ECLI:NL:RBDHA:2024:8629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL22.5913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familie- of gezinsleven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar zus, de referente, in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.D. Albarda, had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een aangetoonde familierechtelijke relatie en de veronderstelling dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente bestond.

De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 behandeld. Eiseres voerde aan dat de staatssecretaris de familierechtelijke relatie en de afhankelijkheid onvoldoende had onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het aanvullend besluit van 16 maart 2023 voldoende was gemotiveerd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan eiseres voor immateriële schade door overschrijding van de redelijke termijn en tot betaling van € 2.187,50 aan proceskosten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen, en dat de medische situatie van eiseres en de omstandigheden in Nigeria voldoende zijn meegewogen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie en de belangen van betrokken partijen in het kader van het EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de namens haar ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij haar zus [naam zus] (referente).
1.1.
Bij besluit van 23 juli 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag voor een mvv afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 maart 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Op 16 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvullend besluit genomen, waarmee het bezwaar ongegrond is gebleven. Eiseres heeft haar gronden van beroep daarop aangevuld. Op 31 mei 2023 heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend. Daarna heeft eiseres haar beroepsgronden nog van een nadere aanvulling voorzien.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is gegrond
.De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toelichting bij de aanvraag
3. Referente is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. In de brief van 8 juli 2021 heeft referente de reden van de aanvraag toegelicht. Zij vertelt dat ze een speciale band heeft met eiseres. Eiseres woonde tot het vertrek van referente uit Nigeria bij haar in huis. Referente zorgde voor eiseres en bood haar financiële ondersteuning. Hierbij fungeerde referente als een tweede moeder voor eiseres. Om die reden hebben de kinderen van referente een diepe band met eiseres. De afgelopen jaren hebben referente en eiseres, vrijwel dagelijks, contact onderhouden via de telefoon. Ook probeert referente financiële ondersteuning te bieden aan eiseres. Referente maakt zich zorgen om eiseres. Eiseres heeft geen vaste verblijfplaats en het is voor haar onmogelijk om bij haar ouders te wonen. Hiervoor is de ruzie tussen eiseres en haar moeder te groot. Referente heeft nu pas de aanvraag voor eiseres gedaan, omdat zij eerder geen eigen huis had.
Het bestreden besluit
4. Aan het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het volgende ten grondslag gelegd. Volgens de staatssecretaris is de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aangetoond. De staatssecretaris overweegt verder dat, wanneer de familierechtelijke relatie wel aangenomen zou worden, de aanvraag ook niet ingewilligd zou worden. De staatssecretaris komt tot deze conclusie omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Om die reden wordt ook geen belangenafweging verricht ter beoordeling van de vraag of familie- of gezinsleven voor bescherming in Nederland in aanmerking komt, aldus de staatssecretaris in het besluit van 8 maart 2022.
4.1.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juli 2022 [1] heeft de staatssecretaris besloten om het besluit van 8 maart 2022 aanvullend te motiveren. In dit aanvullende besluit heeft de staatssecretaris alsnog een belangenafweging gemaakt ter beoordeling van de vraag of aan eiseres op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf in Nederland zou moeten worden verleend. Hiervoor is referente gehoord. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de belangen van de Nederlandse staat om verblijf niet toe te staan zwaarder wegen dan de belangen van eiseres en referente om familieleven in Nederland uit te oefenen, zodat de weigering om aan eiseres een verblijfsvergunning te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [2]
Het aanvullend besluit 16 maart 2023
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het aanvullend besluit van 16 maart 2023 geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven heeft geroepen, in die zin dat dit geen verandering in de rechtspositie van eiseres heeft gebracht. De staatssecretaris heeft immers volhard in de afwijzing van de asielaanvraag onder aanvulling van de motivering. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit aanvullend besluit niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar moet worden beschouwd als aanvullende motivering van het bestreden besluit.
5.1.
De rechtbank stelt verder vast dat nu ook de staatssecretaris het noodzakelijk achtte het bestreden besluit van een aanvullende motivering te voorzien, daarin ligt besloten dat de motivering in het bestreden besluit ontoereikend was reeds gelet op de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 (zie onder 4.1). Gelet hierop kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
5.2.
Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waarbij de aanvullende motivering wordt meegenomen, in stand kunnen blijven. Bij de beoordeling of de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand moeten worden gelaten dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die zich op het moment van uitspraak voordoen en van het dan geldende recht
De familierechtelijke relatie tussen referente en eiseres
6. De staatssecretaris heeft de familierechtelijke relatie tussen referente en eiseres niet aangetoond geacht. De staatssecretaris heeft echter ook beoordeeld of, uitgaande van het bestaan van een familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente, sprake is van familieleven tussen hen als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. In dit verband heeft de staatssecretaris beoordeeld of tussen eiseres en referente sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om de beroepsgronden gericht tegen het niet aannemen van een familierechtelijke relatie te beoordelen.
De zorgvuldigheid van de bestreden besluitvorming
7. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. In dit verband voert eiseres aan dat verschillende punten, waar het gaat om de beoordeling van de vraag of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, niet aan haar zijn tegengeworpen in het primaire besluit, maar in het besluit op bezwaar wel. Dit heeft, volgens eiseres, betrekking op het samenwonen met referente, het telefonisch contact tussen eiseres en referente en de eventuele zorg die andere familieleden in Nigeria kunnen dragen voor eiseres. Vervolgens zijn deze punten niet aan de orde gekomen tijdens de hoorzitting. In het verweerschrift komen deze factoren wel naar voren.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat de door de staatssecretaris gehanteerde werkwijze op zichzelf geen blijk geeft van onzorgvuldige besluitvorming. Uit het bestreden besluit blijkt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie onder andere heeft betrokken het (gestelde) samenwonen van eiseres en referente, het (gestelde) telefonisch contact tussen eiseres en referente en de eventuele zorg die de overige familieleden in Nigeria aan eiseres kunnen verlenen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het standpunt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie nader mag onderbouwen in de beslissing op bezwaar. Dat heeft de staatssecretaris dan ook gedaan. Eiseres heeft, door middel van de beroepsgronden, kunnen reageren op de beslissing op bezwaar. Om die reden hoefde de staatssecretaris tijdens de hoorzitting, die werd georganiseerd naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 [3] , hier geen vragen meer over te stellen. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook logisch dat de staatssecretaris in het verweerschrift terugkomt op de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, aangezien het verweerschrift een reactie is op de door eiseres aangevoerde beroepsgronden.
De meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referente en eiseres
8. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat, hoewel niet wordt betwist dat eiseres en referente een goede, speciale band hebben, niet aannemelijk is gemaakt dat deze banden aanleiding zijn om te concluderen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Volgens de staatssecretaris is de vraag of er sprake is van een exclusieve relatie tussen eiseres en referente meegewogen in de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie. Dit is niet doorslaggevend, maar wel zwaarwegend. Volgens de staatssecretaris blijkt uit het door referente aangevoerde onvoldoende dat eiseres dusdanig afhankelijk is van referente dat zij zonder haar aanwezigheid niet zelfstandig kan functioneren. Hiertoe overweegt de staatssecretaris dat referente al sinds 2013 in Nederland verblijft en dat eiseres zich gedurende die periode zelf heeft kunnen redden. Ook hebben eiseres en referente nog ouders en negen andere (meerderjarige) broers en zussen in Nigeria die eventueel voor eiseres zouden kunnen zorgen. De staatssecretaris volgt niet de (enkele) verklaringen van referente dat de andere broers en zussen niet voor eiseres zouden kunnen zorgen. Ook heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat zij en referente hebben samengewoond. Tevens mag er van eiseres nu enige zelfstandigheid worden verwacht omdat zij meerderjarig is. Verder heeft referente uitsluitend vier geldoverschrijvingen overgelegd, wat onvoldoende is om de financiële afhankelijkheid van eiseres te onderbouwen, aldus de staatssecretaris. Bovendien kan financiële ondersteuning door referente aan eiseres vanuit Nederland worden voortgezet op de manier waarop dat tot nu toe is gebeurd. Met betrekking tot de medische problemen van eiseres overweegt de staatssecretaris dat deze niet voldoende zijn onderbouwd. Volgens de staatssecretaris zijn het telefonisch contact tussen eiseres en referente, en de gestelde slechte leefomstandigheden waarin eiseres zich momenteel bevindt, niet met nadere stukken onderbouwd, zodat dit niet kan bijdragen aan de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
8.1.
