In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1960, heeft een aanvraag ingediend om bij haar zoon, geboren in 2003, in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen sprake zou zijn van een beschermingswaardig familieleven en dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiseres.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat er een 'fair balance' is tussen het belang van eiseres om gezinsleven te kunnen uitoefenen en de belangen van de Nederlandse staat. De rechtbank wijst erop dat de afhankelijkheid van de referent van eiseres niet in de belangenafweging is meegenomen, en dat de scheiding tussen hen niet vrijwillig is geweest, maar gedwongen door de vluchtsituatie van de referent.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangenafweging opnieuw moet worden uitgevoerd met inachtneming van de uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres slagen en dat het beroep gegrond is.