In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 juni 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 8 januari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden was door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 9 april 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 juni 2024 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier A.C. Kampschuur. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de relevante artikelen zijn toegepast om de rechtsgang te waarborgen en de belangen van eiser te beschermen.