Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaken tussen
[eiser 1] , in haar hoedanigheid van
[eiser 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van eisers tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, omdat de bestreden besluiten zijn vervangen door gewijzigde besluiten die volledig tegemoetkomen aan de bezwaren van eisers. Eisers hadden verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van overschrijding. De redelijke termijn is niet overschreden, aangezien de bezwaarschriften op 4 februari 2021 zijn ontvangen en de gewijzigde besluiten op 11 januari 2023 zijn genomen, wat betekent dat er nog geen twee jaar zijn verstreken.
Eisers stelden dat zij recht hebben op schadevergoeding omdat verweerder te snel de conclusie heeft getrokken dat er geen recht op een wezenuitkering bestond. De rechtbank merkt op dat de onzekerheid die eisers hebben ervaren niet voldoende is onderbouwd, en dat er geen bewijs is van het overlijden van de vader van eisers, wat een voorwaarde is voor het recht op een wezenuitkering. De rechtbank concludeert dat eisers redelijkerwijs met de bestreden besluiten duidelijk moesten zijn dat zij geen aanspraak op een wezenuitkering hadden.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. De gewijzigde besluiten zijn gebaseerd op nieuwe informatie van de IND, waardoor er geen sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van verweerder. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.