ECLI:NL:RBDHA:2024:8336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was op 10 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij verweerder een voortgangsrapportage heeft overgelegd. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 27 mei 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is beperkt tot de periode na 24 april 2024. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat de Algerijnse autoriteiten onvoldoende meewerken. De rechtbank concludeert echter dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Algerije is, vooral omdat verweerder beschikt over een kopie van het paspoort van eiser. Eiser heeft aangegeven terug te willen keren naar Algerije, maar toont geen bereidheid om actief mee te werken aan zijn terugkeer.

De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen reden is om te oordelen dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21339

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 27 mei 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 april 2024 in de zaak NL24.16787 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6679) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 24 april 2024.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is omdat de Algerijnse autoriteiten maar in beperkte mate meewerken met verwijdering. Bovendien werkt verweerder volgens eiser onvoldoende voortvarend aan zijn verwijdering; er zijn maar weinig stappen gezet om zijn gedwongen vertrek te realiseren.
5. Zoals in de uitspraak op het beroep tegen de eerste maatregel blijkt, kan er wel zicht op uitzetting naar Algerije worden aangenomen, zeker als verweerder beschikt over een kopie van een paspoort, zoals in het geval van eiser. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder op 7 mei 2024 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten naar aanleiding van het overgelegde kopie van het paspoort van eiser op 18 april 2024. Op 8 mei 2024 heeft de Dienst Terugkeer & Vertrek met eiser een vertrekgesprek gevoerd.
6. In het vertrekgesprek van 8 mei 2024 verklaart eiser dat hij wil terugkeren naar Algerije, maar uit dat gesprek blijkt niet dat hij zelf enige moeite wil doen om zijn terugkeer mogelijk te maken. Hij wil niet meewerken aan een presentatie aan de Algerijnse ambassade, geen vrijwilligersbrief schrijven en hij wenst zich niet in te schijven bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).
7. In deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [1]
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - aansluiting daarop – in ABRS 23 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.