ECLI:NL:RBDHA:2024:8686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.15291 en NL24.17618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van asielverzoeken en terugkeerbesluiten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun asielaanvragen buiten behandeling zijn gesteld. De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2024 behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat eisers niet hebben gereageerd op verzoeken om informatie en niet hebben aangetoond dat zij nog in Nederland verblijven. De rechtbank oordeelt dat het procesbelang ontbreekt, aangezien eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en niet hebben laten weten dat zij hun beroep willen handhaven. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.15291 en NL24.17618

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer 1] , en
[eiser] ,
V-nummer: [V-nummer 2] , eiser,
gezamenlijk te noemen ‘eisers’
mede namens hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 2020, en
[minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 2023
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de besluiten van verweerder van 2 en 22 april 2024 (de bestreden besluiten), waarmee hun asielaanvragen buiten behandeling zijn gesteld.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2024 op zitting te Breda behandeld. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De gemachtigde van verweerder is wel verschenen.

Overwegingen

3. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag 3] 1995 en de Turkmeense nationaliteit te hebben. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag 4] 1994 en de Oezbeekse nationaliteit te hebben. Eisers hebben op 12 april 2022 (eiser) en op 2 september 2022 (eiseres) in Nederland een asielaanvraag ingediend.
De bestreden besluiten
4. De bestreden besluiten zijn gebaseerd op artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van die bepaling kan een asielaanvraag buiten behandeling worden gesteld als de vreemdeling heeft nagelaten de antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. Verweerder is tot deze besluiten gekomen op basis van informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waaruit blijkt dat eisers nooit gebruik hebben gemaakt van de COA-opvang. Zij hebben zich daarvoor niet gemeld. Ook zijn geen contactgegevens bekend van eisers. Zij zijn dus voor verweerder onbereikbaar en konden daarom niet worden uitgenodigd voor een gehoor over hun asielmotieven.
5. Verweerder heeft met de bestreden besluiten tegen eisers ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd zonder vertrektermijn, op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a van de Vw omdat volgens hem een risico bestaat dat de vreemdelingen zich aan het toezicht zullen onttrekken. Tenslotte heeft verweerder een inreisverbod opgelegd van twee jaar. De twee jaren starten zodra eisers Nederland verlaten. Het inreisverbod geldt niet voor de minderjarige kinderen.
Het standpunt van eisers
6. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten op 8 respectievelijk 22 april 2024 beroep ingesteld. Als gronden voeren zij aan dat het aan eisers niet kan worden tegengeworpen dat zij uit Nederland vertrokken zijn omdat zij eerder van verweerder een brief hebben ontvangen waarin staat dat zij niet langer bescherming genieten op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [1] Zij hebben hun asielprocedure in Duitsland afgewacht. Zij menen daarmee gevolg te hebben gegeven aan de opdracht van verweerder om het land te verlaten. De gemachtigde van eisers stelt dat eisers inmiddels weer in Nederland zijn en de asielprocedure daarom kan worden hersteld. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn onrechtmatig, gelet op de communicatie van verweerder zelf.
De ontvankelijkheid van de beroepen
7. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de beroepen ontvankelijk zijn. Volgens vaste rechtspraak [2] ontvalt het procesbelang als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft omdat er dan van wordt uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dat hij zijn beroep wil handhaven. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Dit beoordelingskader geldt ook voor de situatie waarbij naast het besluit tot buitenbehandelingstelling een inreisverbod is opgelegd [3] en ook voor de situatie dat daarnaast nog een terugkeerbesluit is opgelegd.
8. De beroepen tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn ingesteld op 8 en 22 april 2024. Op 17 respectievelijk 28 april 2024 zijn de beroepsgronden ingediend. Op 19 april 2024 zijn partijen in de zaak van eiseres uitgenodigd voor de zitting op 16 mei 2024. Op 20 april 2024 heeft de gemachtigde van eisers zich afgemeld voor de zitting en gemeld dat eiseres evenmin zal verschijnen. Op 30 april 2024 zijn partijen in de zaak van eiser uitgenodigd voor dezelfde zitting op 16 mei 2024.
9. Om een goede beoordeling te kunnen maken van het procesbelang heeft de rechtbank via een bericht in de digitale dossiers van beide zaken op 13 mei 2024 aan partijen vragen gesteld. Aan de gemachtigde van eisers heeft de rechtbank gevraagd op welke datum eisers Nederland hebben verlaten en wat daarvoor de directe aanleiding was. Ook heeft zij gevraagd of de gemachtigde kan bevestigen dat eisers weer in Nederland zijn, sinds welke datum zij zijn teruggekeerd, of hij weet waar zij verblijven, en wanneer hij voor het laatst contact met hen heeft gehad over de beroepsprocedures. Aan verweerder heeft de rechtbank gevraagd aan te geven of hij inmiddels weet waar eisers verblijven en of zij zich hebben gemeld voor opvang door het COA.
10. Verweerder heeft op 14 mei 2024 laten weten dat de verblijfsgegevens van eisers nog steeds onbekend zijn. Zij staan wel bij het COA ingeschreven per 5 maart 2024 in verband met de ziektekostenverzekering. De gemachtigde van eisers heeft niet op de vragen van de rechtbank gereageerd. Eisers en hun gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht van 20 april 2024 in de zaak van eiseres, niet ter zitting verschenen.
11. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat niet vast staat dat de gemachtigde nog contact onderhoudt met eisers over de te nemen stappen in de procedure en dat niet is gebleken dat eisers zich in Nederland bevinden. Hieruit volgt dat niet wordt aangenomen dat eisers nog belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep tegen het besluit tot buitenbehandelingstelling van de asielaanvragen, de aan hen opgelegde inreisverboden en de terugkeerbesluiten.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaken niet inhoudelijk. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:584.