ECLI:NL:RBDHA:2024:8995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
NL24.15216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid van het beroep

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.H. Yabasun, beroep heeft ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.

De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres had haar asielaanvraag op 1 augustus 2023 ingediend, en volgens het nieuwe besluit WBV 2023/3 zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiseres, gedateerd op 20 maart 2024, te vroeg was ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL24.15216
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.H. Yabasun) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. In dit kader verwijst zij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van
12 december 2023.4 Zij stelt dat de verlenging van de beslistermijn met negen maanden
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
onrechtmatig is, omdat haar aanvraag ná 1 augustus 2023 is ingediend. Eiseres vindt daarom dat verweerder met WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.5 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 1 augustus 2023 haar asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 1 november 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 20 maart 2024 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 mei 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.