ECLI:NL:RBDHA:2024:8954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
NL24.6146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel 'arbeid als zelfstandige'. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op 6 juni 2023, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar activiteiten een wezenlijk Nederlands belang dienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 9 februari 2024 bevestigde de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

Eiseres heeft van 2018 tot 2022 in Nederland verbleven op basis van een verblijfsvergunning voor wetenschappelijk onderzoek. Haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige werd afgewezen omdat de overgelegde stukken onvoldoende waren om de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in staat te stellen een advies uit te brengen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aan de vereisten voldoet, zoals het aantonen van een wezenlijk Nederlands belang en het overleggen van een adequaat ondernemingsplan.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten niet voldoen aan de eisen die in het beleid zijn gesteld. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar activiteiten een wezenlijk Nederlands belang dienen, en de rechtbank wijst haar argumenten af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6146

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘arbeid als zelfstandige’.
1.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag met het besluit van 6 juni 2023 (het primaire besluit) afgewezen. In het bestreden besluit van 9 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Op 14 maart 2024 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit aangevuld. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [1] richt het beroep zich tevens tegen het aanvullende besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. E.A. Tsjoepieva als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiseres heeft van 2018 tot 2022 in Nederland verbleven op grond van een verblijfsvergunning regulier voor wetenschappelijk onderzoeker. Van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 heeft eiseres een verblijfsvergunning regulier gekregen met als doel ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’.
4. Op 19 april 2023 heeft eiseres onderhavige aanvraag gedaan. Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat met de activiteiten van eiseres een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. De stukken die eiseres heeft overgelegd zijn onvoldoende om de minister van EZK [2] in staat te stellen een advies uit te brengen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
6. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De staatssecretaris is van mening dat eiseres met de overgelegde stukken nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Volgens de staatssecretaris is er daarom geen reden om de aanvraag ter beoordeling voor te leggen aan de minister van EZK.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
8. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Juridisch kader
9. Op grond van artikel 3.30, eerste lid, van het Vb [3] kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking, verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige worden verleend aan de vreemdeling die:
a. arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, waarmee naar het oordeel van verweerder een wezenlijk Nederlands belang is gediend,
b. uit die werkzaamheden duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan verwerft en,
c. voldoet aan de bevoegdheidsvereisten voor de uitoefening van die arbeid en aan de vereisten voor het uitoefenen van het desbetreffende bedrijf.
10. Op grond van artikel 3.30, tweede lid, van het Vb, geschiedt de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van de ondernemingsactiviteiten aan de hand van het bij ministeriële regeling in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken vastgestelde puntenstelsel. In die regeling kunnen ondernemingsactiviteiten worden aangewezen waarmee geen wezenlijk Nederlands belang is gediend.
11. Het verblijf in het kader van arbeid als zelfstandige zoals bedoeld in artikel 3.30 van het Vb is uitgewerkt in artikel 3.20a van het Vv [4] en paragraaf B6/4.5 van de Vc [5] . Het in artikel 3.30, tweede lid, van het Vb vermelde puntenstelsel is uitgewerkt in bijlage 8a bij artikel 3.20a van het Vv.
12. In artikel 3.20a, eerste lid, van het Vv staat dat een wezenlijk Nederlands belang is gediend met arbeid als zelfstandige als aan de vreemdeling ten minste 30 punten wordt toegekend voor elk van de drie volgende criteria: persoonlijke ervaring, ondernemingsplan en toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. Op grond van het tweede lid geldt dat tevens een wezenlijk Nederlands belang is gediend als minder dan 30 punten worden toegekend voor de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie en tenminste 45 punten voor zowel persoonlijke ervaring als het ondernemingsplan.
Wezenlijk Nederlands belang
13. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar aanvraag ten onrechte niet alsnog voor advies heeft voorgelegd aan de minister van EZK. Eiseres stelt dat zij de noodzakelijke stukken heeft overgelegd om de minister een advies te laten uitbrengen en dat zij een wezenlijk Nederlands belang dient met haar activiteiten. Eiseres heeft haar Russische diploma’s met waardering overgelegd, bewijs van haar inburgeringsexamen en informatie over haar werkervaring en inkomen. Daarnaast heeft eiseres in bezwaar een aangepast ondernemingsplan overgelegd dat aan alle voorwaarden voldoet.
14. De rechtbank overweegt allereerst dat het aan eiseres is om haar aanvraag met de nodige stukken te onderbouwen en aannemelijk te maken dat zij aan het vereiste van een onderneming met een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [6] volgt dat de staatssecretaris van eiseres mag verwachten dat zij haar aanvraag onderbouwt volgens de vereisten die in het beleid zijn gesteld.
15. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep diverse stukken heeft overgelegd die zij niet bij haar aanvraag dan wel in bezwaar heeft overgelegd, namelijk een internationale diplomawaardering, een inburgeringsdiploma, een verklaring van de Rijksuniversiteit Groningen van 4 maart 2024, aangiftes omzetbelasting over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2023, twee service-overeenkomsten, informatie over cursussen die eiseres geeft, e-mails over deelname van het bedrijf van eiseres aan haardonatie en een recensie over het bedrijf van eiseres. De rechtbank moet beoordelen of het bestreden besluit rechtmatig is ten tijde van het nemen van dit besluit. De rechtbank zal, gelet op deze zogeheten ex tunc toetsing, de stukken die eiseres pas in beroep heeft overgelegd niet bij haar oordeel betrekken. Het is immers aan eiseres om bij het indienen van de aanvraag de vereiste stukken te overleggen. De rechtbank sluit voor dit oordeel aan bij de Afdelingsuitspraak van 6 februari 2015. [7]
