ECLI:NL:RBDHA:2024:8071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw
Op 14 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het vorige onderzoek op 29 maart 2024. Eiser betoogde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Gambia bestaat en dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend handelt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend is geweest, met meerdere rappelacties en geplande vertrekgesprekken. De rechtbank concludeert dat het enkele tijdsverloop sinds de aanvraag van de laissez-passer niet van zwaarwegende betekenis is.
De rechtbank overweegt dat er zicht op uitzetting naar Gambia is en dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd. Eiser heeft eerder medewerking geweigerd en zijn medische omstandigheden zijn meegewogen bij de beslissing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.