In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 juli 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser is op 20 februari 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft meerdere aanvragen voor uitstel van vertrek ingediend, maar deze zijn steeds afgewezen. De rechtbank heeft het beroep buiten zitting afgedaan, waarbij eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat voorlopig is toegewezen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van eiser, omdat deze niet heeft gereageerd op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat het advies correct is verzonden en dat eiser geen feiten heeft aangedragen die de ontvangst van het advies betwijfelen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek terecht is, omdat eiser geen nieuwe feiten heeft aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.