ECLI:NL:RBDHA:2024:8684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en overdrachtsbesluit naar Litouwen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 23 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, maar de gemachtigde van de staatssecretaris wel. Na de zitting is het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en het overdrachtsbesluit naar Litouwen in stand blijft. De rechtbank baseert haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft op 13 februari 2024 een verzoek om terugname naar Litouwen gedaan, dat op 20 februari 2024 is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Litouwen geen eerlijke asielprocedure heeft doorlopen en dat zijn vingerafdrukken onder dwang zijn afgenomen. Hij heeft ook foto’s overgelegd ter onderbouwing van zijn situatie in Litouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die heeft geoordeeld dat er geen reëel risico is voor Dublinterugkeerders in Litouwen. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van deze beoordeling en concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht naar Litouwen onevenredige hardheid zou betekenen.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17742

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen daarvoor verantwoordelijk is. Het bestreden besluit geldt ook als overdrachtsbesluit.
2. De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld, in Breda. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser en het overdrachtsbesluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit tot niet in behandeling nemen van zijn aanvraag en het overdrachtsbesluit in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Litouwen op 13 februari 2024 een verzoek om terugname gedaan. Litouwen heeft dit verzoek op 20 februari 2024 aanvaard.
Mag de staatssecretaris ten opzichte van Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, [3] het Vluchtelingenverdrag [4] en het EU Handvest [5] zullen behandelen. Eiser moet feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [6]
7. Eiser voert aan dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten opzichte van Litouwen. Eiser heeft in Litouwen geen eerlijke asielprocedure doorlopen. Het was vanaf het begin al duidelijk dat hij geen bescherming zou krijgen. Zijn redenen voor asiel zijn niet bij de beoordeling van zijn aanvraag betrokken. Daarnaast zijn eisers vingerafdrukken onder dwang afgenomen, heeft hij geen advocaat gehad en was er geen tolk beschikbaar. Verder heeft eiser in Litouwen in een mensonterende situatie moeten verblijven. Om dit te onderbouwen heeft eiser foto’s overgelegd. De staatssecretaris heeft geen rekening gehouden met de ervaringen van eiser. Daarnaast heeft eiser een jaar en drie maanden in detentie gezeten. Eiser kan niet aantonen dat deze detentie onrechtmatig was. De staatssecretaris moet nader onderzoek doen naar de duur van de detentie en de rechtmatigheid hiervan. Ook moet de staatssecretaris nader onderzoek doen naar de situatie waarin eiser terecht zal komen als hij wordt overgedragen aan de Litouwse autoriteiten en naar de wijze waarop vluchtelingen in Litouwen worden behandeld. Klagen over de situatie in Litouwen is in de praktijk niet mogelijk. Tot slot wordt eiser door het besluit onevenredig hard getroffen.
8. De hoogste bestuursrechter van Nederland in dit soort zaken [7] heeft in haar uitspraak van 1 mei 2024 [8] geoordeeld dat ten opzichte van Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. In deze uitspraak is recente landeninformatie over Litouwen betrokken en wordt ingegaan op pushbacks, toegang tot de asielprocedure van vreemdelingen die terugkeren onder de Dublinverordening, detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en mogelijkheden voor toegang tot een daadwerkelijk rechtsmiddel. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat Dublinterugkeerders in Litouwen geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks, omdat zij niet in het grensgebied aankomen en ook buiten het grensgebied kunnen blijven. Daarnaast is overwogen dat uit recente stukken niet blijkt dat Dublinterugkeerders structureel worden gedetineerd. Verder blijkt uit recente stukken dat de opvang- en detentieomstandigheden in Litouwen zijn verbeterd en niet in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. De druk op de opvang- en detentiecentra in Litouwen is sterk afgenomen, er zijn maatregelen genomen om het opvangsysteem te verbeteren en het opvangsysteem is ook verbeterd. Daarnaast zijn er in Litouwen procedures aanwezig om een klacht in te dienen of beroep in te stellen over de opvang- en detentieomstandigheden of een afwijzend asielbesluit. Tot slot is er in Litouwen toegang tot rechtsbijstand. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van die beoordeling. De rechtbank volgt dan ook niet de stelling van eiser dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de situatie waarin eiser terecht zal komen als hij wordt overgedragen aan de Litouwse autoriteiten en naar de wijze waarop vluchtelingen in Litouwen worden behandeld. De rechtbank voegt daaraan toe dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest X [9] heeft geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met de situatie waarin de betrokkene zich bij of na de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat zou kunnen bevinden, en niet die waarin hij zich bevond toen hij die lidstaat in eerste instantie betrad. Dat betekent dat de door eiser gestelde ervaringen in Litouwen betreurenswaardig zijn voor zover zij voldoende aannemelijk zijn gemaakt, maar dat het bij de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel bepalend is of de Dublinterugkeerder een reëel risico loopt op ernstige schade bij of na de overdracht.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening is het voor de staatssecretaris mogelijk om een asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen als er bijzondere, individuele omstandigheden zijn waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. De omstandigheid dat eiser voor zijn inreis in Nederland veel heeft moeten doorstaan is hiervoor al beoordeeld in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van onevenredige hardheid. [10] Eiser heeft verder geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat overdracht aan Litouwen van onevenredige hardheid getuigt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag en het overdrachtsbesluit in stand blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 in de zaak Jawo, ECLI:EU:C:2019:218.
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:1806.
9.Van 29 februari 2024 in punt 64, met het kenmerk: ECLI:EU:C:2024:195.
10.Zie de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164 en van 19 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1653.