Eiseres is het daarmee niet eens. Zij voert aan dat zij meer dan gebruikelijk afhankelijk is van referente. Volgens eiseres kan er, voor het aannemen van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, niet worden geëist dat er sprake is van een exclusieve afhankelijkheid, zoals de staatssecretaris hier wel heeft gedaan volgens eiseres. Hierbij verwijst eiseres naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 6 mei 2020, waarin de rechtbank oordeelt dat exclusieve afhankelijkheid niet is vereist voor een geslaagd beroep op artikel 8 van het EVRM. [4] Verder betoogt eiseres dat de staatssecretaris de persoonlijke banden en emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referente, zoals die volgen uit de brief van 8 juli 2021, onvoldoende heeft onderzocht en dat dit onvoldoende bij de beoordeling van de belangenafweging is betrokken. Hiertoe voert eiseres het volgende aan. Er is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiseres en referente altijd hebben samengewoond, dat eiseres bij referente in huis woonde en dat referente fungeerde als een tweede moeder voor eiseres. De staatssecretaris heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe zij dit contact, het samenwonen met eiseres en de hulp die zij van referente krijgt kan aantonen, anders dan met eigen verklaringen. Referente heeft geen telefoonabonnement en belt prepaid, waardoor er geen belgegevens kunnen worden aangeleverd. Eiseres voert verder aan dat haar medische problematiek niet voldoende gemotiveerd bij de beoordeling is betrokken. Niet valt in te zien hoe eiseres dit anders had moeten aantonen dan door middel van haar eigen verklaringen. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om eiseres te horen wanneer er onduidelijkheden bleven bestaan over haar medische situatie. Ook wordt de financiële afhankelijkheid van eiseres ten opzichte van referente door de staatssecretaris miskend. Referente heeft gewerkt om eiseres te kunnen verzorgen en te kunnen onderhouden in Nigeria. In Nederland is de financiële ondersteuning voortgezet. Om deze reden zou hier meer rekening mee moeten worden gehouden. In dit verband haalt eiseres jurisprudentie van het Hof van Justitie aan. Volgens deze jurisprudentie had, aldus eiseres, de financiële afhankelijkheid betrokken moeten worden bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
8.2.
Uit vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, waarbij sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Het EHRM heeft in verschillende arresten factoren benoemd die relevant kunnen zijn bij de vraag of sprake is van deze meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Van belang is of de familieleden hebben samengewoond, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden, de banden met het land van herkomst, of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin en of ook andere familieleden of derden de door de door het afhankelijke familielid benodigde zorg kunnen geven. [5]
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De door eiseres overgelegde geldoverschrijvingen geven geen blijk van een financiële afhankelijkheid van referente. Ook stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat de financiële ondersteuning van eiseres ook door referente vanuit Nederland kan worden voortgezet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat het samenwonen van eiseres en referente ook niet nader is onderbouwd. Bovendien heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiseres en referente verwacht mag worden dat zij in staat zijn om de belgegevens over te leggen. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referente. Ook heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat de overige familieleden in Nigeria niet in staat zijn om voor eiseres te zorgen.
De belangenafweging
9. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van eiseres en referente om familieleven in Nederland uit te oefenen. De staatssecretaris stelt dat niet is gebleken van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de kinderen van referente. Volgens de staatssecretaris weegt het economisch belang niet geheel in het voordeel van eiseres mee, omdat referente onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet langer een beroep zal doen op de algemene voorzieningen. Ook heeft eiseres niet eerder verblijf gehad in Nederland. Eiseres heeft niet aangetoond dat ze voldoende kennis heeft van de Nederlandse taal en samenleving. Ook is, volgens de staatssecretaris, niet gebleken dat er omstandigheden zijn waardoor het onmogelijk zal zijn voor referente en haar gezin om terug te gaan naar Nigeria en om daar familieleven met eiseres uit te oefenen. Er is om die reden geen sprake van een overwegende belemmering ten aanzien van Nigeria. Ook is de medische situatie van eiseres op de juiste wijze betrokken bij de beoordeling, aldus de staatssecretaris. Eiseres heeft toegang tot de zorg in Nigeria en eiseres heeft haar persoonlijke belemmeringen niet aangetoond.
9.1.
