In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. De aanvraag is bij besluit van 2 mei 2024 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser dient zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van Roemenië. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser sinds 17 september 2020 internationale bescherming geniet in Roemenië. De asielaanvraag is niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Roemenië bescherming heeft en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU zal komen te verkeren. Eiser betoogt dat hij niet kan terugkeren naar Roemenië vanwege eerdere onmenselijke behandeling en gebrek aan ondersteuning.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op schending van zijn fundamentele rechten in Roemenië. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om zijn rechten in Roemenië te effectueren. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.