ECLI:NL:RBDHA:2024:8826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
Op 7 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 27 februari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 mei 2024, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren in het detentiecentrum Rotterdam, en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. G.A. Dorsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst en rechtmatig was bevonden tot 19 april 2024. De eiser stelde dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was. De staatssecretaris betwistte dit en gaf aan dat er wel degelijk navraag was gedaan bij de Franse en Spaanse autoriteiten, maar zonder resultaat. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelde en dat er zicht op uitzetting naar Algerije was, mits de eiser meewerkte aan zijn uitzetting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.