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat het (aangepaste) ondernemingsplan en de overige in bezwaar overgelegde stukken onvoldoende zijn om de minister van EZK in staat te stellen om een advies uit te brengen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris er allereerst op kunnen wijzen dat de Russische diploma’s die eiseres heeft overgelegd niet zijn erkend door de Internationale Diplomawaardering en dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij haar PhD heeft afgerond. Eiseres heeft evenmin stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij het certificaat NT2 niveau 4 of hoger, Europees referentiekader niveau B2 of hoger, heeft behaald.
18. De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat in het ondernemingsplan van eiseres geen door een onafhankelijke deskundige opgestelde of geverifieerde financiële paragraaf is opgenomen die bestaat uit een openingsbalans (investering, begroting en financieringsplan), exploitatiebegroting en een liquiditeitsprognose. De haalbaarheid en solvabiliteit van het bedrijf kan daardoor niet worden beoordeeld. De staatssecretaris heeft er in het bestreden besluit voorts terecht op gewezen dat eiseres geen concrete stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de in het ondernemingsplan gestelde samenwerking met andere bedrijven en/of zzp-ers. De enkele, niet onderbouwde stelling van eiseres dat het ondernemingsplan dat zij in bezwaar heeft overgelegd wel voldoet aan alle voorwaarden, leidt niet tot een ander oordeel.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris er eveneens terecht op gewezen dat eiseres onvoldoende gegevens heeft verschaft om de toegevoegde waarde van de activiteiten voor de Nederlandse economie te kunnen beoordelen. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen overwegen dat het ondernemingsplan onvoldoende antwoord geeft op de vragen of de diensten van eiseres nieuw zijn voor de Nederlandse markt, of sprake is van nieuwe technologie bij productie, distributie of marketing en of sprake is van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat innovativiteit geen voorwaarde voor de verblijf voor arbeid als zelfstandige zou zijn. Uit het puntenstelsel blijkt namelijk dat innovativiteit een factor is bij de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen overwegen dat het enkele feit dat eiseres stelt dat zij met innovatieve technieken werkt, niet automatisch betekent dat sprake is van innovativiteit. Eiseres heeft verder niet onderbouwd wat het aantal en de aard van de te realiseren arbeidsplaatsen zal zijn en op welke wijze zij de door haar gestelde aan te trekken professionals worden aangetrokken en getraind. Tot slot heeft de staatssecretaris erop kunnen wijzen dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit (voorgenomen) investeringen kunnen blijken.
20. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiseres onvoldoende stukken heeft overgelegd advies te vragen aan de minister van EZK. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden gesteld in artikel 3.20a, eerste lid, van het Vv en komt daarom niet in aanmerking voor de gevraagde verblijfsvergunning.
Belangenafweging en hardheidsclausule
21. Eiseres stelt dat de staatssecretaris de belangen van de Nederlandse staat ten onrechte zwaarder laat wegen dan haar persoonlijke belangen. Eiseres beroept zich voorts op de hardheidsclausule.
22. Eiseres heeft niet gemotiveerd op grond van welke belangen of bijzondere omstandigheden de staatssecretaris tot een ander besluit had moeten komen. Eiseres heeft haar beroep op de hardheidsclausule evenmin geconcretiseerd of onderbouwd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Artikel 8 van het EVRM [8] en het aanvullende besluit
23. Eiseres heeft zich in het aanvullende beroepschrift van 9 april 2024 op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris ten onrechte voorbij is gegaan aan het belang van bescherming van haar privéleven.
24. Eiseres is ter zitting in de gelegenheid gesteld om te reageren op het aanvullende besluit. Namens eiseres is het standpunt ingenomen dat het aanvullende besluit een herhaling betreft van de argumenten in het bestreden besluit van 9 februari 2024.
25. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zowel in het bestreden besluit als in het aanvullende besluit overwegingen heeft gewijd aan het door eiseres gestelde privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft haar stelling dat de staatssecretaris ten onrechte voorbij zou zijn gegaan aan het belang van bescherming van haar privéleven niet onderbouwd of concreet gemaakt. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om gevolgen te verbinden aan het feit dat de staatssecretaris een aanvullend besluit heeft genomen.
De hoorplicht
26. Eiseres stelt dat de staatssecretaris haar in bezwaar had moeten horen. Zij had tijdens een hoorzitting meer informatie kunnen geven, aanvullende stukken kunnen overleggen en haar aanvraag kunnen toelichten. Volgens eiseres is de hoorzitting daarvoor met name bedoeld.
27. Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris kan van het horen in bezwaar slechts afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. [9] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de gronden van bezwaar en de daarbij overgelegde stukken geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat een hoorzitting tot een ander standpunt zou kunnen leiden, nu eiseres daarin niet heeft onderbouwd dat zij aan de voorwaarden voor de aanvraag voldeed. Met de in bezwaar overgelegde stukken werd namelijk (nog steeds) niet voldaan aan de voorwaarden. Het horen van eiseres had dan ook niet tot een ander oordeel kunnen leiden nu het in deze aanvraagprocedure aan eiseres is om met stukken aannemelijk te maken dat haar onderneming aan de gestelde voorwaarden voldeed. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat de hoorzitting met name bedoeld is om nadere stukken te overleggen en daarop een toelichting te geven. Van eiseres mocht verwacht worden dat zij eventuele aanvullende stukken had overgelegd bij de gronden van het bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris daarom ervan kunnen afzien eiseres te horen.

Conclusie en gevolgen

28. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van aanvraag van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Economische Zaken en Klimaat
3.Vreemdelingenbesluit 2000
4.Voorschrift Vreemdelingen 2000
5.Vreemdelingencirculaire 2000
6.Zie onder andere de uitspraken van 23 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1326) en 21 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2047)
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Zie artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht