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 7 tot en met 7.2. heeft overwogen, doet zich in dit geval een situatie voor zoals bedoeld in dit artikel. De manier waarop de staatssecretaris de beslistermijn heeft verlengd, namelijk door middel van publicatie van een WBV in de Staatscourant, is daarom niet onrechtmatig.

Conclusie en gevolgen

9. De beslistermijn om een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres is op grond van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de staatssecretaris uiterlijk op 27 mei 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 2 oktober 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzitter, en mr. G.P. Loman en mr. A. Skerka, leden, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
1. Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000,
Stcrt.2023, 3235.
2 Zie de transponeringstabel in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).
3 Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000,
Stcrt. 2022, 25775.
5 Zie het gewijzigd voorstel tot herschikking van de Procedurerichtlijn (COM(2011) 319 definitief).
6
Kamerstukken II2022-2023, 19637, nr. 3068.
7
Kamerstukken II2022-2023, 19637, nr. 3006.
8 Dit betreft: eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen, nareis en hervestiging.
9
Kamerstukken II2022-2023, 19637, nr. 3156.
10
Kamerstukken II2023-2024, 19637, nr. 3173.
11 Dit betreft eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en nareis. Hervestiging is hierin niet meegenomen. Blijkens het hoger beroepschrift van 8 januari 2024, voetnoot 23, gaat het bij hervestiging om ca. 750 personen per jaar.
12
Kamerstukken II2022-2023, 19637, nr. 3068 en
Kamerstukken II2022-2023, 19637, nr. 3006.
13 Bijlage 2 bij het verweerschrift van 29 november 2023.

Documentcode: [Documentcode]