ECLI:NL:RBDHA:2024:8986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
SGR 24/536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het Plan van aanpak in het kader van re-integratie

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 24/536, waarin eiser beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een Plan van aanpak dat was opgesteld in het kader van zijn re-integratie na ziekte. De rechtbank oordeelde dat het Plan van aanpak geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen nadere concretisering van rechten of verplichtingen voor eiser bevatte. De rechtbank stelde vast dat de afspraken in het Plan van aanpak niet leiden tot zelfstandige rechtsgevolgen en dat verweerder het bezwaar van eiser tegen het Plan van aanpak niet-ontvankelijk had moeten verklaren.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak uiteengezet, waaronder de ziekmelding van eiser op 10 mei 2023 en de daaropvolgende afspraken met de re-integratiebegeleider. Eiser had zich niet akkoord verklaard met het Plan van aanpak en verzocht om een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de afspraken in het Plan van aanpak niet voldoende concreet waren om als besluit te kwalificeren. Hierdoor was het beroep gegrond en werd het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de gemachtigde van eiser geen beroepsmatige rechtsbijstand verleende.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/536

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D. Dasselaar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

In de brief van 26 juli 2023 staat dat eiser en de re-integratiebegeleider afspraken hebben gemaakt over eisers mogelijkheden om weer aan het werk te gaan. Die afspraken staan in het Plan van aanpak dat bij de brief gevoegd is.
In het besluit van 15 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de brief van 26 juli 2023 ongegrond verklaard en bepaald dat de afspraken in het Plan van aanpak niet veranderen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen de brief van 26 juli 2023 waarin de afspraken staan die eiser en zijn re-integratiebegeleider hebben gemaakt over eisers mogelijkheden om weer aan het werk te gaan en die in het Plan van aanpak staan dat bij de brief gevoegd is.
2. Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Eiser heeft zich op 10 mei 2023 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet. Op 13 juni 2023 is hij gezien door een verzekeringsarts van verweerder. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 28 juni 2023 volgt dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk. Volgens de verzekeringsarts zijn er mogelijkheden voor re-integratie waarbij rekening gehouden moet worden met zijn beperkingen. Er kan gestart worden in maximaal 10 uur per week, uitbreidend naar maximaal 20 uur per week. Vervolgens heeft eiser op 19 juli 2023 een gesprek gehad met de re-integratiebegeleider en zijn er afspraken gemaakt die zijn neergelegd in het Plan van aanpak van 26 juli 2023. Eiser ontvangt met ingang van 9 augustus 2023 een uitkering op grond van de Ziektewet.
4. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder zich primair op het standpunt stelt dat het Plan van aanpak geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen concrete afspraken bevat en het geen nadere concretisering van uit de wet voortvloeiende rechten of verplichting voor eiser bevat. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1188. Verweerder had het bezwaar van eiser tegen het Plan van aanpak daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5.1
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.2
Uit rechtspraak van de CRvB volgt dat een door verweerder opgesteld plan van aanpak een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb als het is gericht op een zelfstandig rechtsgevolg kan zijn als uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen in het plan van aanpak zodanig worden uitgewerkt dat kan worden gesteld dat met het plan van aanpak is beoogd een zelfstandig rechtsgevolg te doen ontstaan. [1]
6. Eiser voert aan dat hij niet akkoord is gegaan met het Plan van aanpak waar de re-integratieafspraak deel van uitmaakt. Volgens eiser dient er een medisch, psychologisch en zorgvuldig onafhankelijk psychiatrisch onderzoek uitgevoerd worden, zodat de uitkomst van dat onderzoek een verklaring kan bieden voor eisers situatie. De uitkomst van dat onderzoek zal volgens eiser ook betekenen dat het Plan van aanpak niet klopt.
7.1
In het Plan van aanpak staat onder het kopje “Afspraken”:
“Momenteel ziet u geen re-integratiemogelijkheden gezien uw beperkingen. De re-integratiebegeleider [naam] zal donderdag 14 september 2023 wederom contact met u opnemen om dit opnieuw te bespreken en samen te kijken naar mogelijkheden en/of ondersteuning.”
7.2
In het Plan van aanpak staat onder het kopje “Wat kunt u zelf doen aan uw re-integratie?”:
“Ik verwacht van u dat zodra er wel mogelijkheden zijn in uw re-integratie u dit gaat oppakken en dit bespreekt met de re-integratiebegeleider. Hij zal sowieso 14 september 2023 telefonisch contact met u opnemen.”
8.1
De rechtbank is van oordeel dat met de hiervoor weergegeven afspraken evident geen sprake is van een nadere concretisering van uit de wet voortvloeiende rechten of verplichtingen voor eiser. Het voeren van een telefoongesprek op 14 september 2023 en het bespreken van re-integratiemogelijkheden zijn geen zelfstandige rechtsgevolgen. Het Plan van aanpak is daarom geen besluit in de zin van de Awb. Verweerder had het bezwaar van eiser tegen het Plan van aanpak niet-ontvankelijk moeten verklaren.
8.2
Dat in de brief van 26 juli 2023 staat vermeld dat bezwaar maken mogelijk is en dat verweerder daarmee volgens eiser het vertrouwen heeft gewekt dat zijn bezwaar inhoudelijk zal worden behandeld, maakt dit niet anders. Verweerder heeft het bezwaar tegen die brief immers inhoudelijk behandeld, zodat aan een eventuele toezegging door verweerder dan ook tegemoet is gekomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
9. Omdat verweerder het bewaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en zal zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De gemachtigde van eiser is een neef van eiser en bovendien is niet gebleken dat hij beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan door een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de dag van bekendmaking verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 13 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1188 en van 14 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2260.