Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen
[naam] , eiser,
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), alsmede
Inleiding
Gronden beroep
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024, in de zaak AWB 24/3027, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een brief van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 27 februari 2024. In deze brief werd medegedeeld dat de opvang van eiser en zijn gezin in de Vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel per 5 maart 2024 zou worden beëindigd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, evenals tegen een mondelinge aanzegging van de staatssecretaris om de VBL-locatie te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de brief van het COA geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en ook niet gelijk te stellen is aan een beschikking. De rechtbank stelt vast dat eiser en zijn gezin geen recht meer hebben op opvang op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers, en dat de verantwoordelijkheid voor hun opvang ligt bij de Dienst Terugkeer en Vertrek.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de mondelinge mededeling van de staatssecretaris om de VBL te verlaten, wel als een met een beschikking gelijk te stellen feitelijke handeling kan worden beschouwd. Hiertegen moet eerst bezwaar worden gemaakt, wat betekent dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen. Het beroepschrift van eiser wordt doorgezonden naar de staatssecretaris ter verdere behandeling als bezwaarschrift. De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd verklaart en dat verweerder geen proceskosten aan eiser hoeft te vergoeden.