Eiseres betoogt dat de staatssecretaris de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel heeft laten uitvallen, omdat de staatssecretaris geen belangenafweging heeft gemaakt waarbij een ‘fair balance’ (redelijk evenwicht) is gevonden tussen het belang van eiseres en referente en het belang van de Nederlandse staat. De staatssecretaris stelt zich ten oprechte op het standpunt dat er een eerlijke balans is gevonden tussen de belangen van referente en eiseres en het economisch belang van Nederland, omdat eiseres een baan heeft waardoor het economisch belang niet in haar nadeel kan meewegen en referente heeft aangegeven dat eiseres bij haar kan wonen als zij naar Nederland mag komen. Dit is door de staatssecretaris niet, of geheel onvoldoende meegewogen bij de afweging. De staatssecretaris heeft ook niet aannemelijk gemaakt wat de kosten zijn van onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Verder zal het voorkomen dat een vreemdeling bij aankomst in Nederland volledig in staat is om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Dit betekent dat er dan al snel een doorslaggevend gewicht toekomt aan het economisch belang van de Nederlandse staat. Eiseres betoogt verder dat de ernst van haar medische problemen ten onrechte niet wordt erkend door de staatssecretaris. De stukken die eiseres ter onderbouwing van haar medische situatie heeft overgelegd zijn onvoldoende meegenomen door de staatssecretaris, net als de verklaringen van referente over de medische situatie op de hoorzitting. De staatssecretaris heeft ook niet deugdelijk gemotiveerd waarom dit niet is gebeurd. Ook heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd dat eiseres, na aankomst in Nederland, een beroep zal doen op de gezondheidszorg. Mocht dit al gebeuren, dan komt dit niet voor rekening van de Nederlandse staat, aangezien eiseres zal beschikken over een zorgverzekering waarvoor zij premie zal betalen. De staatssecretaris had verder de zeer slechte positie van alleenstaande vrouwen in Nigeria in het voordeel van eiseres moeten meewegen. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht over Nigeria van januari 2023 (AA 2023). De staatssecretaris heeft bovendien ten onrechte geen objectieve belemmering aangenomen om het familieleven in Nigeria uit te oefenen heeft aangenomen. De staatssecretaris heeft onvoldoende rekening gehouden met het belang van de kinderen van referente, als bedoeld in artikel 24 van het EU Handvest. Terugkeer naar Nigeria gaat tegen dat belang in. De kinderen hebben geen band met Nigeria, zijn geheel opgenomen in de Nederlandse samenleving, verblijven al vrijwel hun hele leven in Nederland en gaan hier naar school. De stelling dat de kinderen zich zouden kunnen aanpassen in Nigeria niet nader is onderbouwd of gemotiveerd. Verder voert eiseres aan dat uit jurisprudentie van het EHRM [6] en van de Afdeling [7] volgt dat er beoordeeld moet worden of het uitoefenen van het gezinsleven in Nigeria een “Certain degree of hardship” oplevert. Dit heeft de staatssecretaris niet meegenomen in het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd wat voor rol het langdurige tijdsverloop van de overwegende belemmering speelt in de procedure. Eiseres betoogt ook nog dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dat in het voordeel van eiseres meegewogen moeten worden in de belangenafweging.
9.2
Om te kunnen beslissen of het niet verlenen van een mvv in strijd is met artikel 8 van het EVRM, moet de staatssecretaris een belangenafweging verrichten, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken en tot een fair balance van die belangen moet komen. [8] De staatssecretaris moet, als de belangenafweging in het nadeel van de vreemdeling uitvalt, deugdelijk motiveren waarom de hechte persoonlijke banden en andere feiten en omstandigheden niet maken dat de afwijzing van een aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
9.3.
De rechtbank toetst vol of alle relevante feiten en omstandigheden zijn meegewogen. De rechtbank toetst terughoudend of de staatssecretaris tot een fair balance heeft kunnen komen.
9.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Met betrekking tot het economisch belang oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris dit niet ten onrechte niet zwaar in het voordeel van eiseres heeft meegewogen. Hoewel referente momenteel aan het werk is, heeft de staatssecretaris hierbij niet ten onrechte betrokken dat uit de door eiseres overlegde loonstroken en het arbeidscontract niet blijkt dat de inkomsten uit deze arbeid dusdanig zijn dat het standpunt van de staatssecretaris zou moeten wijzigen. Ook stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat de medische situatie van eiseres op de juiste wijze is betrokken bij de belangenafweging. Uit de door eiseres overgelegde medische stukken is niet gebleken dat de stress die eiseres ervaart gerelateerd is aan het gemis van referente in de nabije omgeving van eiseres. Ook blijkt uit de overgelegde verklaring van een arts uit Nigeria dat eiseres toegang heeft tot zorg in Nigeria. Hieruit blijkt niet dat eiseres, zoals zij zelf aanvoert, niet geholpen zou kunnen worden in Nigeria. Om die reden heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiseres niet dusdanig ernstig is dat zij hulp van de Nederlandse autoriteiten dient te krijgen. De staatssecretaris stelt ook niet ten onrechte dat hij eiseres niet als alleenstaande vrouw in Nigeria beschouwt, omdat zij daar nog negen andere broers en zussen heeft, en ook haar ouders, en zij niet heeft onderbouwd dat geen van alleen voor haar kunnen of willen zorgen. De staatssecretaris stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat van een objectieve belemmering om het familieleven in Nigeria uit te oefenen niet is gebleken. In dit verband heeft de staatssecretaris niet ten onrechte betrokken dat referente afkomstig is uit Nigeria, de taal spreekt en de cultuur kent. Bovendien wonen er nog familieleden van eiseres in Nigeria. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het uitoefenen van het familieleven in Nigeria een “Certain degree of hardship” oplevert. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de staatssecretaris zich weinig kenbaar wetenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen van referente, heeft hij wel oog gehad voor deze belangen en heeft hij deze meegenomen in de belangenafweging, zoals blijkt uit het bestreden besluit. De rechtbank heeft onder 8.3 geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris dit in het nadeel van eiseres in de belangenafweging heeft mogen betrekken.
