ECLI:NL:RBDHA:2024:8301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten, waarna het onderzoek is gesloten zonder behandeling op zitting. Eiser stelt dat de beslistermijn is aangevangen op 17 juni 2022, terwijl verweerder aanvoert dat deze is begonnen op 4 december 2022, de datum waarop eiser het M35-H-formulier heeft ondertekend. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn voor asielaanvragen begint met de ondertekening van het M35-H-formulier, en niet met de afgifte van een afsprakenkaart. Eiser heeft het formulier op 4 december 2022 ondertekend, waardoor verweerder uiterlijk op 4 juni 2023 had moeten beslissen. Echter, door de inwerkingtreding van WBV 2022/22 op 27 september 2022, zijn de beslistermijnen met negen maanden verlengd. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser onder deze verlenging valt, wat betekent dat verweerder uiterlijk op 4 maart 2024 had moeten beslissen. De ingebrekestelling van eiser op 10 oktober 2023 was te vroeg, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.