ECLI:NL:RBDHA:2024:8824
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 april 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, welke maatregel nog voortduurde. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 26 april 2024 rechtmatig was. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser stelde dat de staatssecretaris niet adequaat handelde en dat er geen zicht was op uitzetting. De staatssecretaris daarentegen stelde dat er voldoende voortvarend werd gehandeld en dat er zicht op uitzetting was.
Na beoordeling van de standpunten van beide partijen concludeerde de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkte. De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren dat Nigeria in het algemeen weigerde om de benodigde documenten voor uitzetting te verstrekken. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.