Overschrijding van de redelijke termijn
10. Ten aanzien van het verzoek van eiseres om schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, vanwege overschrijding van de redelijke termijn, overweegt de rechtbank het volgende.
Eiseres betoogt dat er in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. In dit verband betoogt eiseres dat zij recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Volgens eiseres is de beroepsfase gestart op
5 april 2022, en de bezwaarfase op 19 augustus 2021. De bezwaar- en beroepsfase mag volgens eiseres maximaal anderhalf jaar duren. Er is inmiddels twee jaar en zes maanden verstreken, waardoor de redelijke termijn is overschreden.
10.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2562, onder 7.2) volgt dat de vraag of de zaak binnen een redelijke termijn is behandeld moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als uitgangspunt geldt dat in zaken die uit twee rechterlijke instanties bestaan een totale lengte van de procedure van vier jaar redelijk is. Hiervan geldt een half jaar voor de bezwaarfase, anderhalf jaar voor de beroepsfase en twee jaar voor het hoger beroep. De redelijke termijn vangt aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat in beginsel een vergoeding gepast is van € 500,- per half jaar, of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
10.2.
Eiseres heeft op 19 augustus 2021 een bezwaarschrift ingediend. De staatssecretaris heeft op 8 maart 2022 op het bezwaar van eiseres beslist en dit bezwaar ongegrond verklaard. Op 5 april 2022 heeft eiseres beroep ingediend. De uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 (zie onder 4.1) is voor de staatssecretaris aanleiding geweest om het bestreden besluit van een aanvullende motivering te voorzien. De staatssecretaris heeft dat op 16 maart 2023 gedaan (zie onder 5).
10.3.
De beroepsgrond slaagt. Het feit dat de staatssecretaris in de tussentijd om uitstel van behandeling van het beroep heeft gevraagd, zodat het bestreden besluit van een aanvullende motivering kon worden voorzien, doet niet af aan de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden. Hiermee is de termijn voor de bezwaar- en beroepsfase geëindigd op 19 augustus 2023. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen. De overschrijding van tien maanden, afgerond naar boven een overschrijding van twaalf maanden, dient in dit geval volledig aan de staatssecretaris te worden toegerekend, omdat de overschrijding door hem is veroorzaakt en in de omstandigheden van het geval geen reden is gelegen voor een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Gelet op rechtsoverwegingen 8.3 en 9.4 is het besluit verder voldoende gemotiveerd. Het motiveringsgebrek is door middel van de aanvullende motivering van 16 maart 2023 voldoende hersteld.
11.1.
De rechtbank veroordeelt verder de staatssecretaris tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan eiseres als vergoeding voor de door haar geleden immateriële schade.
11.2.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). In verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding bestaat in dit geval aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding van € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 875,-, en een wegingsfactor 0,5). Voor een afzonderlijk punt voor de behandeling van het verzoek om schadevergoeding ter zitting bestaat in dit geval geen aanleiding. De totale proceskostenvergoeding komt daarmee op
€ 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.000,- aan schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot betaling van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
2.De rechtbank is bekend met de wijziging in de rechtspraak van de Afdeling op dit punt (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188), maar beoordeelt het bestreden besluit zoals het in onderhavige procedure voorligt.
3.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
4.Rb Den Haag, zittingsplaats Middelburg 6 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4123.
5.Arrest van het EHRM van 23 januari 2022, Slivenko tegen Letland, ECLI:CE:ECHR:2003:1009JUD004832199.
6.Arrest van het EHRM in de zaak Jeunesse tegen Nederland van 3 oktober 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1003JUD0012738.
7.ABRvS 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964
8.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.