In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, dat hem een last onder dwangsom had opgelegd vanwege de realisatie van een paardenbak op zijn perceel. De rechtbank behandelt de vraag of de paardenbak als bouwwerk kan worden aangemerkt en of de opgelegde last rechtmatig is.
De rechtbank stelt vast dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, maar dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft op overtredingen die voor deze datum hebben plaatsgevonden. Eiser betoogt dat de paardenbak geen bouwwerk is, omdat het constructieve element ontbreekt. De rechtbank overweegt dat de definitie van een bouwwerk in de Wabo niet expliciet is omschreven, maar dat aansluiting kan worden gezocht bij de modelbouwverordening. De rechtbank concludeert dat de paardenbak, bestaande uit een laag zand en een kantplank, niet voldoet aan de criteria voor een bouwwerk.
De rechtbank oordeelt dat de last onder dwangsom onvoldoende duidelijk is en dat het beroep van eiser gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke criteria bij de beoordeling van bouwwerken en de toepassing van de Omgevingswet.